uw goedvinden wil ik deze penning ook beschouwen
als te zijn gegeven aan mijn vrouw en aan mijn kindeer
ren.
Nu ik hier zo sta te praten, moet ik u ook eerlijk zeg
gen, dat ik met weemoed terugdenk aan een aantal
raadsleden, ook aan een aantal raadsleden die ons door
de dood zijn ontvallen. Ik denk dan met name aan wij
len de heer A.P. Hilhorst en diens echtgenote. Ik denk
nog dikwijls na over de door de heer A.P. Hilhorst ge
houden algemene beschouwingen. Hij stond hier dan
aan de hand van slechts een heel klein stukje papier
en dus eigenlijk voor de vuist twee uur te praten. Hij,
boer zijnde, bouwde dan met een grote taalkundige
kennis en met een mooie zinsbouw een goed betoog op.
Daar heb ik altijd grote waardering voor gehad, daar
hebben wij ontzaglijk veel van geleerd.
Onze fractie heeft ook veel geleerd van de heer Van
Zadelhoff, de oud-wethouder.
In die tijd hebben wij een goede samenwerking met de
fracties opgebouwd en is er veel tot stand gekomen in
Soest.
De heer De Groot heeft even het woord „polarisatie"
genoemd. Tegenover polarisatie staat naar mijn mening
harmonisatie. Wanneer men pas getrouwd is en in zijn
huwelijk ook de polarisatiegedachte zou gaan kweken,
dan zou men tot een conflictsituatie komen die aan
leiding geeft tot echtscheiding, met alle mogelijke narig
heid van dien. Men moet komen tot harmonisatie. Het
gaat niet altijd over inspraak, het gaat over samenspraak
met elkaar hebben, samen de zaken aanpakken en samen
tot een oplossing komen.
Ik neem echt met weemoed afscheid. Ik zal het raads
lidmaatschap met alles wat eraan vastzit missen. De bij
eenkomsten van de gascommissie, van de slachthuis
commissie, maar ook de zeer intensieve en zeer ver
moeiende werkbezoeken van deze commissies die tot
in de nacht duren, zal ik terdege missen. Men heeft in
vergaderingen van de gascommissie en de slachthuiscom
missie wel eens verwijtend gezegd: Niet het socialisme
van Pieren, maar het pierianisme zal zegevieren. Daar
hebben we zware debatten over gehad in diverse com
missievergaderingen. Als ik daaraan terugdenk en besef
dat ik ook daarvan nu afscheid moet nemen, dan moet
ik eerlijk zeggen dat het afscheid mij zwaar aan het
hart gaat.
Dames en heren! Ik hoop dat u altijd zult werken in
in het waarachtig belang der gemeente Soest, zoals ook
het door de voorzitter aan het begin der vergadering
uitgesproken gebed zegt. Soest is een heel mooi gelegen
gemeente; ik moet nog een tweede gemeente in ons
land tegenkomen die zo mooi gelegen is. Ik hoop dat
u in de toekomst dit mooie Soest echt zult handhaven.
Ik dank u allen zeer, vooral voor uw vriendschap. De
vriendschap heeft bij mij altijd bovenaan gestaan. Ik
heb altijd met vrienden samen iets willen doen. Omdat
wij met vrienden gewerkt hebben, kon het dorpshuis
tot stand komen, kon A.G.A.V.S. tot bloei komen,
konden er andere dingen aangepakt worden. Ga je met
elkaar vechten en knokken, dan komt er niets tot stand.
Alleen door vriendschap kunnen we wat bereiken. Er
mag wel eens een botsing zijn, maar ik hoop dat de
raad altijd in vrienschap zal blijven werken zoals dat de
afgelopen jaren altijd het geval is geweest.
Ik dank de heer De Groot graag voor de woorden die
hij tot mij gesproken heeft.
Mijnheer De Groot! Woorden schieten mij te kort om
u te zeggen hoe ik over u denk. Toen er sprake was van
een scheuring in de Boerenpartij, toen Binding Rechts
kwam, heb ik mij met enige angst afgevraagd of wij u
wel in de raad terug zouden zien, Ik heb namelijk ook
u altijd gewaardeerd als een objectief raadslid, als ie
mand die gewoon zonder meer werkt voor de belangen
van de gemeente Soest.
Dames en heren leden van de raad! Ik dank u allen
van harte ook voor de mij aangeboden koffertas. Ik
begrijp niet hoe u heeft geweten, dat mijn oude tas
helemaal gescheurd is. Ik zal door het dragen van de
koffertas steeds aan u denken.
Ik wens u allen het allerbeste en veel succes met de ge
meente Soest.
(Applaus)
De VOORZITTER sluit hierna, te 21.50 uur, de verga
dering.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad der gemeente Soest d.d. 16 augustus 1973.
De secretaris, De burgemeester,
159
16C
106