V mening te kennen gegeven, dat zij het, met de anderen, een verrassing vonden, maar dat zij nog geen commentaar wil den geven. Zij wilden de nieuwe burgemeester eerst de volle gelegenheid geven om haar activiteiten in Soest te ontplooien en daarna commentaar geven. Welnu, de eerste vergadering was wel even wennen, het ging snel, misschien wel iets te snel, maar ik moet zeggen dat u de laatste vergaderingen bijzonder goed hebt geleid. De on derwerpen worden binnen de nodige proporties gehouden, zodat de vergaderingen niet onnodig lang worden. U bent bovendien als burgemeester bij de burgerij goed ontvangen. Ik zou daarom willen zeggen: Ga op de ingeslagen weg door. Wanneer wij de voor ons liggende begroting bekijken, dan bekruipt ons, evenals in de vorige jaren, het gevoel dat wij graag meer zouden willen verwezenlijken dan financieel mogelijk is. Een analyse van de begroting heeft echter aan getoond, dat de gemeente tot het uiterste is gegaan om de begroting zo sluitend mogelijk te maken. Klaagzangen dat de centrale overheid de gemeenten meer geld ter beschik king zou moeten stellen, hebben geen zin. In de sector van de privé- en van de collectieve bestedingen kan een samenle ving nu eenmaal niet meer uitgeven dan er is. Een hogere uitgave zou alleen gepaard kunnen gaan met een bepaalde productiviteitsstijging van de gemeenschap. Dat de gemeente Soest wel aandeel heeft gehad in de gestegen welvaart, blijkt uit de volgende cijfers, waarbij worden vergeleken de bedragen per hoofd van de bevolking in 1965 met die van 1973. In 1965 bedroegen de uitgaven per hoofd van de be volking voor de algemene dienst f. 37,-, in 1973 f. 72,51, een stijging derhalve van 95%; de uitgaven voor de volksge zondheid stijgen van f. 11,60 naar f. 105,50; de uitgaven voor onderwijs stijgen met 210%; het tekort van de sport stichting stijgt van f. 5,30 naar f. 18,-, een stijging van circa 250%. Het gaat hier om, zoals het college zelf reeds consta teert, een relatieve verschuiving naar de welzijnssector. Het is moeilijk te zien in hoeverre deze verschuiving nog verder zal gaan en wat financieel op dit gebied haalbaar is. Een wel overwogen aanpak van het beleid op dit punt is dus wel ge wenst. Het is belangrijk te weten wat men verwacht van de groei van het inwonertal in de komende jaren, mede in ver band met de uitkeringen uit het gemeentefonds. Is het college al iets bekend van wat er zal gebeuren na af loop van de huidige wet op de centrale financiering per ulti mo 1 januari 1973? Zoals gezegd, zijn de kosten voor de welzijnszorg de laatste jaren enorm toegenomen. Wij beseffen dat zij in de komen de jaren nog aanzienlijk zullen stijgen. Wij zullen moeten proberen om daar, waar dit enigszins mogelijk is, een deel van de welzijnskostenstijging terug te halen. Als voorbeeld noem ik het schoolzwfemmen. Het is niet juist dat wij de ouders deze kosten niet laten dragen en deze kosten afwen telen op anderen, de ouderen, de gezinnen zonder kinderen. Tevens zullen wij moeten streven naar kostenbesparing op het gebied van de sport, waartoe initiatieven vanuit de sportstichting wenselijk zijn. Overigens is het prettig te weten dat de gemeente volgens ministeriële normen de belastingcapaciteit nog niet ten vol le heeft benut. Ik wil thans ingaan op enige punten van beleid. In het afge lopen jaar heeft een aantal besprekingen plaatsgevonden om tot gewestvorming te komen en is ons een concept-struc tuurschets aangeboden. De gemeenteraad heeft in augustus jl. uitgesproken in welke richting men het gewest het liefst ontwikkeld wil zien. Wat de werkwijze en de bevoegdheden van een gewest betreft: wij tasten dienaangaande op dit mo ment nog volledig in het duister. Wij weten