der subsidie wordt gegeven. Dat zijn nu juist vragen die in het afdelingsonderzoek aan de orde moeten ko men en als dit was gebeurd, had de heer Joosten er een schriftelijk antwoord op gekregen. Wanneer zo'n antwoord dan niet tevreden stelt, is het normaal om daarop in de raad terug te komen, maar men kan bij de openbare behandeling van de begroting onmogelijk elke post gaan bespreken. De heer Joosten doet dit nu bij het hoofdstuk cultuur, maar iemand anders kan dit wel gaan doen bij elke post van het hoofdstuk on derwijs. Spreekster vindt in het verslag van het afde lingsonderzoek van de vragen van de heer Joosten al leen die betreffende Eemland en nog een andere terug; alle overige staan daarin niet vermeld. De heer JOOSTEN: Ik heb in de afdeling vragen over deze onderwerpen gesteld. De VOORZITTER: Neen, dat hebt u niet! De heer JOOSTEN: Ik verwijs naar vraag 46. De VOORZITTER: Ik kom een paar vragen van de vragen die u nu hebt gesteld tegen in het verslag van het afdelingsonderzoek, maar de meeste kom ik daar in niet tegen. De heer JOOSTEN: Ik heb toen óók al de vraag ge steld of het college met een algemene subsidieverorde ning wil komen. Daarop is geantwoord met: „Mis schien", maar voor mij is zo'n verordening zonder meer noodzakelijk. De VOORZITTER: Dat kunt u dan concluderen, maar u mag niet verwachten dat wij nu post voor post gaan uitvlooien Ik wil u dan ook vragen u met be trekking tot de posten iets te beperken. De heer JOOSTEN vervolgt dat met betrekking tot die subsidieverleningen waarin ook het rijk bijdraagt, wél behoorlijke begrotingen bestaan. Waarschijnlijk is dat een eis van het rijk, die hij ook graag gesteld zou zien aan andere subsidie-aanvragen. Onder nr. 52 van het verslag van het afdelingsonder zoek staat sprekers vraag betreffende „Spullenhulp". Het college stelt voor deze stichting geen subsidie te verlenen. Naar aanleiding van een advies dat is uitge bracht door afdeling 6 heeft hij gevraagd om een ad vies van de gemeentelijke sociale dienst, omdat in de brief van „Spullenhulp" aan de raadsleden is verwe zen naar de sociale dienst voor informaties over de ervaringen met „Spullenhulp". Het college antwoordt echter: „De wijze van financiering en exploitatie van deze ac tiviteiten behoort niet tot de competentie van de ge meentelijke sociale dienst." Spreker weet niet waarop dit antwoord slaat, maar heeft inmiddels wel de mening van de heer Van Hal vernomen, die tegenover hem heeft verklaard „Spul lenhulp" een niet meer weg te denken voorziening in het maatschappelijk pakket van Soest te achten. Hij had dan ook graag een concreter antwoord op zijn vraag gekregen en niet een vrij onbenullig antwoord als wat nu is gegeven. Op grond van het voorgaande stelt zijn fractie het college voor dit punt terug te trekken en alsnog met een advies in dezen bij de raad te komen. De heer DETMAR deelt de bezorgdheid van de heer De Groot, die voor verschillende posten een scherpe kostenbewaking heeft gevraagd. Ook hij wil daarvoor pleiten, opdat men straks op de rekening niet met nog hogere posten zal worden geconfronteerd. Mevrouw ORANJE-ENTINK ziet dat onder volgnr. 8.70.90 een subsidie van f. 600,- is opgenomen voor de Vrouwenadviescommissie en de Federatie vrouwe lijke vrijwillige hulpverlening in Utrecht. Zij is daar mee erg blij, maar wie schetst haar verbazing als zij in de eerste begrotingswijziging onder punt 5 leest dat de subsidie aan de Federatie a f. 175,- maar moet verval len, omdat de Federatie haar activiteiten - het forme ren van een Vrouwenadviescommissie - heeft afgerond? De Federatie heeft nu feitelijk geen bemoeienis meer met de woningbouw. Spreekster maakt het college er op attent dat de Federatie wel als eerste werkzaamheid heeft gehad het voorbereiden van de instelling van een vrouwenadviescommissie voor de woningbouw, maar dat de Federatie voorts ook een platform voor het contact tussen alle vrouwenverenigingen is. Zij ziet niet in waarom dat onnozele bedrag van f. 175,— moet worden geschrapt. De heer SMIT stelt dat het elk jaar gebruikelijk is om met betrekking tot de openbare bibliotheek een kriti sche noot te laten horen. Hij wil graag de mening van de heer Oldenboom ten aanzien van de kosten van huisvesting van de bibliotheek onderschrijven. Men heeft van de openbare leeszaal en bibliotheek een enquêteformulier ontvangen, met een begeleidend schrijven dat in zekere zin suggereert dat dit maatstaf- gevend zou moeten zijn bij het beoordelen van een ex tra subsidie van f. 50.000,- voor het boekenbezit. Spreker heeft enige jaren ervaring in het bibliotheek wezen en kan zich op grond daarvan zeker verenigen met een aanvulling van het boekenbezit. Op pagina 3 van de enquete vindt men echter de vraag: „Zo neen, vindt u dat er te weinig romans zijn en in welk genre? Naar zijn mening geeft dit beslist geen indicatie voor het boekenbezit, omdat van een aantal genres de markt beslist veel groter is dan het aantal titels dat daarop verschijnt. Hij denkt nu met name aan familie- en streekromans, historische romans en aan de toch wel wat selectieve aankoop die verplicht is voor het genre avonturen-, spionage- en detectiveromans. Het antwoord op vraag 3 mag dus zeker geen indicatie zijn voor de aanvulling van het boekenbezit. Op pagina 4 wordt gezegd dat de boeken te vlug wor den afgeschreven. De gemiddelde levensduur van een boek in de openbare bibliotheek is gesteld op 7 jaar. Sprekers vraag is of elk boek in 7 jaar wordt afge schreven, of dat het hier alleen versleten exemplaren betreft. Hij kan zich voorstellen dat minder vaak gele zen romans een langere periode kunnen blijven staan. Spreker kan een heel eind meegaan met de opmerkin gen die over de openstelling van de bibliotheek zijn gemaakt. Alleen moet men hierbij wel rekening hou den met de moeilijkheden voor de personeelsbezet ting. Op pagina 5 wordt gevraagd of men tevreden is over de service. Een klein aantal personen maakt daarbij een opmerking over een te stugge behandeling. Dit is een gevolg van „beroepsziekte"; het vak brengt dit met zich. De heer LEVINGA constateert dat de natuurbe- schermingswacht Eemland vanaf 1963 een subsidie krijgt van f. 100,— per jaar. Zij doet hoogst nuttig werk, maar krijgt geen verhoogde subsidie. De toneel vereniging Applaus krijgt f. 400,-, het dierenasyl krijgt ongevraagd een verhoogde subsidie, en nu be grijpt hij niet waarom niet ook de natuurbescher- mingswacht Eemland een hoger subsidie kan krijgen. 223,

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 226