lijnen van gedeputeerde staten, gegeven in antwoord
op vragen van een statenlid. Nog afgezien van het
standpunt van gedeputeerde staten menen burgemees
ter en wethouders dat er in de commissie wordt gede
batteerd tussen de leden van de commissie en het
aanwezige lid van het college en niet met het publiek
dat op de tribune zit.
Wethouder DIJKSTRA zegt het reglement in het ver
leden nogal losjes te hebben gehanteerd. Vorig jaar
zat er nog al eens een schoolhoofd op de tribune dat
zeer geïnteresseerd was in behandeling van bepaalde
aanvragen ex artikel 72. Het is ook wel eens voorge
komen dat de voorzitters van de schoolraad en de
ouderraad (zeer geregelde gasten van de vergaderingen
van de onderwijscommissie) bij uitzondering aan de
discussie deelnamen.
Kort geleden heeft spreker de onderwijscommissie op
de hoogte gesteld van het feit dat aan de discussie in
het vervolg slechts zou kunnen worden deelgenomen
door de leden van de commissie. Een en ander is zijns
inziens in overeenstemming met hetgeen in het senio
renconvent een tijd geleden is besloten.
Wat de aanwijzing van gedeputeerde staten betreft zij
opgemerkt, dat er kort geleden vragen zijn gesteld
door een statenlid De vraag is gesteld of het niet
aanbevelenswaardig zou zijn bij voorkomende gele
genheden het publiek te laten deelnemen aan de be
raadslagingen. Gedeputeerde staten hebben geant
woord dat hen dat bij openbare commissievergaderin
gen volstrekt onwenselijk leek. Als richtlijnen gaven
zij aan dat de discussies per se beperkt moesten blij
ven tussen het college en de leden van de commissies.
Sinds enige tijd houdt spreker zich daaraan zeer strikt
tijdens commissievergaderingen.
De heer JOOSTEN zegt het erg interessant te vinden
wat een individueel lid van het college van gedepu
teerde staten zegt.
De VOORZITTER: Het college van gedeputeerde
staten, niet een individueel lid.
De heer JOOSTEN meent dat de gemeente ter zake
autonoom is.
De VOORZITTER: Ja. Wij hebben de richtlijnen van
gedeputeerde staten alleen als aanvulling gegeven.
De heer JOOSTEN: Burgemeester en wethouders
vinden dat zij de aanwijzingen van gedeputeerde sta
ten moeten volgen?
De VOORZITTER: Neen, u hebt het toch nog ver
keerd begrepen.
Voortgaande zegt spreekster dat burgemeester en
wethouders van Soest een besluit ter zake hebben
genomen. Zij menen dat zo'n besluit eigenlijk niet
eens genomen behoeft te worden, want de procedure
is duidelijk en logisch. Van die procedure is echter een
paar keer afgeweken. Het is voorstelbaar dat een wet
houder in die verleiding komt of in die verleiding
wordt gebracht. Daarom hebben burgemeester en wet
houders het besluit genomen dat dat niet meer mocht
gebeuren.
Als toelichting dat het college niet buitenissig handelt
heeft de wethouder van onderwijs ter adstructie mede
gedeeld, dat ook het college van gedeputeerde staten
ten aanzien van commissievergaderingen van de pro
vinciale staten een zelfde standpunt huldigt. Er is ech
ter duidelijk sprake van een autonoom besluit van
het college van burgemeester en wethouders Dit be
sluit zal ook autonoom worden gehandhaafd.
De heer JONKER zegt dat het volstrekt duidelijk is
dat het college op het standpunt staat dat tijdens
commissievergaderingen niet het woord moet wor
den gegeven aan niet-commissieleden Daaraan voeg
de de voorzitter de woorden „Dat is een juiste handel
wijze" toe. Deze opmerking is spreker in het verkeer
de keelgat geschoten Hij kan nl. met evenveel recht
beweren dat er sprake is van een onjuist standpunt.
Dat zou hij bij dezen ook graag willen doen. Er is
sprake van een verouderd standpunt, dat niet in de
tegenwoordige - en zeker niet in de toekomstige - tijd
past. Hij meent dat wethouder Dijkstra bij wijze van
uitzondering op de goede weg was. Deze was een be
gin aan het maken met een vorm van participatiede
mocratie.
Wethouder DIJKSTRA: Zo gaat het ons mensen.
De heer DE GROOT meent dat er twee verschillende
zaken in het geding zijn. In de eerste plaats kan de
voorzitter van de commissie een belangstellende
vragen, enige informatie te verstrekken. In de tweede
plaats kan het woord gegeven worden aan een belang
stellende die de voorzitter om het woord heeft ge
vraagd. Naar sprekers wijze van zien heeft het eerste
in de onderwijscommissie plaatsgevonden, Daartegen
heeft hij niet zoveel bezwaar.
De VOORZITTER: Dat kan ook volgens het regle
ment van orde.
De heer DE GROOT meent dat er sprake is van een
andere situatie, wanneer belangstellenden aan de dis
cussie gaan deelnemen Daarvan is hij beslist geen
voorstander.
Wethouder DIJKSTRA: Dat eerste heeft plaatsge
vonden. Op mijn verzoek enkele malen
Mevrouw ORANJE-ENTINK acht het ogenblik ge
komen om haar zonde te belijden Zij heeft nl, tij
dens een commissievergadering een aanwezig school
hoofd om informatie gevraagd. Zij werd daarop te
recht op de vingers getikt door de voorzitter van de
commissie. Daarop heeft de voorzitter van de com
missie diens toelichting gegeven In feite kan van dit
geval worden gezegd dat het sop de kool niet waard
is,
De heer JOOSTEN, het woord verkrijgend met toe
stemming van de raad, vraagt of de schoolraad dan
toch niet een andere positie moet krijgen tijdens de
vergaderingen van de onderwijscommissie. Moeten
de leden van de schoolraad worden gelijkgeschakeld
met andere op de publieke tribune zittende belang
stellenden?
De VOORZITTER: Ja,
De heer JOOSTEN: Hoe zullen de schoolraad en de
onderwijscommissie dan ten opzichte van elkaar kun
nen functioneren?
De VOORZITTER zegt dat er sprake is van twee heel
verschillende lichamen die op een heel ander vlak ope
reren. Het is absoluut niet noodzakelijk dat de school
raad en de onderwijscommissie ten tijde van het bij
eenkomen van de onderwijscommissie als commissie
van advies en bijstand voor het college elkaar treffen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen,
82 a. Voorstel tot wijziging van het raadsbesluit d d. 16
november 1972, afdeling I, nummer 2410, strekkende
tot verkoop van grond, gelegen aan de Foekenlaan,
aan mevrouw mr J M Corver-van Haaften.
57