het wel of niet opnemen in het lesprogramma, Men is
thans zo ver gekomen dat men uit twee kwaden moet
kiezen. Zij is het eens met de heer Smits dat in het
voorstel van februari van dit jaar waarschijnlijk niet
is voorzien tot welke consequenties dat voorstel zou
leiden. Schaft men thans de ouderbijdrage af, dan zal
dat deel van de ouders dat al wel een bijdrage heeft
betaald, het gevoel hebben genomen te zijn. Kan de
ouderbijdrage niet worden geïncasseerd, wat gebeurt
er dan met de mensen die nog niet hebben betaald?
Spreeksters fractie vond het in februari zeer gerecht
vaardigd om de ouders voor het schoolzwemmen een
kleine bijdrage te laten betalen, f. 17,- voor 40
zwemlessen is te geef; wanneer ouders met hun kin
deren particulier een zwembad bezoeken, zijn zij een
veelvoud van dat bedrag kwijt. Waarom het op zulke
enorme weerstanden stuit, begrijpt spreekster niet
goed, De mensen die het nauwst bij het onderwijs zijn
betrokken, zijn het meest tegen deze bijdrage. De
schoolraad heeft zich er ook tegen gekeerd. Het lijkt
haar echter niet goed om op het besluit van februari
terug te komen. Het is zoals mevrouw Walma van der
Molen zei: Moet men nog wel discussiëren als er maar
één juridische mogelijkheid is? Spreekster zal graag
zien dat de wethouder straks alle mogelijkheden nog
even op een rijtje zet. Als het mogelijk is de ouders
toch de bijdrage te laten betalen, gaat haar fractie
daarmee akkoord.
De heer BLAAUW wil nog opmerken dat hij het bij
zonder laakt dat door schoolbesturen, onderwijzend
personeel en oudercommissies de ouders zijn opge
hitst. Hij heeft met een aantal mensen gesproken die
geen bezwaar hadden tegen de bijdrage, maar die
thans uit balorigheid zeggen: Ik ga zelf wel met mijn
kinderen naar het zwembad, Dat moet men dan maar
doen, want spreker vindt niet dat de raad terug moet
krabbelen. Vanuit de scholen is echter tegen veel
mensen gezegd: Niet betalen, wij dwingen ze wel. Hij
meent dat de gemeente nu op haar beurt moet gaan
dwingen.
De heer VERHEUS meent dat men, nu men a heeft
gezegd, ook b moet zeggen. Het hoofdenconvent heeft
zich nu tot de gemeenteraad gewend met het advies:
Doe dit nu maar niet, want het is een onhaalbare kaart.
Hij meent dat men daarmee op de stoel van de ouders
is gaan zitten, want als ouders bezwaren tegen het be
talen van de bijdrage hebben, hadden die ouders
daartegen zelf moeten protesteren. Hij is het dan ook
geheel eens met wat de heer Blaauw heeft gezegd. De
ouders die nog niet hebben betaald, zullen, naar
spreker aanneemt, opnieuw een aanschrijving hebben
gekregen. Als van die ouders niemand of vrijwel nie
mand bezwaar tegen betaling heeft gemaakt en dus
gewoon weigert te betalen, moet de raad het eenmaal
ingenomen standpunt handhaven en moet men die
ouders toch hun bijdrage laten betalen. Indertijd is in
de onderwijscommissie uitdrukkelijk gesteld dat, als
men een bijdrage ging vragen, de hoofden van scholen
niet met de inning daarvan moesten worden belast.
Juist om die hoofden daarvoor te vrijwaren, is het
desbetreffende besluit genomen. Thans komen ech
ter uitgerekend de hoofden van scholen met het voor
stel om geen bijdrage te vragen. Dit komt bij spreker
wat vreemd over.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Is hier geen hoofd van
een school aanwezig die kan verklaren waarom de
hoofden zo tegen zijn?
De heer HOEKSTRA wil er graag iets van zeggen, Hij
is automatisch lid van het hoofdenconvent, maar de
vergadering waarin tot het zenden van deze brief werd
besloten, heeft hij niet bijgewoond, omdat toen de
commissie van openbare werken vergaderde Voor het
overige luistert hij met plezier naar wat iedereen hier
ervan zegt.
De heer PIEREN merkt op dat zijn fractie er geheel
anders over denkt. In de nota van aanbieding bij de
begroting voor 1972 schrijft het college dat uit allerlei
rapporten valt op te maken dat er een groot tekort aan
gymnastieklokalen bestaat. Het college betreurt het ten
zeerste dat niet in voldoende mate financieringsmid
delen worden toegekend om tot de bouw van gymnas
tieklokalen te komen, te meer - en nu komt het -
„daar de lichamelijke vorming van de leerling een inte
grerend deel van het onderwijs moet uitmaken." Het
college zegt dan verder: „In dit verband is het dan ook
toe te juichen dat omstreeks de jaarwisseling het in-
structiebad voor het onderwijs in gebruik kan worden
genomen." Sprekers fractie is van mening dat het
schoolzwemmen in dit waterrijke land een integrerend
deel van het onderwijs moet uitmaken. Dit is een van
de zaken waarvoor door de centrale overheid geen ver
goeding wordt gegeven, maar toch meent zijn fractie
dat het schoolzwemmen gratis moet worden gemaakt.
In andere gemeenten is dat ook het geval, terwijl men
daar soms grote overdekte zwembaden heeft, waarop
die gemeenten jaarlijks miljoenen moeten toeleggen.
Als men voor het schoolzwemmen geld wil krijgen,
moet men dat bij de centrale overheid trachten te be
werkstelligen.
De heer HOEKSTRA spreekt hier altijd als raadslid,
maar wil nu even als ouder spreken. Zijn jongste zoon
zit in de vierde klas en behoort dus tot de school-
zwemmers, Spreker betaalt daarvoor met graagte het
gevraagde bedrag. Toen De Turf er nog niet was, leer
den de kinderen pas in de vijfde of zesde klas zwem
men, of zij leerden het helemaal niet. Vooruitstre
vende ouders gingen met hun kinderen naar het zwem
bad, 's morgens om zeven uur. Vanwege de geweldige
exploitatiekosten van het zwembad is indertijd gezegd
dat de ouders een tegemoetkoming moest worden ge
vraagd. Over het algemeen is dat goed ontvangen.
Voorts is gezegd: Laten wij de bus betalen. Spreker
vindt dat juister dan de zwemlessen te betalen. Men
is hierop echter teruggekomen, omdat er in de omge
ving van het bad scholen waren die zeiden: Bij ons
behoeft de bus niet te komen, want wij lopen of fiet
sen wel. Spreker is echter bijzonder blij met de bus,
want de kinderen uit zuid en Soesterberg kunnen het
bad niet lopend of per fiets bereiken. Alles overzien
de zal spreker als raadslid stemmen voor het door de
ouders laten betalen van een bijdrage.
De heer Pieren sprak nog over de centrale overheid.
Die centrale overheid zal het schoolzwemmen in de
nieuwe wet op het basis- en kleuteronderwijs wel
verplicht stellen. Laat men dat nog even een paar jaar
afwachten en de ouders gedurende die tijd een kleine
bijdrage in de kosten van het dure bad laten leveren.
De heer SMIT betreurt het dat het schoolzwemmen
niet valt onder het vak lichamelijke opvoeding, maar
zijns inziens dient de zweminstructie vooral tot bevei
liging van het kind. Het lijkt hem dan ook niet juist
om de kosten daarvan geheel op de gemeenschap af
te wentelen Uitzonderingen hierop kunnen alleen op
sociale en maatschappelijke factoren gebaseerd zijn.