dat er een brief van de bewoners kwam. Zij zou het op prijs stellen als het bedoelde lijstje werd opgemaakt en werd voorzien van een prioriteitenaanduiding waaruit blijkt welke stukjes achtereenvolgens ter hand zullen worden genomen zodra de financiën dat toela ten. De heer VAN POPPELEN zegt dat hij nauw betrokken is geweest bij het onderhavige stukje Plasweg. De toe stand daar was in wezen een aanfluiting. Het is jam mer dat toen de Schoutenkampweg en het overige ge deelte van de Plasweg gerioleerd en van een nieuw weg dek voorzien zijn, het onderhavige stukje daarbij niet kon worden betrokken omdat er geen desbetreffend raadsbesluit was. Spreker heeft zich afgevraagd of, wan neer dergelijke situaties zich meer voordoen, waarbij het om betrekkelijk geringe investeringen gaat, de zaak niet op zeer korte termijn in de raad zou kun nen worden gebracht. Nu krijgt men te maken met extra kosten omdat er nieuwe voorzieningen moeten worden getroffen. Het lijkt ook spreker wenselijk dat wordt gei'nventariseerd welke stukjes in Soest nog van een verhard voetpad moeten worden voorzien. Hij meent dat de totaliteit daarvan wel zal meevallen. Het lijkt hem juist dat wordt getracht spoedig af te komen van de ellende die er nu op dit gebied nog is. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT zegt dat een lijstje als door mevrouw Oranje bedoeld wel kan worden gemaakt. Lang niet iedereen vindt het fijn dat de gemeente overal trottoirs maakt. Er zijn ook mensen die het zonde vinden, dat het landelijke verloren gaat. De heer VAN POPPELEN: Aan de Plasweg niet. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Nee, daar niet. Maar goed, we zullen zo'n lijstje ma ken en. die stukjes zoveel mogelijk meepikken. Maar er blijft er wel eens een over tussen twee werken die uitgevoerd worden. De heer VAN POPPELEN: Ik geloof dat we met zo'n lijstje sneller kunnen werken in bepaalde gevallen. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Ik geloof niet dat er zo erg veel meer is, het hangt mees tal met de riolering samen, maar als we zo'n lijstje hebben, weten we inderdaad wat nog niet van trot toirs is voorzien. De VOORZITTER: Ja, dan kan de raad besluiten dat die dingen nog gebeuren moeten. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Voorstel tot het wijzigen van de statuten van de „Stichting Openbare Leeszaal en Bibliotheek". De heer JOOSTEN kan zich niet zonder meer met het voorstel verenigen, met name wat lid 2.a. van ar tikel 5 van de nieuwe statuten betreft, waarin wordt bepaald dat het stichtingsbestuur wordt gevormd door o.a. „een lid, door burgemeester en wethouders van Soest uit hun midden te benoemen". Spreker ziet liever dat er vanuit het college niet wordt deelgeno men aan het stichtingsbestuur en dat lid 2.b. van arti kel 5 zodanig wordt gewijzigd, dat niet twee, maar drie leden van de gemeenteraad deel van het biblio- theekbestuur uitmaken. Het lijkt hem juister wan neer er een stichtingsbestuur is dat zich onafhankelijk van het college kan bewegen. Het deelnemen van een lid van het college aan het stichtingsbestuur kan zijn voordelen hebben en het kan zijn nadelen hebben. In het verleden, toen de bibliotheek opgezet moest wor den, heeft het voordelen gehad; wethouder De Haan heeft toen zeer belangrijk werk gedaan om de bibliotheek te realiseren. Maar spreker meent dat nu het stadium is gekomen, dat de zaak rustig kan wor den overgelaten aan een bestuur waarin niet per se een lid van het college een plaats inneemt. Hij is in de ze opvatting nog gesterkt door het feit dat vooral de subsidieverlening de afgelopen jaren zo wisselend is geweest. In een bepaald jaar is er f. 35.000,- subsidie verleend voor boeken, terwijl het jaar daarop daar voor f. 20.000,- subsidie is verleend. Spreker kan niets anders bedenken dan dat dat gewoon een direct gevolg is geweest van het feit dat een wethouder toen voorzitter van het stichtingsbestuur was. Hij zou daarom liever lid 2.a. van artikel 5 geschrapt en lid 2.b. in de door hem bedoelde zin gewijzigd zien. Lid 12 van artikel 5 bepaalt, dat personen die de leef tijd van 70 jaar hebben bereikt, niet tot lid van het stichtingsbestuur benoembaar of herbenoembaar zijn. Het enige lichtpunt dat dit lid biedt is, dat wanneer je 65 jaar geworden bent en niet meer deel kunt uitma ken van het bestuur van de sportstichting, je nog 5 jaar kunt meedraaien in het bibliotheekbes tuur. Lid 12 lijkt spreker volkomen overbodig, ook al omdat de leden maar voor drie jaar zitting hebben en er dus gewoon een einde aan het bestuurslidmaatschap komt. Hij zou willen voorstellen lid 12 te schrappen. Mevrouw ORANJE-ENTINK heeft bezwaar tegen lid 12 van artikel 5, omdat zij meent dat een leeftijds grens volkomen overbodig is. Men beoordeelt mensen beneden de leeftijd van 70 jaar op hun bestuurscapaci- teiten en dan gaat men er in eens toe over een be stuurslid op leeftijd te beoordelen. Spreekster is te gen het maatschappelijk isoleren van een oudere be volkingsgroep en vindt, dat lid 12 gemist kan worden. De heer VERHEUS zegt dat zijn hele fractie kan in stemmen met de opmerkingen van mevrouw Oranje. Er zijn ménsen die op 65- of 70-jarige leeftijd geeste lijk nog zo fit zijn, dat zij nog zeker wel voor het ver vullen van een bestuurstaak capabel geacht moeten worden. Lid 12 van artikel 5 sluit zonder meer uit, dat personen die de leeftijd van 70 jaar hebben bereikt tot bestuurslid van de onderhavige stichting worden benoemd. In tegenstelling met wat in het voorstel staat vindt spreker de desbetreffende statutenwijziging bepaald niet van ondergeschikte aard. Hij is voor schrapping van lid 12. De heer VAN LOGTENSTEIN zegt dat zijn fractie voor het weglaten van lid 12 van artikel 5 is, te meer omdat de stichtingen zelf wel kunnen bepalen of mensen die een bepaalde leeftijd hebben bereikt, al dan niet nog capabel zijn. De stichtingen zullen geen mensen voordragen die zij niet capabel achten. De heer DE GROOT is ook voor weglating van lid 12 van artikel 5. De VOORZITTER zegt als antwoord aan de heer Joosten dat het college het gevoel heeft, dat het nut tig zou zijn wanneer er wel een lid van burgemeester en wethouders, die iets dichter bij de pot zitten en iets directer met de financiën van de gemeente en het reilen en zeilen te maken hebben, in het stichtingsbe stuur blijft zitten, aangezien het hier een gemeentelij ke stichting betreft waarin verschrikkelijk veel ge meentelijk geld omgaat. Volgens de oude statuten is het lid van het college dat zitting heeft in het stichtingsbestuur, qualitate qua voorzitter van dat bestuur. Volgens de nieuwe statu ten zal dat niet meer het geval zijn.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 25