De heer JONKER zegt, dat zijn fractie in grote lijnen kan
onderschrijven hetgeen mevrouw Oranje en de heren
Smits en Van Poppelen hebben opgemerkt.
Sprekers fractie acht hetgeen er in dit geval gebeurd is
een les voor volgende keren, in die zin dat er dan extra
goed opgelet zal moeten worden.
Bij wijze van suggestie vraagt spreker of deze zaak mis
schien aanhangig kan worden gemaakt bij de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten. Naar zijn gevoel heeft het
gemeentebestuur bij zaken als de onderhavige namelijk te
maken met een lek, een lek dat het niet zelf in de hand
heeft, omdat het ter zake afhankelijk is van schoolbestu
ren. Die schoolbesturen bestaan uit ontzettend goedwil
lende en beste mensen, maar zij worstelen nu eenmaal met
aannemers en allerlei problemen. Na enige tijd krijgen zij
wel vat op die problemen, maar als er net een nieuw
schoolbestuur optreedt, kan het wel eens flink misgaan,
ondanks alle goede wil die er bij zo'n bestuur aanwezig
is. Zaken als de onderhavige zijn toch wel bijzonder ver
velend en spreker vraagt zich dan ook af öf er niet een
mogelijkheid is om het lek te dichten, bijv. via het vast
stellen van bepaalde beperkende bepalingen ten aanzien
van desbetreffende kredieten of (wat misschien ook reeds
wordt nagestreefd, maar in dit geval misgegaan is) het
houden van een zodanig scherp toezicht van ambtelijk-
technische zijde van de gemeente, dat dit soort van zaken
zich niet kan voordoen.
De heer DE GROOT zal voor het hogere krediet stemmen,
hoewel hij de vorige keer heeft tegengestemd. Hij is van
verschillende zijden, o.a. van de kant van het betrokken
schoolbestuur, nader geïnformeerd. Daarbij is hem geble
ken, dat het schoolbestuur weliswaar ernstige fouten
heeft gemaakt, doch volkomen te goeder trouw is geweest.
Hij vindt het zinloos nu nog verder sancties te gaan toe
passen; daarmede zou niemand gebaat zijn. Hij hoopt dan
ook, dat de raad nu een andere beslissing zal nemen dan
de vorige keer, en wel door te besluiten het benodigde
krediet alsnog te verlenen.
De heer LEVINGA wijst erop, dat de raad in wezen wordt
gevraagd terug te komen op een eerder genomen beslis
sing. De vorige keer heeft de raad in meerderheid nee ge
zegd. Nu heeft men kunnen horen, dat alle fracties namens
welke tot nu toe het woord is gevoerd, terugkrabbelen.
In zoverre hebben gedeputeerde staten dus wel succes.
Gedeputeerde staten schuiven in deze eigenlijk de ver
antwoordelijkheid die zij zelf hebben, af op de gemeen
teraad, Zij hebben het desbetreffende stuk negen maan
den laten liggen. Het schoolbestuur wordt dus niet door
de gemeenteraad, maar door gedeputeerde staten op kos
ten gejaagd. Spreker vindt dat gedeputeerde staten maar
eens de hand in eigen boezem moeten steken. Zij willen
nu wel doordrukken dat de raad op zijn eerder genomen
besluit terugkomt, maar spreker voelt daar niets voor;
hij zou het een beetje inconsequent vinden als de raad dat
deed.
Van verschillende zijden heeft spreker nu beluisterd dat
men het schoolbestuur zielig vindt. Hij vindt het ergens
ook wel een beetje zielig, maar dan misschien met een an
dere betekenis. Dit neemt niet weg dat het schoolbestuur
op 28 augustus 1970 de opdracht aan de aannemer heeft
verstrekt voor f. 72.950,— en pas op 18 februari 1971,
toen het werk al voltooid of bijna voltooid was, een aan
vullend krediet heeft gevraagd.
Door wethouder Dijkstra is indertijd gezegd: Het zou een
precedent voor Soest zijn als de raad een dergelijk besluit
zou nemen. Spreker houdt wel van zo'n precedent. De
wethouder heeft toen voorts gezegd: Het zou kinderach
tig zijn dat te doen. Spreker ziet dat niet in. Door de wet-
houderis toen o.a. ook nog gezegd, dat de raad ter zake de
formele bevoegdheid mist. Spreker zou willen zeggen: Om
een lang verhaal kort te maken: de PAK-fractie blijft te
gen.
