De VOORZITTER: Het is nl. al laat. U hebt nog een vraag gesteld over het ter inzage leggen van stukken. De heer JONKER: Inderdaad. Ik neem aan dat ik straks nog de gelegenheid krijg om in te gaan op wat u zojuist hebt ge zegd. De VOORZITTER: Neen, want er is geen derde ronde. Al leen over heel belangrijke zaken kan met toestemming van de raad in derde instantie worden gesproken. Bij de behande ling van de hoofdstukken van de begroting kan men nog wel op verschillende zaken terugkomen. Spreekster deelt mede dat het college op het standpunt staat dat de stukken niet voor het publiek ter inzage behoeven te worden gelegd. Een aantal gemeenten in Nederland heeft ervaring met het voor het publiek ter inzage leggen van stuk ken. Zij kent een van die gemeenten van zeer nabij. Op ver zoek van de raad werden ook daar de stukken voor het pu bliek ter inzage gelegd, met uitzondering van een aantal geheime stukken. Voor het inzien van de stukken was een avond beschikbaar, terwijl het ook op alle kantooruren mo gelijk was. Men heeft een aantal maanden nagegaan hoe veel mensen van deze gelegenheid gebruik maakten. Gemiddeld kwam per maand één burger de stukken inkijken. De avond seance, waarvoor een ambtenaar aanwezig moest blijven, is daarop afgeschaft. Toen nadien overdag ook nog maar één of twee mensen per maand de stukken kwamen inkijken, is er helemaal een eind aan gemaakt. Spreekster begrijpt ook niet wat er voor interessants voor het publiek is aan stukken die voor de leden van de raad ter inzage liggen. Zij gelooft dus dat niemand met de suggestie van de heer Jonker ge diend zal zijn. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT wil in het algemeen iets opmerken over de aantijging dat het colle ge bij zijn beantwoording enigszins in gebreke zou zijn ge bleven. Zij weet eerlijk gezegd niet wat zij maandagavond nog meer had moeten zeggen dan zij toen gezegd heeft. Een aantal opmerkingen in de algemene beschouwingen waren constateringen, maar het heeft niet veel zin die te gaan her halen en te zeggen: Dat vindt het college ook. Verder wer den ook retorische vragen gesteld, dus vragen die geen ant woord behoefden. Zij gelooft dat het doel van de algemene beschouwingen af en toe voorbij werd geschoten. De bedoe ling is een zodanig betoog te houden dat men voorkomt dat men door de bomen het bos niet meer ziet, maar dit keer heeft men bijzonder veel „bomen door het bos gedaan". Zij noemt als voorbeelden de televisiestoring, de Fokker straat, de pomp, rijksweg 28, de Molenstraat, de plaats van het politiebureau. Dit zijn allemaal dingen die heel goed bij het doorbladeren van de begroting aan de orde hadden kunnen komen en die zich bepaald niet lenen voor algeme ne beschouwingen. Verwerkt men dergelijke punten toch in de algemene beschouwingen, dan is het voor het college moeilijk daarin een algemene lijn te ontdekken. Bovendien heeft men het college anderhalf uur de tijd gegeven voor het beantwoorden van beschouwingen waarvoor men zelf twee en een half uur de tijd genomen heeft. Als spreekster dan ziet wat er nu feitelijk is blijven liggen, vraagt zij zich af of dat werkelijk zo erg was. De heer Van Poppelen was niet tevreden met het antwoord met betrekking tot de Eem. Als zij echter in de krant leest: „Op de vraag van de heer Van Poppelen over de kanalisering van de Eem ant woordt ze dat in de dode lus die daardoor bij de Grote Melm ontstaat de doorstroming van het water behouden dient te blijven. Verder zijn hier misschien nog mogelijkhe den voor de recreatie.", zou zij niet weten wat zij hieraan nog zou moeten toevoegen. De heer VAN EE: U gaat nu zelf in details. