de r de le ge- oor nt jeurd, t is - de Per- tel it de igsor- 1 dat n, is dat n ver- je ten roofd en te- Irie le- ?an dij kon en dat ),- is schoon op erzoek. de com- its vijf s nihil. toch teerd. Dat besluit is genomen met niet alleen zijn stem, maar ook de stemmen van de drie andere Soes- ter afgevaardigden vóór. De opmerkingen van de fi nanciële commissie, waarvan spreker deel uitmaakt, hebben echter óók zijn instemming. Men zal zeggen dat dit met elkaar in strijd is, en hij verkeert wat dit betreft dan ook in een moeilijke situatie. Wel kan hij zeggen dat hij zijns ondanks in die situatie terecht is gekomen, want het was in de vergadering van het sa menwerkingsorgaan van 5 september 1969 dat het be sluit werd genomen om alvast f. 150.000,- beschik baar te stellen voor het samenstellen van het coördi natieteam, een „aanloopbedrag", zoals toen duidelijk is gesteld, waarvan men nog niet kon zeggen of het voldoende zou zijn en hoeveel er te zijner tijd nog nodig zou zijn om het werk dat toen nog moest worden aangevangen te voltooien. Na herhaald aan dringen van de kant van de Soester afvaardiging is toen in die vergadering van het orgaan duidelijk toe gezegd dat, wanneer de f. 150.000,- zou zijn opge bruikt, het coördinatieteam met een tussentijds rap port zou komen, waaruit zou blijken wat voor werk en hoeveel werk er was verricht en hoeveel er nog no dig zou zijn om het totaal af te ronden. Spreker heeft toen het volgende gezegd - hij citeert - „De heer DE GROOT: Mijnheer de voorzitter! Het doet mij bijzonder goed van u te vernemen dat het ook naar uw mening mogelijk en waarschijnlijk zelfs wenselijk is dat, wanneer straks deze f. 150.000,- zal zijn opgebruikt, een tussentijds rapport zal worden uitgebracht alvorens een nieuw bedrag zal worden ge voteerd. Ik zou dit echter graag geresulteerd zien in een concrete toezegging van het dagelijks bestuur dat er inderdaad een tussentijds rapport zal worden uitge bracht. Ik meen dat het ook een belangrijke steun in de rug kan zijn van diegenen van ons die straks mis schien zullen worden geroepen om in de raden van de deelnemende gemeenten de financiële consequen ties, die alsdan zeker ter tafel zullen komen, te ver dedigen. Ik zou dus graag deze concrete toezegging door het dagelijks bestuur gedaan zien. Als dat ge beurt, lijkt het mij gemakkelijker om straks op een verantwoorde wijze een beslissing te nemen over de vraag of er al dan niet nog meer geld moet worden ge voteerd." Op de volgende bladzijde komt dan het antwoord: „De heer De Groot heeft gevraagd of het dagelijks be stuur kan toezeggen dat er een tussentijds rapport zal komen. Ik wil hem dat wel toezeggen. Dat lijkt mij gewoon mogelijk. Wij kunnen het team vragen een tussentijds rapport in te dienen, gemaakt op het tijd stip waarop het bedrag dat wij de raden thans zullen vragen te voteren, zal zijn opgebruikt." Sprekers verzoek is stilzwijgend door alle leden van het samenwerkingsorgaan ondersteund; niemand heeft er bezwaar tegen gemaakt. Deze toezegging staat zwart op wit. Nu is voor hem het kernpunt van de zaak dit: Heeft het dagelijks bestuur inderdaad aan het coördi natieteam opdracht gegeven met een tussentijds rap port te komen, ja of neen? Is óf het dagelijks bestuur in gebreke óf het coördinatie team? Wanneer dit laatste het geval is, meent hij dat de raad dit krediet niet moet voteren en eerst om dat rapport moet vra gen. Is het eerste het geval, dan lijkt het hem moeilijk het standpunt te handhaven dat hij aanvankelijk in de financiële commissie heeft