Spreekster constateert dat de commissie voor de be
roepschriften nu bij monde van de heer Pieren voor
stelt om het voorstel aan te houden. Het lijkt spreek
ster het beste dat overeenkomstig het voorstel van de
heer Pieren wordt besloten. Zij neemt hierbij aan, dat
de commissie voor de beroepschriften zich dan deze
maand in nauw overleg met het college zal beraden en
dat vervolgens in de volgende raadsvergadering op de
zaak wordt teruggekomen.
De heer DE GROOT zou er met klem voor willen plei
ten, dat deze zaak, waarbij het agrarische bedrijfsleven
in Soest zeer nauw betrokken is, ook wordt voorgelegd
aan de agrarische commissie om advies.
De VOORZITTER merkt op dat wat deze zaakbetreft de
raad de ontheffing als bedoeld in artikel 1 van de Zone
verordening Hinderwet heeft geweigerd en dat het on
derhavige voorstel een consequent'volgen van het des
betreffende beleid betekent. Wil de raad op deze weg
terug, dan zullen er desbetreffende maatregelen moeten
worden genomen. Maar de heer De Groot vraagt nu
eigenlijk iets dat hij niet mag vragen, want het gaat in
het onderhavige geval om een beroep dat is ingesteld
tegen het weigeren van een bouwvergunning en daar
heeft men de commissie voor de beroepschriften voor.
Deze commissie heeft verder niets met de raad als zo
danig of met het college te maken. Ze hoort zelfstan
dig, onder leiding van de heer Festen, de beide partij
en en brengt dan een advies uit. Men kan van alles doen,
maar formeel gaat het thans over een voorstel van de
commissie voor de beroepschriften inzake een bouwver
gunning en niet over een voorstel inzake een onthef
fing als bedoeld in artikel 1 van de Zoneverordening
Hinderwet.
De heer PIEREN wijst er op dat zoals de zaak er nu bij
ligt de commissie voor de beroepschriften van mening
is, dat de bouwvergunning terecht is geweigerd.
De VOORZITTER meent dat de commissie voor de
beroepschriften een goed voorstel heeft gedaan dat ook
formeel en juridisch in orde is, maar dat als de woord
voerder van de commissie voorstelt om het voorstel
aan te houden, hetgeen wat de termijnen betreft moge
lijk is, het het beste is dat het voorstel inderdaad wordt
aangehouden. Als dit laatste gebeurt, weet spreekster
nog niet precies wat er verder mee zou moeten worden
gedaan, maar zij meent dat men dat dan wel weer ziet.
De heer VAN POPPELEN constateert dat de door de
heer Van Duinkerken gevraagde ontheffing als bedoeld
in artikel 1 van de Zoneverordening Hinderwet door de
raad is geweigerd en dat op grond daarvan de bouwver
gunning niet kan worden verleend. Op grond hiervan
heeft spreker gevraagd of het randgebied kan worden
opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk gebied
gemeente Soest. Als dat zou gebeuren, zou de bouw
vergunning wel kunnen worden verleend.
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT meent
dat dat een zaak van lange adem zou worden en dat het
college onmogelijk de volgende maand een voorstel in
die richting klaar kan hebben. Het nieuwe plan Lande
lijk gebied gemeente Soest voorziet daar beslist niet
in. Het randgebied is namelijk uit het plan Landelijk
gebied gemeente Soest gehouden. Er zou eventueel
voor het randgebied een nieuw plan gemaakt moeten
worden. Daarin zou dan op dit gebied misschien een
voorlopige agrarische bestemming gelegd kunnen wor
den. In dit verband wil spreekster wel even op de be-
drijfsgrootte wijzen. In het randgebied is het al moge
lijk een woning te bouwen op een stuk grond van een
hectare. De heren Buitenhuis en Van Duinkerken zijn
tóëyallig agrariërs met een geer grootbedrijf d^t eigen
lijk in het andere gebied wel zou passen. Het verande
ren van de mogelijkheden in dit opzicht is een zaak van
een langere termijn dan de ene maand die men met be
trekking tot het wel of niet weigeren van de onderhavi
ge bouwvergunning nog ter beschikking heeft.
