de mo
ten,
aanlei-
1 gedu-
d op zijn
e aan-
n.
aren zijn
naai
zullen
:eft om
ïdat
k niet!
is inge-
:n van
ro en een
ddheid,
md.
dng op de
:en wat
vindt men
itgangspun-
rden uitge-
nadenken
euren.
i burgers
it terugge-
ir is sprake
bestem-
goedge-
sthouden
k niet meer
e fractie
emen, zijn
anker naar
stellen, dat
veede Ka-
t aange-
tet jaar
nnen gaan
het woord
de voorzit-
n eerste in
erking voor-
>enlijk is om
och gebeurt,
eten ontvan-
heid dan
mten. Men
dat hij dit
1 te gaan op
Haan zij
rop men
steeds meer van een bepaalde bouwsoort krijgt. Dan
dient men zich af te vragen of er wel moet worden
doorgegaan. Dan kan men de zaak niet afdoen met te
stellen dat dat in het verleden ook niet is gebeurd. In
het verleden was er een andere situatie. Toen waren
de inzichten ook anders, want vroeger dacht men
meer aan het bij elkaar groeperen van bejaarden. Men
zag de bejaarden vroeger als een aparte categorie. Te
recht heeft de heer De Haan opgemerkt dat boven 65-
jarigen niet apart moeten worden gezet. Zij moeten
zoveel mogelijk tussen de gewone burgers in worden
gehuisvest. Dat is ook de strekking van sprekers be
toog.
Hij meent er niet in te zijn geslaagd burgemeester en
wethouders te bewegen de brieven niet uit te sturen.
Hij wil thans geen woorden meer over de zaak vuil ma
ken. Hij verzoekt mede namens mevrouw Walma van
van der Molen aantekening in de notulen, dat zij zich
met de te nemen beslissing niet kunnen verenigen.
De heer VAN EE zegt dat de artikel 19-procedure
wordt aangespannen om een situatie te kunnen berei
ken die is aangepast aan de huidige gedachten. Het
handelen van het gemeentebestuur dient dan ook te
worden gezien als een gelukkige kreet. Weinig mensen
hebben deze waardering uitgesproken. De visie van ve
len is in de afgelopen jaren gewijzigd. Het verdient
waardering dat het college daarom de artikel 19-proce
dure wil voeren.
Wanneer gedeputeerde staten de aanvraag afwijzen,
zit de gemeenteraad niet op de blaren, want in het ge
ding is slechts een afwijking van het oorspronkelijke
bouwplan. Na de eventuele afwijzing zal tegen de bou
wer moeten worden gezegd, dat het niet gelukt is toe
stemming te krijgen voor de afwijking. De consequen
tie ter zake is niet voor de gemeente. De gemeente zal
pas met consequenties worder. geconfronteerd, wan
neer zij op dit moment zou besluiten de bestemming
van de grond te veranderen.
De V. V.D.-fractie steunt het voornemen van het col
lege. Zij onderschrijft de inhoud van de te verzenden
brieven, waarbij zij opmerkt dat ook zij graag zou zien
dat het woord „bejaardencentrum" wordt vervangen
door een modernere term.
De heer VAN POPPELEN zegt dat het nog weinig zin
heeft om lang te discussiëren over het onderhavige
onderwerp, want er is reeds onzin genoeg verteld.
Het gevaar bestaat dat de manipulaties van D'66 een
verkeerd beleid tot gevolg hebben. Wanneer de aan
vraag van het college wordt afgewezen, kan het oor
spronkelijke plan worden uitgevoerd. Dan zijn de be
woners aan de Ir. Menkolaan veel beroerder af dan
wanneer het gewijzigde plan wordt uitgevoerd. Te ho
pen zij dat de pers dit feit ook wil vermelden.
Spreker snapt niet veel van de zaak die door D'66 naar
voren is gebracht.
De heer JONKER: Het woord manipulaties staat mij
niet aan.
