ook toegegeven dat giertankwagens gierlozingen ple
gen.
Sprekers fractie maakt zich over dit alles ernstig onge
rust en vindt dat het tijd wordt dat de gemeenteraad
inzicht wordt verschaft in de consequenties van een
voortzetting van de verlening van hinderwetvergunnin
gen voor varkens- en veestallen. Bestaat er een over
schot aan gier en mest?
Zo ja, wat zijn daarvan de consequenties Indien er
zo'n overschot komt, wat gebeurt daar dan mee? Zo
lang men geen duidelijk inzicht krijgt in deze materie,
zal het voor sprekers fractie moeilijk zijn in de toe
komst nog medewerking te verlenen aan het geven
van hinderwetvergunningen voor varkens- en veestal
len. Zij verzoekt het college dan ook met klem de
raad in dezen nader voor te lichten en daarbij gebruik
te maken van de diensten van die instanties waarvan
een realistische benadering van deze materie kan
worden verwacht. Het is zonder meer zeker dat een
deel van de in de landbouw aangewende bestrijdings
middelen terecht komt in sloten. Ook dit is een alge
meen probleem, dat zich niet alleen in de polders
voordoet. De onbekendheid met de aard van de be
strijdingsmiddelen en de uiteindelijke uitwerking daar
van is voor de fractie reden tot grote ongerustheid.
Dit klemt te meer nu ook onbevooroordeelde deskun
digen tot onrustbarende ontdekkingen komen met
betrekking tot het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Zo is gebleken dat in een aantal gevallen het melkvet
afkomstig van koeien die in voormalige boomgaarden
in de provincie Utrecht en in de Betuwe graasden, een
zo hoog percentage giftige stoffen bevatte, dat de
melk en het melkvet ongeschikt voor consumptie
werden bevonden, Jarenlang zijn de boomgaarden be
spoten, tot het moment waarop zij met rijkspremie
werden gerooid. Vervolgens liet men er melkkoeien op
weiden, die gras vraten van een bodem waarin zich de
giftige overblijfselen van jarenlang spuiten hebben op
gehoopt, zulks met het eerdervermelde gevolg. Wie
het interessant vindt hiervan een bevestiging te krijgen,
verwijst spreker naar het Nederlands instituut voor
zuivelonderzoek. Ook kan men gaan informeren bij
de raadsadviseur van het ministerie van landbouw, de
heer Wilmink, die onlangs in een voordracht voor de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Land- en
Tuinbouwkunde een beschouwing heeft gehouden
over de gevaren die de mens bedreigen via meststof
fen, bestrijdingsmiddelen, luchtverontreiniging, enz.
Sprekers fractie acht het niet haar taak om hierover
als pseudovoorlichter verder uit te wijden. Wel wil zij
een duidelijk tegengeluid laten horen tegen diegenen
die menen lichtvaardig over de toepassing en de uit
werking van bestrijdingsmiddelen te kunnen oordelen.
Ten slotte merkt spreker op dat het slootwater dat de
Eem bereikt niet via de waterzuiveringsinstallatie
gaat. Wil men de Eem werkelijk schoonhouden, dan
zal hieraan ter dege aandacht moeten worden besteed.
Wat kan het college in dezen doen, welke middelen
staan het ten dienste en ligt de verantwoordelijkheid
geheel bij het waterschap?
De heer BLAAUW herinnert er in verband met volgnr.
6.29 aan dat in het verleden eens is gesproken over de
kosten van de plantsoenendienst, die niet alleen op de
gemeente zouden moeten drukken, Het onderhoud dat
de plantsoenendienst verricht aan het groen rondom
bepaalde flatgebouwen zou worden uitgedrukt in een
kleine huurverhoging. Hij meent dat er in het Veen
nog steeds flats staan waarvan de huur nog niet is vast
gesteld. Zijn de kosten van het onderhoud van plant
soenen in de huren verwerkt? Bij sommige flats was
dit wel het geval, maar bij andere niet. Kan het colle
ge hierop een toelichting geven
De heer OLDENBOOM meent, min of meer sprekend
op verzoek van de heer Van Poppelen, dat het goed is
om de milieuproblematiek van de hoer wat genuan
ceerder te bekijken. Vanmorgen is reeds gezegd dat het
lozen van gier in de Eempolder twee of drie keer heeft
plaatsgevonden.
