perceel Oude Grachtje 3 en beveelt een goed deskundige- onderzoek aan. Spreker gelooft dan ook zeer zeker dat het aan te bevelen is, dat de uitslag van zo'n onderzoek wordt afgewacht en dat mogelijkerwijze de zaak dan nog eens wordt bekeken. De heer VAN EE heeft in de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplannen de indruk gekregen, dat de plek waarover men het thans heeft, bepaald niet veenachtig is, maar dermate veel zandlagen bevat dat niet behoeft te worden gedacht over het door de heer De Groot ge schilderde probleem. Spreker meent dat als het anders was, hij direct mocht verwachten dat de direkteur van gemeentewerken wegens diens deskundigheid op dit ge bied de heer De Groot gelijk zou geven. Maar de heer Van der Dussen heeft voldoende motieven, ook uit grondmechanisch oogpunt, gegeven voor het delen van diens mening dat de plek op zichzelf voldoende goed is. Teneinde toch zekerheid te geven heeft de hele com missie het verstaridig gevonden om er nog meer deskun digheid bij te halen. Als uit het, op grond daarvan, in te stellen onderzoek blijkt, dat de grond waarop de boer derij staat goed is, heeft spreker helemaal geen moeite met het onderhavige raadsbesluit. De heer VAN POPPELEN kan er volledig begrip voor hebben dat de heer De Groot bepaalde moeilijkheden voorziet ten aanzien van de vestiging van de kinderboer derij op het perceel Oude Grachtje 3, Dit punt heeft in de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplannen verschillende keren onderwerp van bespreking uitge maakt. Ook de keren dat de heer De Groot daarbij niet aanwezig was, is diens mening daar naar voren gebracht. Toen aan de direkteur gemeentewerken werd gevraagd of hij er zeker van was, dat er geen moeilijkheden zou den ontstaan wanneer er op het perceel Oude Grachtje 3 een kinderboerderij zou worden gevestigd en in de di recte omgeving de grond zou worden opgehoogd, bleek hij tot sprekers verbazing niet zo bar positief. Dit is voor spreker reden geweest om de eis van de op schortende voorwaarde te ondersteunen. Als de kinder boerderij op het perceel Oude Grachtje 3 tot stand komt, zou hij het verschrikkelijk vinden als de heer De Groot gelijk kreeg, in die zin dat daar gebouwen gaan scheuren etc. Dat zou jammer zijn voor de kinderboer derij, het zou ook jammer zijn met het oog op de te besteden gelden. Afgezien van de gevolgde procedure (die naar sprekers mening ook iets anders had kunnen zijn), wil spreker graag een op een deskundig onderzoek gebaseerd rapport zien waaruit blijkt, dat de bouw van de kinderboerderij op het perceel Oude Grachtje 3 geen kwaad kan. Hij meent dat er in Soesterveen ook plekken zonder veen zijn. Wanneer de plek in kwestie wel veen bevat, deelt hij de opvatting van de heer De Groot. De heer PIEREN vraagt of er in het verleden al grond- onderzoekingen in het betrokken gebied zijn geweest. Als dat het geval is, zou hij graag vernemen-wat het re sultaat daarvan was. Spreker zal ook graag vernemen wanneer de resultaten van het aanvullende grondonderzoek bekend zullen zijn. Hij vraagt zich af of het niet gewenst is om, gelet op de discussies van hedenavond, het voorstel aan te houden totdat de uitslag van dit onderzoek bekend zal zijn. De heer HOEKSTRA vraagt of al bekend is in hoeverre het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor het gebied waarin het perceel Oude Grachtje 3 is gelegen, rekening zal houden met de kinderboerderij wanneer deze inderdaad op dit perceel wordt gevestigd. Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES vraagt of mevrouw Walter iets kan zeggen over de orde van grootte van de kosten van het aanvullende grond- mechanische onderzoek waarover nu enige malen ge sproken is. Wethouder DE HAAN zegt dat er bij het college in den beginne, toen er een beetje voorbarige publikatie van de eerste plannen van de kinderboerderij had plaatsge vonden zonder dat het college van het wezenlijke be staan van deze plannen afwist, een duidelijke reserve tegen de plannen op zichzelf is geweest in verband met de ophoging die er in de betrokken omgeving op de een of andere wijze zou moeten plaatsvinden. Het college achtte het namelijk niet uitgesloten, dat het een moei lijke zaak zou kunnen worden. Spreker heeft eerder al eens in de raad gezegd, dat als je een bepaalde plek laat liggen en de omgeving wat gaat ophogen, je er voor al bij onverwachte onweersbuien in de zomer wel eens natte voeten kunt krijgen. Er is dus van de aanvang af vanuit de gegevens die het college had, tamelijk kri tisch gekeken naar de mogelijkheden die er waren om de kinderboerderij onder te brengen op het perceel Oude Grachtje 3. Ook planologisch is deze Zaak duidelijk meegenomen in de beschouwingen. Planologisch was er weinig ge schikter terrein te vinden, omdat hier, ook in verband met het aanwezig zijn van een bepaald waterloopje, met zeer veel gemak een groenstrook zou kunnen worden ge projecteerd, een groenstrook die best een kinderboer derij mag bevatten als een levend element daarin. De grondgesteldheid is al geruime tijd vrij duidelijk tot op behoorlijke hoogte bekend. Er is eerst wat het hele Soesterveen betreft een kaart van de grondgelaagdheid, hoogtelijnen en dergelijke gemaakt, in overleg met het toenmaals nog bestaande waterschap Soesterveen en - mede rekening houdende met plannen die er door de ge meente in het Soesterveen gedacht waren - met volledi ge subsidiëring door de gemeente. Daarna is de Gront- mij bezig geweest met mogelijkheden van ophoging, de mate van de ophoging en wat daarmede samenhangt. De Grontmij heeft in dat kader uiteraard ook een vrij aan zienlijk aantal boringen verricht om na te gaan wat er was en wat voor mogelijkheden er lagen. De opschortende voorwaarde ontmoet bij het college geen enkel bezwaar. Spreker meent dat de heer De Groot bij diens veenre- denering iets te veel vanuit het Zuidhollandse veenge bied heeft gedacht. Toen met het Soesterveen werd begonnen, heeft spreker ook een dergelijke gedachte gehad, doordat hij op Noord hollands veengebied geboren is en wegens het feit dat zijn vader het edele ambacht van bouwondernemer op het slappe veen aldaar uitoefende; en ook nog wel van dichtbij het een en ander heeft meegemaakt van de a- vonturen die men kan beleven als men niet voldoende voorzieningen treft op die slappe laag. Maar de gesteld heid die men daar aantreft, wordt in het Soesterveen niet gevonden; die zogenaamde slappe derrie die gaat drijven en die ergens op een slappe plek een uitweg vindt, bijv. aan de kant van een sloot of onder een huis, is in het Soesterveen niet aanwezig. De in het Soesterveen nog aanwezige veenlaag heeft een vrij stevige gesteldheid. Niettemin moet men met allerlei mogelijkheden reke ning houden. Men moet zich bovendien realiseren, dat de boerderij van Van den Heuvel nooit scheef gezakt is, zodat er op zichzelf al een zekere dragende laag aanwe-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1972 | | pagina 140