De wethouder DIJKSTRA merkt op, dat hij blij is met
hetgeen de verschillende woordvoerders hebben gezegd,
met uitzondering van hetgeen door de heer Levinga naar
voren is gebracht.
Spreker deelt de mening dat het betrokken rooms-katho-
lieke schoolbestuur weliswaar af en toe en misschien ook
in deze kwestie fouten heeft gemaakt, maar dat het dit
dan te goeder trouw heeft gedaan en dat het hier een
schoolbestuur betreft dat geheel pro Deo een enorme hoe
veelheid werk verzet. Wanneer een bestuur gesteld is voor
het beheer van vele scholen, zoals in deze het geval is (het
onderhavige bestuur beheert de grootste m.a.v.o. ter
plaatse, vele basisscholen en vele kleuterscholen), wanneer
de zaak omvangrijk is en er veel werk wordt verricht, wor
den er natuurlijk fouten gemaakt. Dat is menselijk, aldus
spreker; wij maken ook fouten; wij maken alle dagen fou
ten en ik zou haast willen vragen: Welke persoon, welke
instantie maakt geen fouten? Wanneer men de te dezen
geldende procedure isoleert van het geheel en haar punt
voor punt nagaat, kan men natuurlijk velerlei zout op ve
lerlei slakken leggen. Het had allemaal vlugger gekund.
Maar men vergete vooral niet, dat er tussen 1968 en 1971
drie jaren liggen met enorme stijgingen van lonen en mate-
riaalprijzen en dat dit feit uiteraard ook aan de onderha
vige werkzaamheden niet is voorbijgegaan.
Het verheugt spreker dat alle woordvoerders, met uitzon
dering van de heer Levinga, er blijk van hebben gegeven
dat zij deze zaak nuchter willen bekijken, dat zij de on
vermijdelijkheid ervan inzien en dat zij ook inzien, dat
het onbillijk zou zijn om het schoolbestuur het slacht
offer van deze kwestie te laten worden. Het schoolbe
stuur, dat genoeg te doen heeft, verdient bepaald niet het
slachtoffer van deze kwestie te worden. Hetis bepaald
geen eenvoudige zaak om een zo groot complex van scho
len goed te runnen, inclusief het benoemingsbeleid en het
onderhoud van alle betrokken gebouwen.
De procedure stelt erg teleur. Terecht heeft de heer Le
vinga opgemerkt, dat deze hele zaak nooit zo lang had be
hoeven te slepen als de provinciale griffie snel de taak had
verricht die de wet voorschrijft. Deze zaak is onnodig ne
gen maanden blijven liggen. Men is in Utrecht wat gaan
steigeren, omdat het nu eenmaal zelden voorkomt, dat er
aanvankelijk medewerking wordt verleend, maar het bij
behorende krediet wordt geweigerd, zodathetviai een an
dere procedure moet worden opgebracht. Het betreft
hier iets dat haarfijn in de Lager-onderwijswet 1920 is
neergelegd, in het kader van een hele reeks van veilig
heidsmaatregelen die men moet zien tegen de achtergrond
van de situatie tussen 1900 en 1920. Men heeft expresse-
lijk in de Lager-onderwijswet 1920 allerlei veiligheden
vastgelegd ter bescherming van de besturen van de bijzonde
re scholen. Een van de onderdelen daarvan is, dat men na
drukkelijk de beoordeling van de uitvoering van de mede
werking onttrokken heeft aan de gemeenteraad. Dit mag
mevrouw Oranje onaangenaam in de oren klinken en men
houdt er zich in Soest bepaald niet zo strikt aan, maar
het is de wet. Men moet de ter zake vastgestelde proce
dure niet aan het college van burgemeester en wethouders
verwijten, maar men moet haar de wetgever verwijten.
Spreker is ervan overtuigd, dat, als het ontwerp van de
wet ophet basisonderwijs te zijner tijd in een nieuwe vorm
wordt gegoten (het voorontwerp dat er enige tijd geleden