ingenomen. Het antwoord op deze vragen zal zijns inziens beslissend zijn voor de houding van de raad ten opzichte van dit raadsvoor stel. De heer LEVINGA kan zich gedeeltelijk wel aanslui ten bij wat de heer De Groot heeft gezegd. Ook hij wil herinneren aan het tussentijds rapport dat inder tijd door de toenmalige voorzitter, de heer De Wit, is toegezegd, maar dat nooit is verschenen. Verder wil spreker wijzen op een uitlating van de heer Huslage, bestuurder van Eemland, in de vergadering van 25 september, nl. dat er in het coördinatieteam zelf geen coördinatie was. Tot dan was het derde lid van het team, prof. Schaechterle, nauwelijks ingescha keld geweest. Er waren wat communicatiestoornissen, ook als gevolg van het feit dat die professor helemaal in Ulm woonde, alsof dat in het binnenland van Zuid- Amerika is. De professor had niet de maandelijkse stukken etc. ontvangen en had niet begrepen dat hij de maandelijkse woensdagvergadering bij moest wo nen. Het is dus bepaald een zeer verstrooide profes sor. Wat zich in het orgaan heeft afgespeeld, interesseert spreker eigenlijk minder dan wat het coördinatie team met het kwart miljoen heeft gedaan. Dat is zijns inziens des Pudels Kern. De heer OLDENBOOM is van mening dat men geen toestemming meer behoeft te verlenen voor het uit geven van geld dat al fs uitgegeven. Het aan dat deel van het voorstel onthouden van goedkeuring is dus zinloos. Met betrekking tot de f. 75.000,- die men nog nodig heeft, acht hij het juist om op het voorstel van de heer Van Ee in te gaan, met daarin verwerkt het verzoek van de heer De Groot om het dagelijks bestuur van Eemland te vragen of het inderdaad op dracht heeft gegeven tot het uitbrengen van een tussen tijds rapport. De laatste vergadering van het overleg orgaan werd op een, naar spreker wel mag zeggen, bij zonder listige wijze voorgezeten. De voorzitter van het orgaan ontging op een bijna onbehoorlijke wijze alle vragen. De door de Soester afgevaardigden gestel de vragen zijn op bijzonder slechte wijze beantwoord. Waarschijnlijk is het nu mogelijk om het dagelijks be stuur door middel van een brief wél tot een uitspraak te dwingen. De heer JONKER moet even de heer Van Ee corrige ren. Deze heeft zojuist gesteld dat de afvaardiging van Soest uit drie vaste leden en één invaller bestond, maar dat was niet juist - de heer Van Ee kon dat niet weten -, want er waren twee vaste leden en twee inval lers, nl. de heer De Groot en spreker zelf. Hij moet zeggen dat ook hij zich heeft verbaasd over de wijze waarop de vergadering van het overlegorgaan werd geleid. Hij gelooft dat de heer De Groot in 1969 een profetische gave heeft getoond ten aanzien van wat er zou kunnen gebeuren. Toen de heer De Groot vroeg waarom dat tussentijds rapport er niet was, kreeg hij daarop stomweg geen antwoord, wat naar sprekers gevoelen zeer onbehoorlijk was. De wijze van vergaderen in Soest, waar men, als men iets vraagt, altijd een antwoord krijgt - of men het daar mee dan eens is, is een andere zaak -, werd in het overlegorgaan gewoon niet toegepast. Dit heeft ook sprekers ergernis opgewekt. Hij is het eens met de suggesties van de heren De Groot en Van Ee. Dinsdag was hij helaas niet in de gelegenheid de vergadering van de financiële com missie bij te wonen. Hij zou dan overigens in het zelfde dilemma hebben gezeten als de heer De Groot. De financiële commissie heeft bij dit voorstel zinnige kanttekeningen gemaakt, waarover spreker graag wat meer zou willen weten. 69

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 70