Als men er in de komende maand achter zou komen,
dat een grondgebonden bedrijf tien varkens per bunder
zou betekenen en dat de heer Van Duinkerken bijvoor
beeld acht bunder heeft en dus tachtig varkens zou mo
gen hebben, dan rijst de vraag of de schuur waarvoor
hij een vergunning heeft aangevraagd, daarvoor niet te
groot is. Als dat het geval is, zou de heer Van Duinker
ken een andere vergunning moeten aanvragen. De schuur
waarvoor hij een vergunning heeft aangevraagd is echt
bedoeld als mestvarkensschuur, die naar spreeksters
gevoel van een andere allure is dan een varkensschuur
voor een kleiner aantal varkens.
Gegeven de bepalingen van het bestemmingsplan zoals
het nu is, is de door de heer Van Duinkerken gevraagde
vergunning terecht geweigerd.
De heer DE GROOT meent dat het stellen van normen
zoals mevrouw Walter dat zoeven heeft bedoeld of het
handhaven van eventuele bestaande normen een zaak
is die zich zeer speciaal leent voor een bespreking in de
agrarische commissie. Deze commissie zal zeker van
harte bereid zijn het college ter zake te adviseren.
De VOORZITTER constateert dat men met elkaar af
spreekt, dat op het ogenblik op voorstel van de com
missie voor de beroepschriften het voorstel van de com
missie wordt aangehouden en dat men in de komende
maand formeel en informeel met zijn allen maar moet
bekijken hoe men eruit komt.
Het voorstel wordt aangehouden.
149 Voorstel van de Commissie voor de Beroepschriften tot
het nemen van een beslissing op een door de N.V.
Groothandelsmarkt GemarSoest ingesteld beroep tegen
de weigering van een bouwvergunning.
Mevrouw KORTHUIS-ELION zegt dat zij met dit voor
stel een kleine moeilijkheid heeft. De commissie voor
de beroepschriften stelt voor om de gevraagde vergun
ning te weigeren, maar dan op grond van een ander ar
tikel dan dat waarop het college de vergunning heeft
geweigerd. Spreekster vraagt zich af of er aldus niet een
beroepsmogelijkheid wordt weggenomen. In de bouw
verordening staat dat betrokkene een maand na toezen
ding van een besluit bij de raad in beroep kan komen.
De N.V. GemarSoest heeft dat niet gekund. Want moet
een brief als een aanschrijving van een besluit worden ge
zien? Men kan de N.V. GemarSoest niet verwijten dat
ze dat niet gedaan heeft, Want men gaat nooit zelf vra
gen: Mag ik dit zo verstaan, dat u dit als een besluit tot
een nadere eis ziet? Dat zal men nooit zelf uitlokken.
Spreekster vraagt zich af of de N.V. GemarSoest niet
alsnog zo'n besluit zou moeten worden toegezonden.
Als dat gebeurde, zou de N.V. GemarSoest in beroep
kunnen komen bij de raad. Dat beroep zou dan afge
wezen kunnen worden. In de bouwverordening staat
niet wanneer de betrokkene zo'n besluit moet worden
toegezonden. Spreekster meent dat de N.V. GemarSoest
formeel wel zo 'n besluit zou moeten worden toegezon
den, ook al ziet zij niet dat deze N.V. het gevraagde ver
krijgt, op welke manier deze N.V. de zaak ook zou spe
len. Zij is met het college van mening, dat de emballage
ruimte naar de achterzijde van het hoofdgebouw van de
N.V. GemarSoest zou moeten worden gebracht.
De heer VAN POPPELEN wijst er op dat de raadsleden
een brief hebben gehad van de heer Willems, advocaat
99