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Dat doe ik nu expres, want u vindt dat ik niet voldoende in details was gegaan. De heer VAN LOGTENSTEIN: De heer Van Poppelen had nog wel gevraagd of deze zaak niet in de commissie voor grondbedrijf en uitbreidingsplan had moeten worden be sproken. De VOORZITTER wil even een misverstand wegnemen. Het betreft hier een rapport van de provincie, waarvan het college gelijktijdig met de openbaarmaking daarvan een exemplaar heeft gekregen. Het college heeft naar aanlei ding van dat rapport heel recent een brief geschreven, een rapport dat toen al in de krant stond. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT vervolgt dat de raad is beloofd dat de affaire van de weg over de Eng geheel opnieuw aan de orde zal worden gesteld. Het heeft dus weinig zin daarop thans uitvoerig in te gaan. Hoe zou zij op het alternatief van de V. V.D. - voor zover het een alter natief is; dit plan is al eens eerder op tafel geweest, er zitten allerlei oude elementen in -, dat zij maandagavond voor haar neus kreeg, anders hebben kunnen reageren dan zij toen heeft gedaan? De heer De Groot citeerde in dit verband zelfs oude notulen. Inderdaad is indertijd het woord „kun nen" aan het plan voor de weg over de Eng toegevoegd, maar de bedoeling van dat plan was toch om voor een weg van die allure ruimte te reserveren. Als men die notulen ver der doorleest, zal men zien dat er in staat dat de ruimte gereserveerd is voor de weg in zijn uiterste consequentie, dus met alle drums en drans die in de toekomst waarschijnlijk nódig zullen zijn. Het was de bedoeling een weg te maken waaraan in de eerste twintig jaar niet gesleuteld zou behoe ven te worden. Waarom zou men zich niet indenken wat men in de toekomst nodig zou kunnen hebben? Het verkeer is geen autonome factor, maar hangt samen met de groei van de bevolking. Men moest eens weten hoe vaak bij spreekster mensen op het spreekuur komen, die een grote garage willen hebben omdat „mijn jongens allemaal een auto hebben". Zoals gezegd komt de gehele verkeersproble matiek echter nog eens aan de orde, ook het plan voor de weg over de Eng. Eigenlijk praat men hierover al vijftien jaar en heeft de raad met grote meerderheid over de weg over de Eng al een beslissing genomen. De raad heeft ook met grote meerderheid het verkeersstructuurplan als uit gangspunt voor het beleid aanvaard. Ook het plan stadspark is een punt waarover spreekster thans niets kan zeggen. Zij kan hoogstens zeggen dat het college de commissie stadspark op precies dezelfde wijze zal bejegenen als de commissie Kerkpad. Dat het college aan het grootste deel van de verlangens van de bewoners van het Kerkpad tegemoet kon komen, wil echter niet zeg gen, dat dit ook mogelijk zal zijn ten aanzien van de ver langens van de commissie stadspark Een en ander zal ech ter even serieus worden bekeken. De heer Van Ee heeft enige opmerkingen gemaakt over de bouwstromen in de regio. Hij constateerde dat het waar schijnlijk goedkoper zal zijn om veel woningen te bouwen. Het college heeft dit ook altijd gedacht, maar dit blijkt toch niet het geval te zijn. Er zijn ook aanbiedingen van een aanzienlijk geringer aantal woningen, die ook goed koop zijn. Men wil op het ogenblik concurreren. De heer VAN EE: Zij zijn dus toch goedkoper! Wethouder mevrouw WALTER VAN DER TOGT meent dat het een het ander uitlokt. Men wil bouwen en heeft be hoefte aan opdrachten, vooral nu de bouwrijpe grond schaars is. Bij de bouwstromen in de regio zal het grote pro bleem optreden dat de continuïteit moeilijk te verzekeren is. Er is nog geen partner uitgevallen. Bunschoten zou aan vankelijk 300 woningen bouwen, eerst 150 en later de rest, 172

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1972 | | pagina 177