Men kan wel spreken over een pipe-line, maar daar zal dan
toch geld uit moeten komen. Ook moet de benodigde man
kracht beschikbaar zijn en moeten er tekeningen worden
gemaakt. Dit kan niet allemaal tegelijk.
Ten aanzien van de woningbouw in Soesterberg moet ik
zeggen dat die erg afhangt van de bereidheid van de heer
Tetrode om zijn grond aan de gemeente af te staan. Wij zijn
nog verleden week bij hem op bezoek geweest en daarbij
heb ik niet de indruk gekregen dat hij er veel haast mee wil
maken. Het is onvoorstelbaar wat hij allemaal aan tegenwer
pingen verzint. Het zal dus wel op onteigening uitdraaien.
De heer Van Poppelen heeft geconstateerd dat de Eem zal
worden gekanaliseerd. Dit is een provinciale zaak.
De heer VAN POPPELEN: Wat weet uw college hiervan?
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Hetzelf
de dat u weet.
De heer VAN POPPELEN: Ik weet er weinig van.
Wethouder DE HAAN: Wij ook.
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Er is ons
wel gevraagd of wij bezwaren hadden, waarop wij naar vo
ren hebben gebracht dat in de bocht bij De Grote Melm,
waarin het afwateringskanaal van de zuiveringsinstallatie uit
komt, een zekere doorstroming zou moeten blijven bestaan.
Dat gedeelte mag niet aan de instroomzijde worden afgeslo
ten, zoals de bedoeling was. Verder zal de particuliere pont
van de agrariërs moeten kunnen blijven varen. Ten slotte
hebben wij gevraagd of er bij De Grote Melm mogelijkhe
den voor watersport zouden kunnen worden geschapen.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Mag ik even
een vraag stellen over de orde van dienst Is het de bedoe
ling dat vanavond al een uitputtende beantwoording plaats
vindt of veegt u na vanavond de restanten nog bijeen om
die woensdagmorgen te beantwoorden?
De VOORZITTER: Wij hadden zelf het gevoel dat wij aan
een „uitputting" bezig waren, maar als wij wat vergeten,
kunt u daarop in uw repliek attenderen, waarna wij er in
onze dupliek alsnog op kunnen ingaan.
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Ik ben
inderdaad een vraag van de heer Jonker vergeten, nl. die
^betreffende de renovatie van de woningen aan de Molen
straat. Te dien aanzien wachten wij op een mededeling van
de minister.
Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES: Die is
er toch al?
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Niet offi
cieel. De Kamervragen zijn al wel beantwoord, maar wij
hebben nog geen bericht gekregen. Hoe een en ander zal ge
beuren en in welke orde van grootte, is ons nog niet bekend.
Verder vroeg de heer Jonker of de commissie grondbedrijf
niet een andere naam kan krijgen. Daar kunnen wij over
denken. Ten aanzien van de plannen voor het centrum
vroeg de heer Jonker of wij daarover eens met de bevolking
konden gaan praten. Dit zal ongetwijfeld nog gebeuren,
maar men zal begrijpen dat het feit dat wij beneden het ge
raamde inwonertal blijven, ook invloed heeft op de raming
inzake de benodigde bedrijfsvloeroppervlakte voor winkels.
Het programma van eisen voor het centrum wordt op het
ogenblik opnieuw bekeken.
Wethouder DE HAAN spreekt als volgt:
Mevrouw de voorzitter! Ik behoef niet op zo heel veel za
ken in te gaan, maar toch geloof ik dat het zinvol is enkele
punten in het algemeen te behandelen.
