Met genoegen heeft spreker van de voorzitter vernomen dat men thans op weg is naar de participatie-democratie. Het in stellen van een commissie voor het bosbezit, zoals dat door de heer De Groot is voorgesteld, vindt hij een aantrekkelij ke gedachte. Die gedachte is door de voorzitter overgeno men, maar hierover nadenkend, zou spreker het toch wat ruimffir willen stellen. Hij vraagt zich nl. af of men niet een commissie voor het landelijk gebied zou moeten creëren, die zich dan eveneens met weilanden, polders en de Eng zou kunnen bezighouden. Sprekers fractie heeft met genoegen geconstateerd dat de wethouder van financiën heeft gesteld dat het schrappen van de Engweg vanzelf aan de orde komt. Voorts heeft zij ten aanzien van de buitenlandse werknemers begrepen dat de wethouder van sociale zaken inderdaad bereid is een initia tief te nemen. Diens opmerking dat het voor sommige men sen gemakkelijker is een politiek café te bezoeken dan bij de wethouder op het spreekuur te komen, kan spreker wel begrijpen. Er zijn mensen die er geen enkel probleem in zien om de drempel van het raadhuis te overschrijden, maar er zijn anderen die daarmede wel degelijk moeite hebben en die zich beter thuis voelen in de wat ongedwongen sfeer van een politiek café, waar wethouders en gemeenteraads leden „in het wild" rondlopen. De confessionele partijen en D'66 en P.P.R. hebben hier goede ervaringen mee opgedaan en misschien is het ook iets voor de partij van de wethouder van sociale zaken om dit te proberen. De heer DE GROOT merkt op dat het hem moeilijk zal vallen even kort te reageren op hetgeen maandagavond door het college is gesteld als voorgaande sprekers hebben gedaan. Hij wil nl. enkele zaken graag opnieuw onder de aandacht van het college brengen; bij de hoofdstuksgewijze behandeling hoopt hij zich dan tot een minimum te kun nen beperken. Spreker wil met de zonzijde beginnen. Hij is bijzonder aan genaam verrast door de zeer positieve reactie van het colle ge op zijn suggestie verbetering te brengen in het onderhoud van de Soester bossen. Dit is een zaak die hij al jarenlang bij de algemene beschouwingen onder de aandacht van het col lege heeft gebracht. In tegenstelling tot die voorgaande ja ren is er nu opeens die bijzonder prettige en positieve reac tie gekomen. Dit geeft de burger moed. Met een variant op een bekende versregel zou hij willen zeggen: Het daget in onze bossen. Hij wacht met bijzonder veel optimisme op de stappen die het college in dezen zal ondernemen. Hij hoopt dat het college binnen korte tijd met voorstellen in de raad zal komen, die deze positieve woorden inderdaad in daden zullen omzetten. De gedachte van de heer Jonker om een boscommissie uit te breiden tot een commissie die zich ook bezighoudt met de weiden en polders, lijkt aantrekkelijk. Spreker ziet hier van de noodzaak evenwel niet in, want men heeft al een commissie die zich met weilanden en polders bezighoudt, nl. de agrarische commissie. Misschien zal de heer Jonker in staat zijn spreker later nog van diens gelijk te overtuigen, maar op dit moment ziet spreker het niet. Het succes dat spreker heeft behaald met het aanhoudend de aandacht vragen voor de bossen, geeft hem moed door te gaan met een ander punt - een punt ten aanzien waarvan positieve reacties nog steeds uitblijven -, nl. om ook voor degenen die ver buiten de kom der gemeente wonen de mo gelijkheid te scheppen over te gaan van het gebruik van olie op het gebruik van aardgas. Hij heeft zich verbaasd - om niet te zeggen geërgerd - over de botte weigering van de wethouder om in dezen ook maar iets te ondernemen. Een botweg „njet" was het antwoord op zijn suggestie. Hij had op zijn minst verwacht dat de wethouder zou toe zeggen dat over