college het mag, ik heb gevraagd of het inderdaad
voorkomt, dat
De VOORZITTER: Ja, het komt inderdaad voor.
De heer JONKER: Dat is dus eigenlijk niets anders
dan wat er nu gebeurt op voorstel van de commissie
voor de beroepschriften. Want ook de commissie
voor de beroepschriften tast die normen verder niet
aan. Zij komt op andere dan de esthetische gronden
tot haar voorstel.
De VOORZITTER: Dat is juist het wezenlijke verschil.
Wanneer het college van burgemeester en wethouders
met de welstandscommissie van mening verschilt ten
aanzien van de esthetica, wordt het advies van de wel
standscommissie niet opgevolgd. Het college van bur
gemeester en wethouders staat dan op het standpunt
dat wel aan de redelijke eisen van welstand wordt vol
daan. Dan tast het college het oordeel van de wel
standscommissie ten aanzien van de welstand aan.
De heer JONKER: Ik begrijp het niet. Ik dacht even
dat u bezig was hetzelfde te stellen als ik stelde, maar
ik krijg nu de indruk dat het college wel de eisen van
welstand aantast.
De VOORZITTER: Wanneer wij als college hadden
gevonden dat de aangevraagde vergunning voor de
dakkapel moest worden verleend, hadden wij gezegd:
Wij zijn het niet eens met het advies van de welstands
commissie ten aanzien van de welstand.
De heer JONKER: O, in dit specifieke geval.
De VOORZITTER: Ook in andere gevallen. Dan zeg
gen wij dat wij vinden dat de redelijke welstand wel
aanwezig is. Dat gebeurt in sommige gevallen. Wan
neer de schoonheidscommissie zegt dat iets niet aan
redelijke eisen van welstand voldoet, kan het college
in meerderheid of in totaliteit menen, dat het wel aan
die eisen voldoet. Dan volgen wij het advies van de
schoonheidscommissie niet op.
Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES
vindt het geweldig dat de voorzitter deze discussie op
zo coulante wijze leidt.
Spreekster zou graag vernemen of het ook wel eens
voorkomt, dat het college van burgemeester en wet
houders van een advies van de welstandscommissie af
wijkt om andere dan welstandelijke redenen.
De VOORZITTER zegt dat dat niet kan en dus ook
niet voorkomt.
Dit betreft precies het punt waarom het draait. In het
door de commissie voor de beroepschriften voorge
legde besluit staat o.a.:
„De raad der gemeente Soest"overwegende"
„dat hij van oordeel is, dat hoewel de gewraakte dak
kapel niet voldoet aan de eisen van welstand, de be
langen van betrokkene bij het realiseren van zijn plan
tot het plaatsen van een dakkapel van een dergelijke
importantie zijn te achten, dat verlenen van een
bouwvergunning daarvoor valt te rechtvaardigen".
Als adviserend voorzitter van de raad deelt spreekster
mede, dat naar haar mening de raad in strijd met de
wet zou handelen wanneer hij op deze gronden zou
besluiten.
In artikel 48 van de Woningwet wordt gezegd, dat de
bouwvergunning moet worden geweigerd wanneer het
bouwwerk niet zal voldoen aan de bouwverordening.
In artikel 34 van de bouwverordening staat, dat het
uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk zodanig
moeten zijn, dat het bouwwerk zowel op zich zelf als
in verband met de omgeving voldoet aan redelijke ei
sen van welstand.
De commissie voor de beroepschriften constateert
enerzijds, dat de aangevraagde dakkapel niet voldoet
aan redelijke eisen van welstand en anderzijds, dat zij
desondanks, om andere redenen, toch de vergunning
zou willen verlenen. Wanneer de raad dit besluit neemt,
neemt hij naar spreeksters oordeel een besluit dat in
strijd met de wet is.
De heer PIEREN zegt dat het voor hem als leek na
tuurlijk moeilijk is om met een juriste te debatteren
over uitleg van wetten, doch dat hem in de tweede
vergadering van de commissie voor de beroepschriften
is gebleken, dat een andere deskundige er anders over
denkt dan de voorzitter.
De VOORZITTER neemt aan dat de hele commissie
voor de beroepschriften er anders over denkt, aange
zien deze commissie anders niet het voorstel zou heb
ben gedaan dat nu voorligt. Dit neemt niet weg dat
spreekster van mening is, dat als de raad het door de
commissie voor de beroepschriften voorgelegde besluit
zou nemen, hij een besluit zou nemen in strijd met de
wet.
Mevrouw KORTHUIS-ELION zegt dat men heeft te
maken met een punt waarover niet door iedereen het
zelfde wordt gedacht.
In artikel 17 van de bouwverordening staat, dat het
advies van de welstandscommissie moet worden inge
roepen en dat burgemeester en wethouders van dat
advies kunnen afwijken op puur esthetische normen.
In de toelichting op artikel 85 van de woningwet, dat
de instelling van de welstandscommissie betreft, staat
o.a.:
Ten onrechte wordt het gemeentelijk woningtoezicht
veelal vereenzelvigd met de taak van het adviescollege.
De term „welstandstoezicht" heeft een wijdere strek
king.
Burgemeester en wethouders hebben hun eigen ver
antwoordelijkheid voor het beleid.
Ten slotte heeft in beroep de raad hier een belangrijke
taak waar het erop aankomt het door burgemeester en
wethouders gevoerde beleid te beoordelen.
Spreekster heeft dit ook besproken met één dergenen
die hebben medegewerkt aan de unificatie van de
bouwverordening. Van hem heeft zij gehoord:
Waar het gaat om een beroep op een weigering en dus
de raad in het geding komt, spelen meer motieven dan
alleen het strikt esthetische. Daar gaat het om een
heel beleid.
Als het gaat over iets waarvan je zonder meer zegt dat
het ontzettend lelijk is, is het helemaal geen punt.
Maar als je zegt: „Dit is misschien niet ontzettend
mooi, maar het is niet zo erg lelijk.", dan kunnen
daarbij meer motieven een rol spelen.
Spreekster vindt het een beetje gek dat, hoewel in de
bouwverordening uitdrukkelijk staat dat een bouwwerk
aan redelijke eisen van welstand moet voldoen, in het
onderhavige besluit toch staat dat het daaraan niet vol
doet. Zij zou het besluit op dit punt graag wat omge
werkt zien, zodanig dat hierin komt te staan bijv.: ge
zien al deze overwegingen voldoet volgens de commis
sie voor de beroepschriften het bouwwerk wel aan re
delijke eisen van welstand. Zij meent namelijk dat de
commissie het besluit fout heeft geformuleerd door
hierin te stellen, dat het bouwwerk niet aan redelijke
117