de vervangingen en uitbreidingen van personeel te bespre ken met aparte commissies of met raadscommissies. Naar aanleiding van hetgeen de heer Van Poppelen over bedrijfsvergelijkingen en de mogelijkheid van het doorlich ten van het voorzieningenpakket (door middel van een mo del dat is gemaakt door de universiteit van Amsterdam) heeft gezegd is gesteld, dat daarvoor een bedrag van f. 200.000,- nodig zou zijn. Ik vrees dat is uitgegaan van het bedrag dat het maken van het model heeft gekost. Ik geloof niet dat dat bedrag nodig is, wanneer wij voor een incidentele zaak gebruik maken van dat model. Wij dringen er met klem bij het college op aan om nader in te gaan op onze suggestie. Het zal bekend zijn dat de universiteit van Amsterdam een veertigtal gemeenten in de orde van grootte van Soest bij elkaar heeft geveegd en daaruit een soort sjabloon heeft gedestilleerd, waardoor het voorzieningenpak ket wellicht kan worden doorgelicht. De wenselijkheid om de belastingdruk niet te verhogen blijft bij ons aanwezig. Wij blijven dan ook gekant tegen de verho ging van een tweetal belastingen (op dit punt komen wij terug bij de behandeling van de desbetreffende voorstellen), te meer daar de belastingen in ons land in vergelijking tot omliggende landen reeds tot een recordhoogte zijn gestegen. Daar ook nog de prijs van het aardgas met ingang van 1 janua ri a.s. met 38% zal stijgen, vinden wij een pas op de plaats in dezen zeker verantwoord. Wij zijn van een inconsistente gedachtengang beschuldigd, ómdat wij aan de ene kant een zekere bezuiniging zouden bepleiten (wij hebben het woord bezuiniging niet uitgespro ken, maar wij hebben gesproken van een pas op de plaats ten aanzien van het personeel) en aan de andere kant De VOORZITTER: De heer Van Poppelen heeft letterlijk gezegd: „Dat neemt echter niet weg, dat er wegen moeten zijn te vinden om het uitgavenpeil te drukken zonder dat het verzorgingspeil in onze gemeente daaronder hoeft te lij den." Dat betekent derhalve duidelijk een uitgavenbeperking. De heer VAN EE: Toch wel! De heer OLDENBOOM: Het woord bezuinigen heeft naar ik meen een wat meer beladen accent. De VOORZITTER: Ik weet niet of wij dan in Van Dale of in Koenen en Endepols moeten kijken De heer OLDENBOOM: In dit geval moet u inderdaad naar Koenen en Endepols gaan. Mevrouw de voorzitter. De gesuggereerde inconsistentie is niet aanwezig. Wij hebben nl. aan de andere kant gesproken over het voorbereiden van plannen die zeker geen invloed zullen hebben op de begroting 1975 en waarvoor per on derdeel aparte dekkingsplannen zullen moeten worden ge vonden. Wij zijn getroffen door de merkwaardige felheid van uw ant woord. Het gaat ons om indrukken; wellicht dat de slinger van de klok iets te ver is doorgeslagen. Er is derhalve eigen lijk sprake van een nuanceverschil. Wanneer die slinger niet te ver is doorgeslagen, is dat des te beter. De opmerkingen over het per definitie statische karakter van de rapporten met meer externe adviseursinvloeden is ons niet geheel duidelijk. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor het gebrek aan inspraakprocedures dat in dat geval moge lijk zou zijn. Over de doortrekking van de Biltseweg verwachten wij een antwoord bij de behandeling van het betrokken begrotings hoofdstuk. Medegedeeld is dat er met Amersfoort overeenstemming is bereikt over de vraag hoe de Birkstraat niet moet lopen. Hoe dan wel niet? Met betrekking tot de Rademakerstraat zal ik aan het einde van mijn repliek een motie indienen. Het verheugt ons dat het college en de andere fracties onze mening over de openbaarheid van commissievergaderingen delen. Wij zijn ervoor om de commissie voor de ruimtelijke orde ning uit te breiden tot acht leden (verdeling 3-3-2), indien althans de P. v.d. A. twee leden voor deze commissie kan of wil leveren. Daarmede wordt onzes inziens een betere af spiegeling bereikt dan met een commissie van zeven leden, zoals door de heer Van Ee is voorgesteld. Ik meen dat de fractievoorzitter van de V.V.D. nogal ernstig is uitgegleden toen deze sprak over een verspilling van overheidsgelden, indien groeperingen in Soest geraken tot de stichting van een eigen middelbare school; ik meen zelfs dat deze opmerking kant noch wal raakt. Bovendien is deze uitspraak een ontkenning van het in onze Grondwet vast gelegde recht op vrijheid van onderwijs. Krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs worden scholen in de regio door dé staatssecretaris of de minister op hun efficiency be keken. Weet de heer Van Ee beter dan de minister wat ver spilling is? Op de onderwijsplanning in het plan Kerckenlandt komen wij bij de hoofdtuksgewijze behandeling nog terug. Ten aanzien van het cultuurbeleid zijn wij bijzonder blij met het antwoord van het college. Wij menen dat de opmerking van wethouder De Haan over de functie-analyse niet geheel juist was. Ik meen dat de functie-analyse op zich zelf geen invloed heeft op de orga nisatievorm; het is niet de opzet van een functiewaardering om daarmede de organisatievorm te beïnvloeden of te rege len. Ten slotte wil ik namens mijn fractie de volgende motie in dienen: „De raad van de gemeente Soest in vergadering bijeen op 18 december 1974, verzoekt haar voorzitter met rijkswa terstaat contact op te nemen betreffende de spoedige over dracht van de Rademakerstraat (te Soesterberg) aan de ge meente Soest; en gaat Over tot de orde van de dag." De VOORZITTER: Dames en heren! Deze motie kan bij de beraadslagingen van vandaag worden betrokken. Ik wil nu wel alvast mededelen, dat wij niet anders doen dan aandringen op spoedige overdracht van de Rademakerstraat. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn niet ingegaan op het bestemmingsplan Landelijk Gebied, omdat wij onze tijd voor andere zaken nodig hadden en wij ons bo vendien de komende maanden nog intensief met dat plan zullen bezighouden, met als voorlopig eindpunt de februa- rivergadering waarin dat plan zal worden vastgesteld. Te recht heeft de heer Visser overigens opgemerkt, dat een van de kernpunten uiteraard is het al dan niet handhaven (al of niet krachtens overgangsrecht) van onder meer de kampeerterreinen. Ik wil nu reeds aankondigen dat voor mij een van de kernvragen is of in Soest (zoals nu nog in het streekplan Utrechtse Heuvelrug staat) alleen maar plaats is voor dagrecreatie en niet voor verblijfsrecreatie. Daarop komen wij te gelegener tijd terug, maar naar mijn aanvanke lijk oordeel lijkt de maatschappelijke ontwikkeling ook in onze gemeente op zorgvuldig uitgezochte punten wel kam peerterreinen wenselijk te maken. De C.D.A.-fractie heeft een poging gedaan om een stuk oppositie gestalte te geven. Ik waardeer dat, omdat ik vind dat moet worden geprobeerd om zo duidelijk mogelijk te praten. De wijze waarop een en ander is geschied komt mij echter wat krampachtig voor. Dat is op zich zelf niet ver wonderlijk, want in een gemeentelijke structuur valt het

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 234