De heer JONKER constateert dat de heer Dijkstra ten aanzien van het partieel onderwijs inderdaad enige tip jes van de sluier heeft opgelicht, maar nog niet geheel een antwoord heeft gegeven op wat spreker had ge vraagd. Zijn vraag was hoe het zat met de enquete en wat voor respons daarop kwam. Om te verduidelijken wat voor soort antwoord hij zou willen hebben, zal hij dat zelf even geven, maar dan met fictieve getallen; de wethouder kan dan straks misschien de goede ge tallen noemen. Men heeft 500 ouders van kinderen van 15 en 16 jaar aangeschreven. Daarop heeft men ook 500 antwoorden gekregen en daaruit bleek dat 400 van die kinderen dagonderwijs volgden, zodat die helemaal niet in de termen vielen. Er waren 97 geval len waarin inderdaad vormingsonderwijs werd gevolgd en ten slotte waren er drie gevallen waarmee proble men waren. Zo'n antwoord bedoelde spreker, want als men zegt dat met drie gevallen problemen beston den, dan kunnen dat drie van de vier zijn of drie van de honderd. De heer VAN VLOTEN was niet erg onder de indruk van het antwoord van de wethouder, zeker niet na het gloedvolle betoog van mevrouw Oranje, waar de fractie geheel achter staat. Zowel maandagavond als vandaag heeft zijn fractie gevraagd of het bekend is - en zo neen, of het onder zocht kan worden - hoeveel leerlingen die op het ogenblik de mavoschool in Soest bezoeken, eventueel leerlingen voor vwo en havo zouden zijn, doch dit niet zijn, omdat dat onderwijs er in Soest niet is. Er zijn velen die naar scholen in Baarn en Amersfoort gaan, maar er zijn er ook die maar alvast de eerste driejaar naar de mavo in Soest gaan, om daarna verder te gaan in de vierde of vijfde klas van een ander schooltype; zij hebben dan echter wel een jaar verloren. De heer Hoekstra zei dat een kind, als het maar een voldoende haalt voor het toelatingsexamen, tot een school voor voortgezet onderwijs wordt toegelaten. Spreker meent dit te mogen betwijfelen, want als een school vol is, is zij vol. Er wordt dan gezegd: Je bent wel geslaagd, maar er is geen plaats voor je. De heer HOEKSTRA: Gebeurt dat hier? De heer VAN VLOTEN: Dat gebeurt hier, zeker bij het middelbaar beroepsonderwijs. De heer VERHEUS: Dat is iets anders. De heer VAN VLOTEN: Dat is óók voortgezet onder wijs! De heer HOEKSTRA: Ja, maar dat was hier niet ter za ke; het ging om het mavo en het havo. De heer VAN VLOTEN: Het kan gebeuren dat ook het Baarns lyceum vol raakt. De heer HOEKSTRA: Ik kan u nog wel geheel andere voorbeelden noemen van weigeringen. De heer JOOSTEN is van mening dat het onjuist is te stellen - de wethouder deed dit - dat de onderwijscom missie de stuurgroep heeft uitgenodigd. De stuurgroep heeft in een vergadering waarbij de voorzitter niet aan wezig was, een verzoek gericht aan de onderwijscom missie om met haar een gesprek te mogen hebben. Er is toen een afspraak gemaakt. Spreker wil dit even zeggen, omdat het er op leek alsof vanuit de onderwijs commissie het initiatief zou zijn genomen. Hij zou een dergelijk initiatief van de onderwijscommissie toe juichen, maar jammer genoeg komt hij zulke initiatie ven nooit tegen. De heer LEVINGA wil de wethouder er op wijzen - dit is geen chantage - dat, als de aanvrage voor een samen werkingsschool niet vóór 1 februari in zee is, hij ,,in" is voor elke actie, hard of zacht. De heer HOEKSTRA is het geheel met de heer Levin- ga eens dat het college er voor moet zorgen dat de aanvrage vóór 1 februari weg is. Hij neemt geen woord terug van wat hij in eerste instantie heeft gezegd, maar als in de raad een aanvrage voor een samenwerkings school aan de orde komt, is hij natuurlijk altijd bereid zijn stem daaraan te geven. Daarnaast is hij blij met de protestants-christelijke school op het scholenplan en dat zal niemand hem kwalijk nemen. Inderdaad is men in 1965 begonnen met de voorberei dende werkzaamheden voor die protestants-christelij ke school en wel in Baarn en in Soest apart. In Baarn waren twee aparte schoolbesturen er mee bezig en in Soest één schoolbestuur en uiteindelijk heeft men na een jaar of vier, op aandrang van de besturenbond, in gezien dat men er beter aan zou doen samen te gaan. Dat is toen gebeurd en met het nu bekende resultaat. Spreker wil vervolgens iets zeggen over het Cito-eind- onderzoek en het Amersfoortse eindonderzoek. De heer Verheus zei dat het Cito-onderzoek beter zou aansluiten op het middelbaar onderwijs. Dit is echter kolder, want er behoeft niets aan te sluiten. Zo'n eind onderzoek is alleen bedoeld om de kennis te testen. Het Cito-onderzoek is een landelijk bekend eindonder zoek, dat echter op precies dezelfde wijze wordt op gezet als de Amersfoortse test. Een heel gezelschap mensen, onder wie ook hoofden van scholen, wordt uitgenodigd om vragen op te stellen met betrekking tot bepaalde onderdelen van rekenen en taal. Het Ci- to-eindonderzoek stelt de vragen alleen in de zoge naamde vier-vragenvorm, waarbij de kinderen kunnen kiezen en dat is een nadeel van deze vorm van eind onderzoek. In Soest bestaat ook een commissie voor schooleind- onderzoek en spreker is daarvan zelf voorzitter. Deze commissie werkt samen met Amersfoort, waar men zelf de test samenstelt. Men is daar dus baas in eigen huis. Met de test wordt alleen de kennis aan het ein de van de lagere school getest. Daarvoor wordt een percentiel uitgegeven, net als bij het Cito-eindonder- zoek en aan de hand van dat percentiel wordt bepaald of een kind wel of niet wordt toegelaten. Waarom gaat een kind niet naar het havo, maar naar het mavo? Dat kind gaat naar het mavo, omdat het niet geschikt is voor het havo. Overal vindt aan het einde van de tijd dat een kind op de basisschool is ge weest overleg plaats tussen schoolleiding en ouders, waarbij uitgebreid over de schoolkeus wordt gespro ken. Als een kind geschikt is voor het havo, neemt het de fiets en gaat het naar Baarn of Amersfoort, wat een zeer gezonde bezigheid is. Geen kind zal alleen vanwege de afstand niet naar een middelbare school gaan. Hiermede wil spreker overigens helemaal niet zeggen dat er in Soest geen middelbaar onderwijs moet komen; het mag er komen, maar het is voor hem geen statussymbool. Mevrouw KORTHUIS-ELION: „Geen. kind" moet u niet zeggen, want toevallig ken ik vijf gevallen van kinderen die om gezondheidsredenen niet naar Amers foort kunnen en daarom in Soest de mavoschool be zoeken. Die kinderen zouden een kans krijgen indien hier een middelbare school zou komen. Overigens gaat het hierbij natuurlijk om een klein percentage. De heer HOEKSTRA: Als zo'n kind in Soestdijk woont en men de school bijv. achteraan de Konings weg plaatst, is het nóg een grote afstand. Dat pro bleem blijft dus altijd wel bestaan. 2,1:9

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 222