217 De heer Hoekstra heeft gezegd dat men in protestants- christelijke kring zo snel tot resultaten is gekomen met betrekking tot een havo-vwoschool. Spreker heeft maandagavond echter van de wethouder van onder wijs begrepen dat men daarmede al sinds 1965 bezig is geweest; dit plaatst de opmerking van de heer Hoek stra dus in een iets ander licht. De antwoorden op de vragen die bij het afdelingson- derzoek zijn gesteld, kunnen worden gekenschetst als uitvoerig, duidelijk, vaag en nietszeggend. Nietszeggend vindt spreker het antwoord op vraag 99, waarin met betrekking tot de ontwikkeling van het partieel onder wijs wordt gezegd: „Met het vormingsonderwijs aan partieel leerplichti gen heeft de gemeente geen bemoeienis. De gemeente oefent slechts het toezicht op de naleving van de leer plichtwet uit". In de afdelingsvergadering was nu juist naar dit laatste gevraagd. Er was een enquete geweest onder ouders van kinderen die partieel leerplichtig zijn en spreker had gevraagd of er cijfers bekend waren over de respons die was gekomen. Hij vraagt zich overigens af of nu werkelijk door de gemeente geen aandacht kan wor den besteed aan het voldoen aan de aanspraak van werkende jongeren op vormingsonderwijs, dus buiten het reeds genoemde toezicht op de naleving van de leerplichtwet. Hij heeft dit maandagavond ook al ge vraagd en neemt nu aan dat de wethouder diens ant woord tot vandaag heeft bewaard. Een deel van het antwoord heeft hij al gevonden, want het blaadje Op't Hoogt dat hier vandaag is uitgedeeld, is kennelijk bedoeld om hem ten dele de wind uit de zeilen te ne men. Op bladz. 4 leest hij dat men er inderdaad iets aan doet en dat men een wegwijzer voor werkende jonge ren aanprijst. Dit lijkt hem al een stap in de goede richting. Er blijkt op het stadhuis bepaald zeer veel documentatie aanwezig te zijn voor de werkende jon geren, evenals voor het vormingswerk. Als men daar aan echter geen bekendheid geeft en een en ander niet verspreidt - spreker weet niet of dit niet gebeurt; hij zal het graag vernemen -, helpt het niet. De heer OLDENBOOM heeft bij de algemene be schouwingen gezegd dat hij uit ervaring wist dat het opnemen van kinderen van buitenlandse werknemers in gewone klassen, ten enenmale onmogelijk is. Het is voor de klas niet te doen en het is voor die buitenland se kinderen niet te doen, Daarom heeft zijn fractie het college geadviseerd die kinderen bijeen te brengen en te proberen voor hen een extra leerkracht aan te trek ken. Daarvoor schijnen faciliteiten te bestaan. Hierop heeft spreker nog geen antwoord ontvangen. Om hoe veel kinderen gaat het hierbij? Met betrekking tot de opmerking van de heer Levinga over de achterban van de heer Hoekstra, wijst spreker er op dat de heer Hoekstra persoonlijk sprak en niet namens fracties. Wethouder DIJKSTRA stelt dat het in hoofdzaak draait om een niet-confessionele samenwerkingsschool voor vwo en havo. Mevrouw Oranje is wat dit punt be treft goed ingelicht. Het college heeft nog kortgeleden de stuurgroep uitgenodigd om in de onderwijscommis sie volledig opening van zaken te geven. Ook in de on derwijscommissie zelf is dit onderwerp herhaaldelijk aan de orde geweest. Spreker heeft maandagavond in vogel vlucht verteld welke pogingen in het verleden zijn on dernomen. Zij zijn steeds vastgelopen op een gebrek aan wil om samen te werken. De enige kans die er met betrekking tot het vwo en het havo bestaat, is die van een samenwerkingsschool en op zich is die kans al bij zonder gering. Het zag er in de loop van dit jaar naar uit dat een samenwerking zou gelukken, maar in de laatste tijd is spreker veel minder optimistisch gewor den, omdat één van de voorname participanten terug houdend is geworden. Dit is nog niet definitief, maar mocht deze deelnemer uitvallen, dan staat het er be paald somber voor als het er om gaat hier een openba re scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs te stichten. Het is in dezen geen kwestie van flink doen en het ministerie bestormen met actiegroepen, want dat haalt niets uit. Het rijk, en het rijk alleen, bepaalt welke scholen op het rijksscholenplan worden ge plaatst. Het rijk heeft in het begin van dit jaar zijn prognoses herzien en zijn normen aanzienlijk strak ker gemaakt. Voor de regio Amersfoort blijft er nu vrijwel geen ruimte over, ook al wil het dagelijks be stuur van Eemland Soest graag een scholengemeen schap toedelen. Of men het nu leuk vindt of niet, daar aan zit men vast. De protestants-christelijke stichting heeft in dezen ook al sinds 1965 gewerkt; tot twee keer toe is een aanvrage afgewezen. Pas zeer onlangs is het gelukt een aanvrage aanvaard te krijgen. Natuur lijk is spreker van meet af aan van deze aanvragen op de hoogte geweest, zoals de heer Levinga zei. Het zou wel vreemd zijn als dit niet het geval was geweest. Bij een eerdere gelegenheid heeft spreker echter al gezegd dat hij daarmede geen enkele bemoeienis heeft gehad, al heeft hij het uiteraard wel met belangstelling ge volgd, zoals hij elke poging van een bestuur in het bij zonder onderwijs om iets tot stand te brengen, volgt. De heer Hoekstra heeft gewezen op het samengaan van Soest en Baarn op onderwijsgebied. Dat is volko men juist. Het is de stichting voor protestants-christe lijk voortgezet onderwijs pas gelukt door met Baarn samen te gaan. Of men er in Soest nu verstandig aan zou doen het Baarns lyceum wat leger te maken, be twijfelt spreker. De heer HOEKSTRA'. Dat is ook niet de bedoeling! Wethouder DIJKSTRA begreep een ogenblik dat de bedoeling van de heer Hoekstra was het Baarns ly ceum wat lichter te maken. Ook van het bestuur van dat lyceum is dat zeker niet de bedoeling. Men is con tent met een school met een dikke 900 leerlingen en men zou er geheel verkeerd aan doen door een groot gedeelte van de basis, nl. de Soester kinderen, daar aan te onttrekken. Het is spreker bekend dat de sectie onderwijs van het samenwerkingsorgaan Amersfoort graag wil ontlasten door in Soest een school te stichten. Het rijk denkt hierover helaas geheel anders en het is het rijk dat in dezen de dienst uitmaakt. Het automatisme van de lager-onderwijswet is hier volstrekt niet van toepassing. Alleen als men kan aantonen dat men, gezien het ka rakter van de te stichten school, voldoende voedings bodem heeft, kan men voor plaatsing op het scholen plan in aanmerking komen. Hij gelooft overigens niet dat hier het verwijt op zijn plaats is dat de stuurgroep of haar voorganger onvoldoende actief zou zijn ge weest. Het kan wel zijn dat men onvoldoende aan de weg heeft getimmerd, want het ligt spreker niet zo om publiciteit te zoeken, maar men weet dat deze zaak ge heel in de openbare onderwijscommissie aan de orde is geweest. Elke stap in dezen is in die commissie me degedeeld. Het wachten is thans op de adviezen van het centraal

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 220