gingen werkzame leiders. De centrale raad van beroep
(het hoogste rechtscollege op het gebied van de sociale
verzekeringswetgeving) stelde vóór 1 juli 1967 dat wan
neer iemand bij een sportvereniging uit ideële overwe
gingen werkzaam was (bijv. doordat de betaalde vergoe
ding van f. 2,50, f. 3,50 of f. 4,50 per uur niet in ver
houding tot de arbeid stond), hij niet in een loondienst
verhouding tot de vereniging stond. Het begrip „dienst
betrekking" gaat wat verder en dat betekent, dat de
sportverenigingen nu sociale lasten, premies voor volks
verzekeringen en loonbelasting voor de betrokkenen moe
ten betalen. In een bepaald dagblad heeft al gestaan, dat
de genoemde bedrijfsvereniging het sportleven vermoordt.
Dat doet deze vereniging niet, maar de sportverenigin
gen komen wel voor de consequenties te staan en spre
ker is er dan ook bang voor, dat de sportverenigingen
straks wanneer zij kennis genomen zullen hebben van
het thans in bespreking zijnde raadsbesluit, de gemeen
teraad zullen verzoeken om een belangrijke subsidie
in hun salariskosten. Hij heeft de indruk gekregen, dat
het college zich wel heeft beraden over de consequen
ties die dit raadsbesluit in breder verband zal hebben.
Hij acht het niet uitgesloten dat het college in de loop
van 1973 aan de raad zal voorstellen, dat de gemeente
de kosten van betaalde krachten van verenigingen die
op sociaal-cultureel gebied of op sportgebied werkzaam
zijn, geheel of gedeeltelijk vergoedt.
De sportverenigingen die een zaalhuursubsidie of ande
re subsidies bij de gemeente aanvragen, moeten allerlei
stukken, waaronder bijv. een begroting en een leden
lijst, overleggen. Bepaalde stichtingen moeten hun boe
ken laten controleren door een door burgemeester en
wethouders aangewezen accountant. Hoe is de verant
woording van de kant van Artishock geregeld? Spreker,
die hieromtrent niets in het raadsbesluit heeft kunnen
vinden, neemt aan dat Artishock de desbetreffende
gedachte van mevrouw Korthuis dankbaar zal aanvaar
den en ter zake ongetwijfeld medewerking zal verlenen.
Hij zal graag vernemen of het college zich al heeft bera
den over controle van de boekhouding van Artishock.
De heer VAN POPPELEN merkt op, dat in de gecombi
neerde vergadering van de protestant-christelijke frac
tie en de K.V.P.-fractie waarin dit voorstel uitvoerig is
besproken, duidelijk blijk is gegeven van zeer veel waar
dering voor het werk dat Artishock in Soest doet.
De fracties achten de voorgestelde uitbreiding van de
subsidiëring van Artishock volkomen gerechtvaardigd.
Zij zijn hierbij van mening, dat de raad volledig op de
hoogte moet worden gesteld van hetgeen Artishock doet
met de gemeenschapsgelden waarover zij ingevolge dit
voorstel de beschikking krijgt.
In het afdelingsonderzoek is gesproken over de conse
quenties van het aanstellen van een full-time inhoude-
lijk-zakelijk leider. Op, bij die gelegenheid, gestelde vra
gen heeft het college nog niet geantwoord. Daarom is
het gewenst, dat het college hierover thans een uitvoe
rige toelichting verstrekt.
De fracties ondersteunen gaarne het voorstel van me
vrouw Korthuis betreffende het aanstellen van de in-
houdelijk-zakelijk leider. De culturele commissie moet
volledig inspraak hebben ten aanzien van de aanstelling
van deze kracht; zij moet mede kunnen zeggen welke
kracht zal worden aangesteld.
Mevrouw KORTHUIS-ELIONIk wil nu graag even
iets rechtzetten, mevrouw de voorzitter. Ik heb niet ge
zegd dat wij in de aanstelling moeten worden gekend.
