aangeeft die hinder moeten voorkomen en die moeten
worden nagekomen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Voorstel tot vaststelling van regels als bedoeld in de
verordening van de onderwijscommissie.
De heer VAN VLOTEN merkt op dat zijn in het voor
stel genoemde brief aan de leden van de onderwijscom
missie met het aan de orde zijnde punt als zodanig
eigenlijk niets te maken heeft.
In de regelen voor de onderwijscommissie komt voor,
dat de rondvraag uitgesloten is van de openbaarheid.
Bij de bespreking van deze zaak in de onderwijscom
missie bleek de commissie de rondvraag wel openbaar
te willen hebben, eventueel met een gedeelte van de
rondvraag in het besloten gedeelte van de vergadering.
De voorzitter heeft vanavond bij de behandeling van
agendapunt 3 gezegd, dat de commissie de bevoegd
heid heeft om deze openbaarheid te vragen.
De VOORZITTER zegt dat de commissie de bevoegd
heid heeft om uit te spreken, dat zij het op prijs zou
stellen in het openbaar te vergaderen. Burgemeester
en wethouders doen het voorstel. Zij zijn het niet eens
met het standpunt van de onderwijscommissie over de
openbaarheid. Maar de raad is de baas. Als het college
het met de zienswijze van een commissie unaniem
niet eens is, doet het een voorstel dat met zijn eigen
standpunt overeenkomt. Het is vanavond aan de on
derwijscommissie om de hele raad van de juistheid van
haar zienswijze te overtuigen. Als dat gebeurt, zal
men met het college geen moeite krijgen.
De heer VAN VLOTEN merkt op dat het college bij
wijze van argumentatie om de rondvraag in de onder
wijscommissie niet openbaar te doen zijn in het voor
stel stelt, dat er geen motieven aanwezig zijn om af te
wijken van de voor de financiële commissie en de
commissie openbare werken vastgestelde regelen. Dit
is natuurlijk geen motief, want de regelen voor de on
derwijscommissie en die voor de beide andere genoem
de commissies wijken toch ook al af van die voor de
overige commissies. Bovendien is het niet zo, dat er
voor alle commissies eensluidende regelen zouden
moeten zijn. Spreker ziet dan ook niet in waarom de
rondvraag in de onderwijscommissie niet openbaar
zou zijn. Als geen der leden van de onderwijscommis
sie daaraan aanstoot neemt, wat hij wenselijk zou
vinden, zou hij de raad willen verzoeken te besluiten,
dat de rondvraag in de onderwijscommissie in het
openbaar wordt gehouden.
De heer STORIMANS merkt op dat de onderwijs
commissie niet de bedoeling heeft gehad te adviseren,
dat er in de onderwijscommissie wordt gekomen tot
een openbare rondvraag waarbij iedereen op de pu
blieke tribune wordt gevraagd: Wilt u ook uw woord
je doen De onderwijscommissie wil tijdens de rond
vraag gewoon in het openbaar haar wensen naar voren
brengen. Wanneer men spreker vraagt of de onderwijs
commissie in het openbaar moet vergaderen, zou hij
daarop ontkennend antwoorden. Maar als de onder
wijscommissie wel in het openbaar vergadert, zegt hij:
Dan alstublieft ook de rondvraag openbaar.
De heer JOOSTEN is van mening dat de rondvraag in
de onderwijscommissie openbaar moet zijn. Omdat er
al ontzaglijk veel te doen is geweest over het wel of
niet openbaar zijn van de rondvraag in deze commis
sie, meent spreker nu te kunnen volstaan met de raad
te verzoeken zich bij hoofdelijke stemming voor open
baarheid van de rondvraag uit te spreken.
De heer VERHEUS zegt dat hij zich in de onderwijs
commissie niet over het wel of niet openbaar zijn van
de rondvraag heeft kunnen uitspreken, omdat hij daar
ter vergadering kwam nadat dit punt al was behandeld.
Spreker is met de heer Storimans van mening dat als
een commissie in het openbaar vergadert, het een beet
je inconsequent is om de rondvraag van de openbaar
heid uit te sluiten. Anderzijds zou hij zich kunnen
voorstellen dat er tijdens een openbare rondvraag vra
gen worden gesteld waarvan de voorzitter der commis
sie moet zeggen, dat ze niet in het openbaar kunnen
worden beantwoord. Dit neemt niet weg dat spreker
voor openbaarheid van de rondvraag in de onderwijs
commissie is. En omdat hij het er met het college
over eens is dat er naar uniformiteit moet worden ge
zocht, spreekt hij zich hierbij tevens uit voor open
baarheid van de rondvraag in de financiële commissie
en de commissie openbare werken.
Mevrouw ORANJE-ENTINK heeft in de onderwijs
commissie gezegd niets tegen openbaarheid van de
rondvraag te hebben. Spreekster ziet niet in waarom
de rondvraag in de beslotenheid zou moeten worden
gehouden. Er is altijd een bescherming mogelijk: vol
gens artikel 1 van het onderhavige besluit worden de
deuren gesloten wanneer de voorzitter of twee leden
dit verzoeken. Dit betekent dat als er tijdens de rond
vraag een vraag wordt gesteld waarvan de voorzitter
vindt dat ze niet in het openbaar dient te worden be
handeld, de deuren gesloten kunnen worden. Spreek
ster is in het algemeen voor openbaarheid ook van de
rondvraag.
De heer BLAAUW weet niet wat de problemen in de
onderwijscommissie en het college zijn. Hij meent dat
als de onderwijscommissie een openbare rondvraag
wil, ze de zegen van de raad kan krijgen. Alleen, de
leden moeten zelf een beetje beoordelen wat er in de
openbaarheid kan worden gezegd en wat daar nog niet
rijp voor is. De financiële commissie is wat dit betreft
al een goed voorbeeld, hoewel ze naar sprekers me
ning niet eens officieel een rondvraag kent. Spreker
ziet wat de openbaarheid van de rondvraag in de on
derwijscommissie betreft geen problemen, tenzij er
iets achter steekt dat hem niet bekend is.
De heer VAN POPPELEN sluit zich volledig aan bij
de laatste opmerking van de heer Blaauw.
Het feit dat de ruimte waarin de onderwijscommissie
moet vergaderen veel te klein is, vormt naar sprekers
mening een probleem, omdat het betekent dat de toe
hoorders tussen en vlak achter de leden van de com
missie moeten plaatsnemen. Hij meent dat het zo bij
zonder moeilijk vergaderen is. Daarom stelt hij het
college voor een andere zaalruimte voor de onderwijs
commissievergaderingen te zoeken.
De heer HOEKSTRA meent dat de heer Blaauw heeft
gezegd, dat als er in de openbare rondvraag een vraag
wordt gesteld waarvan de voorzitter vindt dat ze niet
in het openbaar kan worden beantwoord, de deuren
voor het publiek kunnen worden gesloten. Spreker
vindt dit een heel gevaarlijke stelling, aangezien de
vraag dan toch in het openbaar gesteld is. Hij meent
dat een openbare rondvraag van de commissieleden
een heel grote voorzichtigheid eist, met name wat de
onderwijscommissie betreft. Hij kan zich voorstellen
dat leden van de onderwijscommissie wel eens over
persoonlijke zaken geihformeerd willen worden en tij
dens de rondvraag desbetreffende vragen stellen en dat
de voorzitter vervolgens besluit de deuren voor het
publiek te sluiten. Dit betekent dat er van de commis-