De heer JOOSTEN: Dat zijn geconstateerde gevallen!
De heer OLDENBOOM vervolgt dat deze lozingen na
genoeg zonder consequenties voor het water zijn ge
weest. Eén van deze gevallen was heel moeilijk te con
stateren, nl. het geval dat in dit voorjaar aanleiding was
tot een artikel in de Gooi- en Eemlander. Daarbij is
een merkwaardige persoonlijke vete oorzaak van wat
moeilijke geruchten Spreker is zelf bij de Hooiweg
gaan kijken en heeft toen niets kunnen vinden dat
wees op recente gierlozingen. Anderzijds moet men
goed voor ogen houien dat het landschap zoals dat
nu bestaat, in feite is ontstaan als gevolg van bedrijfs
economische werkzaamheden van de boer. Wat een
ieder thans mooi vindt, kon alleen maar zo ontstaan
doordat die boer zo zijn brood verdiende. De natuur
lijke begroeiing van de Eemvallei is waarschijnlijk wilg
moeras geweest, een ziltige toestand die niet veel na
tuurliefhebbers tot wandelen zou hebben verlokt. Het
zelfde geldt eigenlijk voor de Eng, die is ontstaan als
gevolg van een forse milieuverontreiniging. Het waren
vrij schone zandverstuivingen en bossen, die tengevol
ge van een overvloed aan bemesting in schapenschuren
wat vruchtbaar werden gemaakt. Er ligt nu ongeveer
een meter zandachtige humus op, die dit kale land
schap heeft doen ontstaan, ook als gevolg van de be
roepsmatige arbeid van de boer.
Door de enorme toename van het aantal mensen per
km2 kon de boer niet op dezelfde manier als vroeger
blijven werken. Men is ook nog niet bereid de boer te
subsidiëren in een inefficiënte beroepsuitoefening. Er
is nog niemand die tegen de boer zegt: Doe er wat
minder mest op, wij nemen het gier gratis van je af en
wij subsidiëren je. Zo ver is het nog niet; men verkeert
nog in een overgangsfase en daarom meent spreker
dat men bijzonder genuanceerd moet bekijken wat
men de boer aanwrijft. Het is buiten proporties om
hier alleen over de door de agrariër veroorzaakte mili
euverontreiniging te spreken, want alle anderen heb
ben er minstens net zo veel schuld aan.
De heer DE GROOT wil graag enkele kanttekeningen
maken bij de vragen die de heer Joosten heeft ge
steld. Hij is begonnen met zijn spijt er over uit te
spreken dat de heer Van Poppelen vandaag niet aan
wezig kan zijn en hij meende in de heer Van Poppe
len toch wel een zekere deskundigheid te hebben be
speurd. Inderdaad kan men de heer Van Poppelen in
dezen als deskundige zien; wat deskundigheid betreft,
kan spreker niet in diens schaduw staan.
De heer Joosten heeft een aantal zaken genoemd
waarbij het risico bestaat dat men ze door elkaar zal
gaan halen. Zo heeft hij gewezen op de schadelijke
consequenties van waarschijnlijk al jaren geleden ge
bruikte bestrijdingsmiddelen in boomgaarden, die nu
o.a. in zuivelproducten van vee dat in die boomgaar
den weidt, worden teruggevonden. Dat zijn dan ken
nelijk boomgaarden die inmiddels zijn geliquideerd,
want het is bij de moderne fruitteelt niet de gewoonte
210