derhalve niet waar wij aan toe zijn. Voor één ding wil ik waarschuwen: wij zullen voorzichtig moeten zijn met een te zware construc tie, want een zodanige constructie brengt onherroepelijk veel kosten met zich en is derhalve onaanvaardbaar. Boven dien zit daarin het gevaar dat er een vierde bestuurslaag ont staat. Ten aanzien van het Samenwerkingsorgaan Eemland wil ik opmerken dat zowel door het dagelijks bestuur als door het apparaat van het samenwerkingsorgaan zeer veel werk wordt verzet. Ik geloof dat al het werk dat daar wordt verzet de raad en zeker ook de burgerij niet voldoende duidelijk is. Daarom wil ik adviseren tussentijds meer bekendheid te ge ven aan hetgeen het dagelijks bestuur en het apparaat van het samenwerkingsorgaan allemaal doen. Verder ben ik erg benieuwd of het team van externe deskundigen - de „dure jongens" - er iets van terecht gebracht heeft. Daarover zal ik graag iets van u vernemen. Het gemeentelijk voorlichtingsblad, waarin een aantal van deze punten best naar voren zou kunnen worden gebracht, zien wij graag vaker verschijnen, en wel tot zes keer per jaar. Ik zie u al bedenkelijk kijken, mevrouw de voorzitter, maar ik meen dat het daarvoor benodigde kleine bedrag toch wel ergens in de begroting te vinden is. In dit verband acht ik het zeer goed dat er een uitstekend contact bestaat tussen de voorlichtingsambtenaar en de meeste in Soest ver schijnende dagbladen. Ik geloof dat men op deze weg moet doorgaan, want ook hierdoor kan veel op korte termijn worden gepubliceerd. De inspraak van de burgerij kan een waardevolle bijdrage zijn aan een goede besluitvorming, vooral als die inspraak werkelijk gepaard gaat met een goede samenspraak met het gemeentebestuur. Als een goed voorbeeld wil ik de Kerkpad- cominissie noemen, die uitzonderlijk goed werk heeft ver richt. Wel dienen wij ertegen te waken dat de inspraak leidt tot een afremmen van een slagvaardig beleid. Voor een goed functioneren van de raad vinden wij, in tegenstelling tot de heer Van Ee, de voorlichtingsbijeenkomsten die maandelijks worden gehouden, van eminent belang; ik denk hierbij aan het informele overleg. De heer VAN EE: Dat zeggen wij ook! De heer VAN POPPELEN: Ik dacht dat u het verder wilde uitbreiden. Wij zijn er grote voorstanders van om de infor mele voorlichtingsvergaderingen te behouden, omdat wij op die manier als raadsleden vrijelijk kunnen discussiëren en zo doende later tot een goede besluitvorming kunnen komen. De belangstelling voor de openbare commissievergaderingen is tot op heden niet zo groot, de vergaderingen van de cultu rele commissie uitgezonderd. Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES: Hoe weet u dat nou? Ik heb u daar nooit gezien. De heer VAN POPPELEN: Doordat echter wel altijd de pers bij de openbare commissievergaderingen aanwezig is, wordt hetgeen in de commissies wordt besproken toch goed naar de burgerij overgebracht. De werkzaamheid van de Wijkraad van Soesterberg heeft onze belangstelling. Onze fracties hebben hierover in maart jl. vragen gesteld. Wij zijn thans zeer benieuwd wat uit de pas benoemde commissie naar voren zal komen. Wij zou den het ten zeerste toejuichen als aan de wijkraad meer in houd werd gegeven, omdat dit vooral in het belang is van de inwoners van Soesterberg. Voor het voeren van een goed beleid is het van groot be lang te beschikken over een structuurnota met de daarbij behorende deelnota's. De protestants-christelijke partijen en de K.V.P. geven er duidelijk de voorkeur aan dat deze no ta's of rapporten worden samengesteld door deskundigen van het eigen gemeentelijk apparaat. Slechts in uitzonderlij- 144 1

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1972 | | pagina 149