zoek veronderstelt kennis op alle gebieden. Onder zoek in commissieverband - maar dan bij voorkeur wel in een openbare vergadering - erkent die speciali satie. Ik heb niet de teleurstelling ondervonden van het afdelingsonderzoek zoals de heer Visser heeft on dervonden. Wij hebben de ambtenaren wel gehoord; zij hebben heel reëel aan de discussie deel genomen, maar dat was waarschijnlijk een gevolg van het feit, dat wij vragen hebben gesteld en ik meen dat de heer Visser in het afdelingsonderzoek maar met één vraag heeft volstaan. Mogelijk kan onze suggestie om het af delingsonderzoek door een onderzoek in de commis sies van advies en bijstand nog eens worden bespro ken. Met betrekking tot het werken van de raad zijn ons - buiten de behandeling van de begroting - enkele din gen opgevallen die wij graag ter overweging aanbie den. Een lid van de raad heeft krachtens het regle ment van orde (artikelen 27 en 28) twee mogelijkhe den inlichtingen te vragen aan burgemeester en wet houders, nl. de mogelijkheid van interpellatie en de mogelijkheid van het stellen van schriftelijke vragen. Onze fractie pleit ervoor die twee mogelijkheden ge scheiden te houden en er in de praktijk niet een mengvorm van te maken. Onze fractie stelt de vol gende werkwijze voor: Als een raadslid schriftelijk vragen indient, zou het college die terstond aan de leden van de raad en aan de pers moeten doen toekomen. Zodra het college het antwoord gereed heeft, ontvangt het betrokken raadslid dat antwoord en tegelijk worden de andere raadsleden alsmede de pers ingelicht. Dergelijke schriftelijke vragen en de antwoorden komen niet in de raadsvergadering aan de orde. Pas wanneer de gege ven antwoorden het betrokken raadslid daartoe aan leiding geven dan wel wanneer hij daartoe andere re denen ziet, vraagt het desbetreffende raadslid een in terpellatie aan en komt de zaak in de raadsvergade ring aan de orde. Door het pogen van raadsleden bij bepaalde agendapunten toch niet dan aan de orde zijnde zaken te bespreken blijkt, dat het schriftelijke vragenrecht en de interpellatiemogelijkheid niet vol doende zijn in het verkeer tussen de raad en het col lege van burgemeester en wethouders. Zonder ook maar één moment te overwegen - onze fractie denkt daaraan beslist niet - de rondvraag weer in te voeren, vraagt onze fractie toch eens na te gaan of iets soort gelijks als het vragenhalfuurtje in het parlement tege moet zou kunnen komen aan kennelijk bestaande be hoeften, mits heel duidelijk afspraken omtrent vorm en tijd worden gemaakt. Mogelijk zou het de leven digheid van de vergaderingen ten goede komen en de voorzitter besparen oneigenlijke discussiepuntjes tel kenmale af te moeten snijden. In deze gemeente vergadert gelukkig een aantal com missies van advies en bijstand in het openbaar. De mogelijkheid voor het publiek om die vergaderingen bij te wonen zou eigenlijk niet bij voorbaat tot het nulpunt moeten worden teruggebracht doordat de commissies overdag - in werktijd van zeer velen - gaan vergaderen. Vindt ook overigens in voldoende mate aankondiging in de kranten plaats van de openbare commissievergaderingen met de daarbij te bespreken agenda Onze fractie vindt het vreemd, dat de commissie ruim telijke ordening niet in het openbare vergadert. (Wij sluiten ons ter zake graag aan bij hetgeen de heer Van Poppelen heeft gezegd). Wij hebben begrip voor het feit, dat een aantal bijeenkomsten zich daartoe, ge zien de te behandelen punten, niet leent. Maar dit geldt zeker niet voor alle vergaderingen van deze commissie. Onze fractie zou het op prijs stellen, wanneer hierover beraad mogelijk is. In het kader van het functioneren van het gemeente bestuur zouden wij graag op de hoogte worden ge steld van de situatie rond het verkrijgen van een nieuwe behuizing voor het bestuurs- en ambtelijk ap paraat van onze gemeente. Ten behoeve van in het bijzonder de nieuwe leden van deze raad zou een beknopte historiebeschrijving wen selijk zijn en vervolgens een schets van wat er zal ge beuren na gereedkoming van het dienstengebouw voor gemeentewerken en ten slotte een beschrijving van de gedachten van het college rond de aanpak van deze belangrijke aangelegenheid. Gezien de huisvesting van het secretariepersoneel en van de dienst van sociale zaken, achten wij de tot standkoming van een nieuw raadhuis dan wel een nieuw kantoorgebouw een zeer urgente aangelegenheid. Ze ker, wanneer de opmerking juist is, dat de onderbezet ting van de gemeentelijke sociale dienst pas kan wor den opgeheven na ingebruikneming van een nieuw kantoor. Wil het college in de vorm van een beknopte nota binnen afzienbare tijd zijn zienswijze over dit onderwerp aan de raad kenbaar maken? Dit onder werp stellen wij mede aan de orde in het kader van de zorg voor de werkgelegenheid, welke zorg thans ook in onze omgeving op zijn plaats is. Voor het eerst sedert lange tijd! De werkloosheidscijfers geven, ver geleken bij een jaar geleden, een verdubbeling aan. De jeugdwerkloosheid trekt bijzonder de aandacht. Wat is de mening van het college over deze benauwende ontwikkeling? Wat doet het college in de vorm van het beschikbaar stellen van voor uitvoering gereed staande werken om aan dit probleem althans iets te doen? In de nota van aanbieding spreekt het college onder het hoofd regionale samenwerking over de noodzaak de tegenwoordige gemeenschappelijke regeling om te zetten in één, waarbij het orgaan Eemland zelfstandi ge bevoegdheden zou krijgen. Deze mening wordt door onze fractie onderschreven. Welke mogelijkheden lij ken ten dienste te staan om aan deze kwestie voort te werken, nu in enkele gemeenten bezwaren zijn gere zen tegen de voorstellen van het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Eemland? Misverstanden over deze niet eenvoudige materie zijn mogelijk niet uitgesloten. Is het daarom bijvoorbeeld niet nuttig om een vergadering met een voorlichtend karakter voor alle raadsleden van alle thans bij Eemland betrokken gemeenten te houden? Het dagelijks bestuur van Eemland kan worden gevraagd een dergelijk initiatief te ontwikkelen. Wellicht dat in het Samenwerkingsor-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 220