De heer OLDENBOOM vraagt de voorzitter of zij van
plan is de door de heer De Groot genoemde brief - een
bijzonder slechte brief overigens - thans in bespreking
te geven.
De VOORZITTER: Wij kunnen die niet in bespreking
geven, want het college heeft van deze brief geen ken
nis genomen. Er is ons geen afschrift daarvan gezon
den. Ik weet dus eigenlijk niet waarover u het hebt.
De wethouders zijn ook raadslid, maar ook zij hebben
deze brief niet gekregen.
De heer OLDENBOOM merkt op dat dit dan de zo
veelste fout van de betrokken medici is. Zij zetten
boven hun brief: „Raad en Gemeente, te Soest",maar
zij sturen de brief duidelijk niet naar de gemeente.
Overigens had het college de brief kunnen lezen in de
Gooi- en Eemlander, die daarbij - zoals gebruikelijk -
weer een onjuist bericht publiceerde, nl. dat het hier
om een groepspraktijk zou gaan. Spreker neemt aan
dat dit illustratief is voor het waarheidsgehalte! Wan
neer het college niet van plan is de betrokken brief te
behandelen, lijkt het spreker verstandiger de gehele
zaak aan te houden, Dan kan ze op een later moment
opnieuw aan de orde worden gesteld en kan de brief
daarbij behandeld worden.
De VOORZITTER gelooft dat iedereen - ook de he
ren Walter en Eggink - er mede gediend zou zijn als er
vanavond een besluit wordt genomen. Wanneer
iemand zo vriendelijk wil zijn het college de betrok
ken brief te overhandigen, zal het waarschijnlijk niet
zo moeilijk zijn die in de beschouwingen te betrek
ken.
(De heer De Groot overhandigt daarop de betrokken
brief aan de voorzitter).
De VOORZITTER citeert uit de, 18 september 1973
gedateerde brief van de heren Walter en Eggink:
„Zeer Geachte Raadsleden,
Van Bouw en Woning toezicht hebben wij vernomen,
dat de verkoop van grond aan ons zal worden opge
schort, tenzij wij een verhoging van de verkoopprijs
accepteren van 25% waardoor de m2 prijs komt op
f. 75,- excl. B.T.W.
De door de raadscommissie voorgestelde verhoging
komt ons gezien de verkoopprijzen van de afgelopen
maanden absurd hoog voor en is voor ons onaanvaard
baar.
Het eerste kontakt met Uw college dateert van
3 maart 1971 middels het schrijven van ons verzoek,
waarin wij om medewerking verzochten voor het ver
lenen van een vergunning."
In dit verband zij opgemerkt, dat in maart 1971 door
de betrokkenen is verzocht om aan de Beukenlaan op
particuliere grond twee woningen met praktijkruimte
te mogen bouwen. Nadat dit verzoek grondig is onder
zocht, is het besluit genomen dat, gezien de onzeker
heden met betrekking tot het plan „Park en Centrum",
men er niet aan moest beginnen op dat moment aan
de Beukenlaan nieuwe bebouwing toe te staan. Wan
neer de heren Walter en Eggink zeggen in 1971 te zijn
begonnen met contacten met de gemeente, is dat dus
juist. Maar het ging daarbij om twee afzonderlijke wo
ningen met praktijkruimten aan de Beukenlaan. Op
30 juli 1971 hebben zij ten antwoord gekregen, dat dit
niet kon doorgaan.
Daarop hebben zij een makelaar in de arm genomen.
Die heeft het gemeentebestuur gevraagd de zaak op
nieuw in overweging te nemen. Naar aanleiding daar
van is nog eens extra advies gevraagd aan het stede
bouwkundig bureau O.D. 205. Het resultaat is ge
weest, dat op 1 augustus 1972 de inmiddels inge
diende bouwvergunningsaanvraag door burgemeester
en wethouders is geweigerd.
Dat gaat dus allemaal over de particuliere grond aan
de Beukenlaan. Om planologische redenen is de bouw
aldaar afgewezen.
De heren Walter en Eggink schrijven dan verder:
„Gedurende bijna twee jaar hebben wij kosten noch
moeite gespaard om via besprekingen, alsmede brie
ven en bouwplannen onze precaire situatie op te los
sen."
Dat is in zoverre juist, dat men na de eerste weige
ring gevraagd heeft of burgemeester en wethouders
de zaak nog eens wilden bekijken. Dat ging echter
niet om de onderhavige grond, doch om grond aan de
Beukenlaan, die men van een particulier kon kopen.
De betrokkenen vervolgen:
„Nadat bij de laatste afwijzing ons duidelijk was, dat
er planologisch geen ruimte in het Smitsveen was
voor de stichting van een gecombineerde praktijk en
woonruimte, hebben wij een voor ons kostbare be
slissing genomen om in het belang van de patiënten
onze praktijk gescheiden van de privé woning te bou
wen.
In 1971 was ons een bouwplan voorgelegd ad
f. 275.000,- inclusief woning en praktijk en na de
scheiding hebben wij een bouwplan uitgewerkt voor
een totaal bedrag van f. 150.000,- inclusief grond
voor de praktijk alleen.
Na vele besprekingen en diverse schriftelijke verzoe
ken hebben wij uiteindelijk op 4 december 1972 een
aanbod ontvangen de grond aan de Weegbreestraat
te Soest te kopen voor f. 60,- per m2 excl. B.T.W. en
overdrachtskosten."
Dat aanbod is door het college - niet door de raad
(uiteindelijk moet de raad beslissen) - gedaan. Het col
lege heeft dit aanbod gedaan, onder het voorbehoud
dat de gemeenteraad ermede akkoord moest gaan, op
4 december 1972. Daarna zijn er bouwplannen inge
diend. Doordat de onderhavige praktijkruimte vlak
naast de apotheek komt te staan, zijn er bepaalde wel
standseisen aan dit project gesteld. Nu is het project
rond. Wanneer de raad bereid zou zijn de grond voor
f. 60,- per m2 te verkopen, is de zaak met de heren
Walter en Eggink klaar.
In hun brief doen de heren Walter en Eggink net als
of zij al die jaren bezig zijn geweest over de onderha
vige grond. Maar nogmaals: zij hebben aanvankelijk
steeds gesproken over grond voor praktijkruimten en
woningen aan de Beukenlaan. Toen dat niet kon
doorgaan, hebben zij op een goed moment het oog
laten vallen op het onderhavige stukje grond naast de
apotheek, waar geen twee woningen op kunnen. Zij
hebben toen gezegd: Dan bouwen wij alleen een prak
tijkruimte.
Zoals de heer Oldenboom terecht heeft opgemerkt,
is het geen groepspraktijk. Het is een ruimte waarin
twee artsen hun praktijk kunnen uitoefenen.
Dat ging om het gehele terrein dat er naast de apo
theek overbleef.
Nu besluiten beide heren hun brief met:
„Wij hebben Uw college nimmer om gunsten, subsi
die en/of voorrang gevraagd, doch nu hebben wij be
sloten, dat indien het voorstel tot verkoop zal wor
den opgeschort, teneinde een verhoging van de ver-