Er is nogal veel aandacht besteed aan het begrip welzijn en
de inhoud daarvan. Wij zijn het met elkaar eens dat het be
grip welzijn een veel grotere reikwijdte heeft dan vroeger
werd aangenomen. Wij moeten erop bedacht zijn de al be
staande vormen van welzijn te laten groeien en in zekere
zin te integreren. Op dit terrein moeten wij echter vooral
niet gaan doen aan „maszregeln", want juist hier doet zich
een zo grote hoeveelheid van verschijnselen voor dat het ab
soluut een verkeerd uitgangspunt zou zijn om van bovenaf
te dicteren hoe een en ander eigenlijk zou moeten zijn. In
dit opzicht is het verheugend te kunnen constateren dat
met name met betrekking tot gezinsverzorging en maatschap
pelijke dienstverlening in de afgelopen jaren een vrij sterke
concentratie op gang is gekomen. De samenwerking voldoet
tot op heden uitstekend. Op dit gebied is alleen nog sprake
van enige achterhoedegevechten door mensen die blijkbaar
niet meer geheel bij de tijd zijn. Ik geloof dat het integra
tieproces zal moeten worden voortgezet.
Van de wijze waarop de Soester Gemeenschap bepaalde za
ken benadert, heb ik niet zo'n erg grote muts op. Ik heb de
indruk dat dit kleine boompje in het grote bos nog niet he
lemaal zijn vorm en groeikracht heeft gevonden, ik meen
dat zij vooral wat meer moet gaan letten op hetgeen al is
gebeurd en daarvan gebruik moet gaan maken, en dat zij
niet eerst zelf aan allerlei onderzoekingen moet beginnen
die al door anderen zijn verricht en waarvan de resultaten
al lang ergens in een la liggen.
De zaak van de buitenlandse werknemers is een gevoelige
zaak. In een vergadering van de commissie voor de beroep
schriften zijn de aspecten van het sluiten van een pension
in Soesterberg nog eens van verschillende kanten belicht.
Ik hoop dat wij er in zullen slagen buiten de emotionele
sfeer te blijven. Het idee van de heer Pieren om op niet te
lange termijn een soort van beraad over deze kwestie te
organiseren, verdient zeker aandacht. Overigens zouden wij
daarbij allen die zich op dit terrein bewegen willen betrek
ken; het moet niet een gesprek met alleen het bedrijfsleven
zijn. Wanneer men daarbij tot bepaalde initiatieven komt,
zal van de zijde van de gemeente alle medewerking worden
verleend, want naar mijn mening is het niet alleen onze taak
de politieverordening en de huisvestingsverordening uit te
voeren.
Dat is allemaal toezichthoudend Er dient ook een duidelij
ke handreiking op dit gebied te geschieden. Enige duidelij
ke vormgeving op het terrein van al degenen die zich met
werkgroepen en dergelijke bezighouden, zou zijn nut kun
nen hebben. Er is ook al in de sfeer van de gesubsidieerde
sector duidelijk merkbaar, dat men naar wat concentratie
en bundeling van krachten begint toe te groeien. Tot nu toe
had men de indruk dat er wel veel bomen waren, maar er
niet veel bos was.
Ik kan mij voorstellen dat op sportgebied kostbare zaken
de aandacht trekken en dat het overzicht dat wij nu geluk
kig hebben kunnen verstrekken aan de raadsleden ten aan
zien van kostenaspecten en kostensoorten, aanleiding kan
geven tot herbezinning. Aan de andere kant moet men de
betrekkelijkheid beseffen van de opstelling van de kosten
per object en dergelijke, omdat zij pas enig effect zal kun
nen gaan sorteren als er een tweede cijfer bekend is over dit
jaar, zodat vergelijkingen kunnen worden gemaakt. Overi
gens geloof ik dat wij intussen wel moeten voortgaan met
op de dubbeltjes te letten, maar dat wij aan de andere kant
niet te veel moeten kijken naar wat men al of niet in een an
dere gemeente op dit terrein uitgeeft. Met dat laatste zou
men zich wel eens op gevaarlijk glad ijs kunnen wagen, want
elke gemeente heeft nu eenmaal een verschillend pakket
van voorzieningen. Naarmate een gemeente ernstige man
co's heeft op dit terrein, zijn de kosten in deze sector ook
lager. Een bepaalde gemeente die in de beschouwingen is
betrokken, heeft bijv, geen sporthal - wij wel - en deze
159