deze aangelegenheid contact zou worden opgenomen met het ministerie van economische zaken, ten einde te informeren naar een eventueel bestaande of mis schien op korte termijn in het leven te roepen rijksregeling ter zake. Gezien de uitlatingen van regeringsfunctionaris sen in de laatste dagen mag men toch zeker verwachten dat het rijk financieel zal willen bijdragen in de bedoelde over schakeling van olie op aardgas, Hij neemt ook aan dat de belanghebbenden, gezien de situatie waarin men op dit mo ment verkeert, bereid zullen zijn flink in eigen zak te tasten Het verdient overweging om hetgeen men dan eventueel nog tekort komt door de gemeente te doen aanvullen. Daarover zou beraad kunnen plaatsvinden in de gascommissie en in de financiële commissie. De resultaten daarvan zouden ter kennis van de raad moeten worden gebracht, opdat deze zich kan beraden over de vraag of het inderdaad nuttig en wenselijk is hiertoe over te gaan. Mocht de wethouder ook in tweede instantie per se weigeren dit toe te zeggen, dan zal spreker niet aarzelen hierover een uitspraak van de raad te vragen. Spreker heeft na de raadsvergadering van maandagavond gemerkt dat enkele mensen zich hebben verbaasd over het feit dat hij, in tegenstelling tot voorgaande jaren, met geen woord heeft gesproken over de openbaarheid van de verga deringen van de raadscommissies. Het was in zijn algemene beschouwingen altijd vaste prik om ook daaraan aandacht te schenken. Hij heeft dit deze keer om bepaalde redenen niet gedaan, In de eerste plaats verkeerde hij al in tijdnood, want hij had zo veel te zeggen dat het nauwelijks in een kwartier was in te passen. In de tweede plaats is dit voor hem - en hij hoopt nu niet te worden misverstaan - een aflo pende zaak. Zijn standpunt ten aanzien van de openbaar heid van raadscommissies is niet gewijzigd, maar het doel dat hij steeds voor ogen heeft gehad, is nu bijna bereikt Jarenlang heeft hij schouder aan schouder met de heer Jon ker gevochten voor de openbaarheid van raadscommissies Hun doel leek het zelfde, maar de uitgangspunten waren to taal verschillend. Het uitgangspunt van de heer Jonker is te voldoen aan het rechtsgevoel van de burger. Het lijkt spre ker een moeilijke zaak om daaraan te voldoen, te meer daa de opvattingen over de wenselijkheid en de noodzakelijk heid van openbaarheid van raadscommissies nog steeds in beweging zijn. Het zal dan ook niet gemakkelijk zijn om a n het rechtsgevoel van de burgers te voldoen, althans van een deel van de burgerij. De heer JONKER: Deze omschrijving van het rechtsgevoel is naar ik meen afkomstig van het college. Mijn omschrijvin is het voor de burgers doorzichtig maken van het bestuur De VOORZITTER merkt op dat de heer De Groot thans eigenlijk terug komt op een gesprek in het seniorencon vent, waarvan de resultaten in de raadsvergadering van ja nuari aan de orde zullen komen wanneer men over het we of niet openbaar zijn van de commissies zal gaan spreken Zij wil de heer De Groot niet suggereren er nu niets van te zeggen, maar zij meent wel dat dit een debat zal kunnen ui' lokken, want andere raadsleden zullen hierop dan willen ingaan bij de behandeling van het hoofdstuk Algemeen Bc heer. Het komt haar voor dat het praktischer is dit te doer aan de hand van het voorstel over de openbaarheid dat van de zijde van het college zal komen. Wat vindt de heer De Groot hiervan? De heer DE GROOT antwoordt dat hij zich zo veel moge lijk zal beperken. Zijn uitgangspunt is gestalte te geven aan het beginsel van openbaarheid zoals dat in de gemeentewe' is vastgelegd. Op dit punt verschilt hij dus met de heer Jon ker. Dit is ook duidelijk gebleken toen in begin 1970, dus 182

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 185