De heer VAN POPPELEN: U praat tegen de tribune,
mijnheer Jonker, terwijl u tegen de burgemeester
moet praten.
De heer JONKER: Ik kijk helemaal niet naar de tribu
ne.
De heer VAN POPPELEN: Daarom heb ik het woord
manipulaties gebruikt.
De heer DE GROOT zegt niet erg gelukkig te zijn met
het plaatsen van een groot gebouw door de N.C.H.B.
Dit gebouw zal bestemd zijn voor mensen op wat ho
gere leeftijd. Het is op het ogenblik echter niet meer
verantwoord om op de reeds ingeslagen weg terug te
keren.
Hij maakt bezwaar tegen de manier waarop de heer
Jonker door de andere raadsleden is tegemoet getre
den. Spreker maakt ernstig bezwaar tegen de schimp
scheuten en de verdachtmakingen die aan het adres
van de heer Jonker zijn gericht. De heer Jonker heeft
gevraagd om even stil te staan, opdat kan worden be
dacht of de gemeente wel op de goede weg is. Dat is
het goed recht van een volksvertegenwoordiger. Spre
ker heeft dan ook alle waardering voor de manier
waarop de heer Jonker diens standpunt naar voren
heeft gebracht. Hij heeft groot bezwaar tegen de ma
nier waarop door verschillende raadsleden tegen de
heer Jonker is geageerd.
De VOORZITTER stelt voor de brieven te beant
woorden conform de voorstellen van burgemeester en
wethouders, waarbij het woord „bejaardencentrum"
zal worden vervangen door het woord „serviceflat".
De heer Pieren zij erop gewezen dat de door mevrouw
Westendorp getekende brief is gestuurd namens 32 be
woners van het verzorgingstehuis Braamhage.
Met betrekking tot de stukken wordt hierna, met in
achtneming van de aangebrachte wijziging, besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemees
ter en wethouders is voorgesteld.
Mevrouw Walma-van der Molen en de heer Jonker
krijgen op hun verzoek aantekening in de notulen,
dat zij zich met de genomen beslissing niet hebben
verenigd.
c. Brieven van gedeputeerde staten van Utrecht d.d.
29 november 1972 en 12 december 1972 met betrek
king tot de structuurschets gewestvorming met voor
stel te berichten conform de zienswijze neergelegd in
brief d.d. 21 augustus 1972, welke eveneens ter inza
ge is gelegd en de eventueel nog nader door de raad
te maken opmerkingen.
De heer OLDENBOOM zegt dat, zo langzaam als de
provincie is met het behandelen van allerlei zaken die
betrekking hebben op de woningbouw en de planolo
gie, zo snel is zij met het doen van zaken die op zich
zelf niet zo verschrikkelijk veel haast hebben.
In de nota structuurschets voor de bestuurlijke inde
ling wordt allereerst de nadruk gelegd op een snelle
beslissing voor een globale afbakening van de gewes
telijke eenheden. In dit verband wordt het Samen
werkingsorgaan Eemland aangevoerd. De provincie
meent kennelijk dat het niet mogelijk is verder te
werken zonder dat het provinciale gebied in grote ge
westen is ingedeeld.
Vele gemeentebesturen menen dat gewestvorming niet
dé oplossing is. Het is merkwaardig dat op dit aspect
van de zaak niet wordt ingegaan in de nota. Toch
blijkt uit het gele gedeelte van de nota dat er met be
trekking tot de gewestvorming vele kritische kantte
keningen zijn geplaatst. Dat is volkomen terecht.
Op pagina 7 van de nota wordt onder meer gesteld:
„Voor zover blijkt dat taken, welke thans door de
provincie worden verricht, in die zin beter aan het ge
west zouden kunnen worden toevertrouwd, zal niet
moeten worden geaarzeld daaraan de consequentie
van overdracht te verbinden."
Spreker kent het provinciaal bestuur van Utrecht.
Daarom zet hij zeer veel vraagtekens bij deze opmer-
7