reeds gesteld bij de behandeling van de begroting in 1973 en sprekers fractie zou gaarne zien dat in de brief aan de heer Joosten ook op die vraag een ant woord werd gegeven. Wethouder DIJKSTRA brengt naar voren dat het ge schiedkundig overzicht uiterst summier en globaal is gehouden. Alleen de hoofdpunten van de afgelopen negen jaar zijn vermeld. Bovendien zijn pas in de laatste twee jaar notulen van alle gevoerde besprekin gen gemaakt. Daar tot eind 1973 steeds is gestreefd naar een sa menwerkingsschool, is pas in het begin van dit jaar een enkelvoudige aanvrage voor een openbare school voor havo/vwo ingediend. Mevrouw ORANJE-ENTINK vindt het toch van be lang in het geschiedkundig overzicht op te nemen dat de voorzitter en de secretaris van de Vereniging voor openbaar onderwijs een grote stimulans hebben gege ven om, na al het gepraat, eindelijk eens wat te gaan doen. Mevrouw KORTHUIS-ELION informeert waarom niet al veel eerder een verzoek om plaatsing op het scholenplan kon worden ingediend. Uit dit gehele ver haal blijkt nergens dat er per se met de indiening van zo'n verzoek moest worden gewacht. De situatie is thans toch niet zo veel duidelijker dan enkele jaren geleden. De heer GERTH zou graag zien dat het nu door de heer Dijkstra gegeven antwoord op de door de heer Joosten gestelde hamvraag alsnog in het concept-ant woord zou worden opgenomen. De heer VAN VLOTEN vindt het geschiedkundig overzicht een intreurig stuk; het is haast een brevet van onvermogen. Al in de jaren zestig bestonden er al lerlei plannen met betrekking tot het onderwijs. Dat daarbij echter helemaal niet aan een school voor mid delbaar onderwijs - zoals het toen nog heette - werd ge dacht, vindt spreker zeer treurig. In de laatste vijf, zes jaar is iedere keer bij de begrotingsbehandeling geïn formeerd naar de mogelijkheden voor het stichten van een middelbare school, maar steeds werd men met een kluitje in het riet gestuurd. Spreker heeft hier geen goed woord voor over. Wethouder DIJKSTRA zegt de heer Gerth toe dat de door deze bedoelde passage in de brief aan de heer Joosten zal worden opgenomen. Er bestaat voorts geen enkel bezwaar tegen om in het geschiedkundig overzicht te vermelden dat het dage lijks bestuur van de Vereniging voor openbaar onder wijs een grote stimulans is geweest. Spreker wil dat graag in het openbaar bevestigen. Met betrekking tot de opmerkingen van de heer Van Vloten en mevrouw Korthuis wijst spreker er op dat tot eind vorig jaar is gestreefd naar een samenwerkings school. Getracht is de protestants-christelijke combina tie daarbij in te schakelen, maar het werd al vrij gauw duidelijk dat die groepering een eigen aanvrage wilde indienen. Er is toen verder gewerkt met het katholiek voortgezet onderwijs en het bijzonder neutraal onder wijs. Een aanvrage kon echter pas worden ingediend wanneer er tussen de partners overeenstemming zou zijn bereikt. Na jarenlang onderhandelen leek het er op dat dit het vorig jaar zou gelukken, maar ten slotte is de zaak toch afgesprongen, omdat de katholieke partners er de voorkeur aan gaven gebruik te maken van hun recht een confessioneel lyceum aan te vragen. Gevolg van een en ander was dat pas in januari van dit jaar een enkelvoudige aanvrage voor een openbare school voor havo/vwo kon worden ingediend. Het spijt spreker zeer dat men niet tot een samenwerkings school is kunnen komen. De heer BLAAUW is het geheel eens met wat de heer Van Vloten heeft gezegd. De wethouder spreekt over allerlei problemen die zich hebben voorgedaan, maar spreker herinnert zich dat de wethouder enkele jaren geleden heeft gezegd dat men er maar mee op moest houden, omdat Soest voor een school als hier bedoeld te klein was. Nu blijkt dat de wethouder ondanks die verklaring toch nog is doorgegaan. Spreker begrijpt er niets meer van. Wethouder DIJKSTRA herinnert er aan dat hij bij verschillende gelegenheden heeft gezegd in dezen geen optimist te zijn, ook op grond van het rapport van 1972. Het COGVO is steeds de mening toegedaan ge weest dat men deze zaak regionaal moest bekijken en het kwam daarbij tot de conclusie dat de regio Amers foort verzadigd is met havo, vwo en mavo. Vandaar sprekers pessimisme. Toch heeft het college een en ander voortgezet, omdat de raad daar bij herhaling om heeft gevraagd. Met betrekking tot de beide stukken, geamendeerd zoals is aangegeven, wordt zonder hoofdelijke stemming besloten overeenkomstig hetgeen daaromtrent is voor gesteld. h. Brief d.d. 28 mei 1974 van de Regionale Muziek school Amersfoort waarbij nadere toelichting wordt gegeven over het jaarverslag 1971/1972. i. Jaarrekening en jaarverslag 1973 van het Gasbedrijf Centraal Nederland. j. Aanbieding overeenkomstig het gestelde in artikel 20, lid 1, van de Gemeenschappelijke Regeling A- Kring Utrecht-c bescherming bevolking van de 1ste wijziging van de begroting voor het dienstjaar 1973. k. Controlerapporten van het Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële Adviezen van de Vereni ging van Nederlandse Gemeenten. 1. Brief van 25 februari 1974 van de Regionale Mu ziekschool Amersfoort waarbij de begroting voor het cursusjaar 1974/1975 wordt aangeboden, m. Brief d.d. 17 mei 1974 van de Regionale Muziek school Amersfoort inzake het financieel verslag 1972/ 1973. n. Brief van gedeputeerde staten van Utrecht d.d. 8 mei 1974 inzake vergoeding raadsleden voor het bij wonen van de raad. Deze stukken worden achtereenvolgens zonder hoof delijke stemming voor kennisgeving aangenomen, o. Brief van de Bouwmaatschappij Uyland d.d. 2 mei 1974 inzake de situatie van een perceel aan de Schou tenkampweg met voorstel deze brief voor kennisgeving aan te nemen. Mevrouw KORTHUIS-ELION acht het terecht dat iemand van blaam wordt gezuiverd wanneer de raad ten onrechte aan zijn adres ongenoegen heeft uitge sproken. De raad verkeerde in de veronderstelling dat adressant de eigenaar van het bewuste perceel was. Spreekster vraagt wie dan wél de eigenaar is, zodat aan diens adres ongenoegen kan worden uitgesproken. De heer GERTH zou niet willen volstaan met de brief voor kennisgeving aan te nemen. Uitgesproken moet worden dat de aan het adres van betrokkene uitgespro ken beschuldiging ten onrechte is geweest. De VOORZITTER is het met de heer Gerth eens. Daar om verklaart zij bij dezen dat de raad het met de in-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 106