De heer JOOSTEN kan zich met de concept-brief niet
verenigen, omdat hij van mening is dat de kosten in
kwestie moeten worden gedragen door de gemeente.
Twee burgers hebben een kort geding aangespannen
tegen de gemeente, omdat zij dachten dat hun onrecht
werd aangedaan. Zij hebben pro deo geprocedeerd. Het
is in Nederland zo, dat het zoeken van je recht geen
kwestie van geld mag zijn. Wanneer men het beleid gaat
volgen dat het college voorstaat, zou het kunnen zijn,
dat wanneer opnieuw een burger zich te kort voelt ge
daan en zijn recht zou willen zoeken, hij daarvoor zal
terugschrikken omdat hij zou kunnen worden gecon
fronteerd met proceskosten als die waarmede ook de
vorenbedoelde twee burgers worden geconfronteerd.
Spreker is van mening dat de proceskosten door de
gemeente moeten worden gedragen. Hij ziet de zaak
principieel, los van het kraken. Hij meent dat het on
juist is de proceskosten voor rekening van de betrokke
nen te laten komen, ook al omdat een aantal jaren ge
leden zich een zelfde zaak heeft voorgedaan en naar
zijn beste weten toen de kosten door de gemeente
zijn gedragen. Met betrekking tot dit laatste spreekt
hij als zijn mening uit, dat er een verandering is geko
men in het standpunt van het college ten aanzien
van dit soort zaken.
In de concept-brief wordt erop gewezen dat de betrok
kenen de mogelijkheid hebben om tot een gespreide
betaling te komen. Spreker meent dat de desbetreffen
de zin in de brief overbodig is,omdat als zijn informa
ties juist zijn, de kosten reeds zijn voldaan.
De heer VAN VLOTEN is het in grote trekken met
de heer Joosten eens. Hij vindt het onjuist dat een
onvermogende, die een rechtszaak begint en in het on
gelijk wordt gesteld, wordt veroordeeld tot betaling
van de kosten van de tegenpartij.
De heer VAN EE: Plus is min en min is plus.
De heer VAN VLOTEN meent dat de proceskosten van
de gemeente van het kort geding moeten worden be
taald door de gemeente. Als de heer Witte deze kos
ten moet betalen, zal iedere onvermogende die een
rechtszaak zou willen beginnen, zich wel drie keer be
denken alvorens daar daadwerkelijk toe over te gaan.
Dan is de mogelijkheid heel groot dat iemand die ge
lijk heeft, er niet aan begint omdat hij het risico loopt
de kosten te moeten betalen. Dit is een naar systeem
in de wet. Misschien kan de gemeente hieraan tege
moet komen door in het onderhavige geval de f. 200,-
proceskosten kwijt te schelden, aangezien de f. 200,-
voor de gemeente niet zo'n groot bedrag vormt als
voor de heer Witte.
De heer OLDENBOOM stelt zich voor dat hij een
kort geding begint tegen de heer Van Vloten, zeggen
de dat de heer Van Vloten hem bestolen heeft. De
heer Van Vloten heeft dan een advocaat nodig en dat
kost hem honderden guldens, aldus spreker, maar hij
moet het zelf maar betalen.
De heer VAN LOGTENSTEIN meent dat de door de
krakers gekozen advocaat een zodanig besluit had
moeten nemen, dat zij geen kosten hadden behoeven
te betalen op een later tijdstip.
De heer VAN VLOTEN: Dan moeten de kosten bij
die advocaat in rekening worden gebracht.
De VOORZITTER merkt op dat een minvermogende
die een proces begint, een aanvrage kan indienen om
wat zijn eigen proceskosten betreft pro deo te proce
deren. Dan moet hij wat papieren overleggen en dan
krijgt hij een advocaat toegewezen zonder dat hij daar
voor kosten behoeft te betalen. De rechter spreekt op
een goed moment het vonnis uit - gelukkig doet nie
mand anders dan de onafhankelijke rechter dat. Daar
bij bepaalt hij wie de proceskosten moet betalen. Daar
bij houdt hij rekening met achtergronden van de zaak
en houdt hij er ook rekening mee of het een zaak was
waarvan kon worden gezegd: Daar zit wat in. Soms
bepaalt de rechter dat ieder zijn eigen kosten moet be
talen (dat zal hij waarschijnlijk twee jaar geleden heb
ben gedaan in de zaak waarop de heer Joosten heeft
gedoeld), maar hij kan ook besluiten dat de kosten
moeten worden gedragen door degene die het proces
begonnen is. Anders zou men kunnen terechtkomen
in de voorstelling van de heer Oldenboom. Dan zou
iedere minvermogende inwoner van Soest zonder dat
het hem geld kost tegen de gemeente kunnen proce
deren met als gevolg, dat de kosten die de gemeente
maakt voor haar procureur, eventueel haar advocaat,
altijd ten laste van de gemeente zouden komen. Met
andere woorden: dan zou iedere minvermogende in
woner van Soest altijd zonder enig risico te lopen een
proces tegen de gemeente kunnen beginnen. Spreek
ster vindt het gelukkig, dat het in de Nederlandse
rechtspraak zo is, dat de rechter naar billijkheid, er
rekening mee houdende of men het proces met enige
grond is begonnen, uitmaakt of de kosten wel of niet
door de tegenpartij moeten worden gedragen. De ge
meente heeft niet uitgemaakt wie de proceskosten
moet betalen. Maar als de tegenpartij tot betaling
van de proceskosten veroordeeld wordt, zal de ge
meente deze kosten verhalen.
De zin betreffende de afbetalingsregeling kan van
avond wel geschrapt worden. Voordat de brief ge
schreven werd, had een van de twee personen die een
kort geding tegen de gemeente aangespannen hadden,
zich schriftelijk tot het college gewend met de vraag
of er een afbetalingsregeling kon worden getroffen.
Die regeling is getroffen. De tweede persoon, wiens
adres wat langer onbekend gebleven was, heeft be
taald direct nadat hem de rekening werd gepresen
teerd. Dat was nog niet gebeurd toen de concept
brief werd geschreven. Vandaar dat de bedoelde zin
erin staat, omdat voor een van de twee de regeling
inderdaad gemaakt is.
De heer JOOSTEN blijft bij zijn eerder ingenomen
standpunt. Hij vindt dat er geen financiële conse
quenties moeten zijn wanneer mensen hun recht zoe
ken. Hij meent dat het juist zou zijn als het gemeen
tebestuur terzake een voorbeeld gaf en de kosten
voor eigen rekening nam. De gemeente is niet ver
plicht een advocaat te nemen, ze kan het ook zonder
advocaat doen. Het feit dat de gemeente een advo
caat neemt, kan tot gevolg hebben dat de kosten
daarvan voor rekening van de eiser komen.
De VOORZITTER zegt dat de gemeente in sommige
gevallen zonder advocaat kan procederen en dat ze
dat ook in dit geval had gekund. De gemeente heeft
altijd een advocaat en bedient zich daar ook altijd
van. Spreekster zou zich kunnen voorstellen, dat de
raad het het college misschien ook wel eens zou kun
nen verwijten wanneer het college het zelf zou heb
ben gedaan en zich niet zou hebben voorzien van
een rechtskundig adviseur die daar zijn beroep van
maakt. Zij meent dat burgemeester en wethouders
tegenover de raad verplicht zijn om, ook al betreft
het een dóódsimpele zaak, gebruik te maken van de
medewerking van een juridisch adviseur die daarvoor
bij uitstek gekwalificeerd is.