Ik geloof dat dat ook erg moeilijk zou zijn. Artishock
heeft
haar eigen verantwoordelijkheid voor dit werk en zal
zelf een keuze moeten doen uit de gegadigden die zich
aanmelden. Maar als die keuze heeft plaatsgehad, zouden
wij wel willen weten hoe het verder gaat, wat er verder
uitkomt en wat men zich voorstelt op lange termijn te
doen, zodat wij aan het einde van een langere tijd in ze
kere zin kunnen toetsen of bewaarheid is geworden het
geen men zich bij de aanstelling van deze kracht heeft
voorgesteld.
De heer VAN POPPELEN: Akkoord, inderdaad is het
bestuur van Artishock verantwoordelijk voor het aan
stellen van haar personeel. Toch wil ik graag handhaven,
dat er met de culturele commissie moet worden over
legd, niet zozeer over het benoemen, maar wel over het
beleid.
De heer HOEKSTRA is ontzettend blij met het geluid
dat hij heeft gehoord van de kant van de protestants-
christelijke fractie en de K.V.P.-fractie, wier gecombi
neerde vergadering hij niet heeft kunnen bijwonen.
Er is terecht van veel waardering voor Artishock getuigd
Deze vereniging doet zeer goed werk. Dit betreft met
name ook de cursussen die zij geeft.
De in het voorstel tot uitdrukking gebrachte twijfel met
betrekking tot de vraag of de inhoudelijk-zakelijk leider
als zodanig bij Artishock een volledige dagtaak zal heb
ben en of hij er niet iets bij zou kunnen doen, is ook in
de culturele commissie naar voren gekomen. In die com
missie heeft men zich er volledig van laten overtuigen,
dat in dit opzicht de aanstelling van een full-time kracht
gerechtvaardigd is, alleen al wegens het feit, dat Arti
shock ontzettend veel werk heeft verricht in de jaren
van haar bestaan en dat als zo iets goed loopt, er een mo
ment ontstaat waarop Het bestuur het niet meer aankan,
het werk niet meer in vrije tijd kan worden verricht,
maar veel meer gaat vragen. Iedere vereniging kan er
bijzonder trots op zijn als zij bestuursleden heeft als de
heer Ben Joosten en diens vrouw, maar op een gegeven
moment behoeven dergelijke bestuurders assistentie van
betaalde krachten. Men heeft het ook meegemaakt ten
aanzien van besturen van bijzondere scholen, waarvan
de leden eerst lange tijd door heel veel werk in vrije tijd
de zaken kunnen runnen, maar dan op een gegeven mo
ment toch tot de aanstelling van een administrateur en
andere krachten moeten besluiten. Als men cursussen
heeft georganiseerd die steeds meer leerlingen trekken,
komt er een moment waarop het te verrichten werk niet
meer door uitsluitend vrijwillige krachten kan worden
gedaan. Spreker is dan ook ontzettend blij met het voor
stel van het college.
Als de gemeente geld in iets steekt, moet ze ook een be
paalde controle hebben. Het betreft gemeenschapsgeld
en het gemeentebestuur is daar verantwoordelijk voor.
Het verheugt spreker dan ook zeer dat hij bij de stukken
een verantwoording en een hele berekening heeft ge
vonden waaruit blijkt hoe de verschillende bedragen in
kwestie tot stand zijn gekomen. Hij neemt aan dat het
college erop staat en hij meent dat de raad er ook op
moet staan, dat de verantwoording zo blijften dat het
gemeentebestuur een volledig inzicht heeft in de tota
liteit der financiële aspecten, in die zin dat het weet hoe
het geld wordt besteed en waar het blijft.
De heer BLAAUW is blij met wat de heren Pieren en Van
Poppelen hebben gezegd. Spreker heeft zich in afdeling
1 nogal kritisch opgesteld en daarbij een aantal vragen
naar voren gebracht. Hij hoopt een duidelijk en welover
wogen antwoord op die vragen te ontvangen. Hij kan
zich geheel verenigen met het voorstel, ook al heeft hij