:n
ïa-
n
e
:t
n-
rte
ing
iezig
ouw-
:oog
ontwerp van een aanvullende lijst van beschermde
monumenten wordt toegezonden met het voorstel
deze voor kennisgeving aan te nemen.
De heer VAN EE zegt dat op de aanvullende monu
mentenlijst het station Soestdijk voorkomt, Hij stelt
voor om dat station zo snel mogelijk van die lijst af te
halen. Dat moet binnen drie maanden gebeuren. Hij is
er beslist niet voor, dat station als een soort van mo
nument te bestempelen. Wanneer dat station eenmaal
als monument is bestempeld, zal de gemeente, met alle
narigheid van dien, tot in lengte van dagen aan dat
ding vastzitten.
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT:
Het station is gaver dan het koehok.
De heer VAN EE: Over dat koehok praat ik thans niet.
De VOORZITTER: Daarop komen wij later terug.
De heer VAN EE: Op dit punt wil ik de wethouder
even corrigeren. Ik praat niet over een koehok, maar
over een schaapskooi. Aan de orde is thans echter het
station. Ik wil dat station beslist niet op de aanvullen
de monumentenlijst hebben, want daardoor zou de
toekomstige ontwikkeling van Soest kunnen worden
geremd.
De heer JOOSTEN zegt dat hij thans wel iets wil zeg
gen over de schaapskooi. Hij wil de monumentenlijst
nl. met de schaapskooi aanvullen.
De VOORZITTER: Dat is altijd mogelijk, maar het
verdient aanbeveling een dergelijk voorstel te doen bij
de behandeling van het onder letter f ingekomen stuk.
De heer JOOSTEN: Ik heb het nu over een aanvulling
van de lijst.
De VOORZITTER: Daarop mag u straks terugkomen.
De heer STORIMANS vraagt wat het de gemeente
gaat kosten, wanneer het station Soestdijk op de mo
numentenlijst blijft staan. Hij vindt het helemaal niet
erg dat het erop staat, maar wat gaat dat de gemeente
achteraf kosten? Betaalt het rijk soms alles?
De heer VAN EE: Je mag er niets meer mee doen!
De heer VAN POPPELEN. stemt voor een groot deel
in met hetgeen de heer Van Ee heeft opgemerkt. Wan
neer iets op de monumentenlijst wordt geplaatst, kan
men het er niet meer af krijgen. Daarom zal het ge
meentebestuur zich goed moeten afvragen wat er dient
te gebeuren. Thans moet worden bekeken of het
plaatsen van het station op de monumentenlijst al dan
niet de moeite waard is. Wanneer er twijfels bestaan,
verdient het aanbeveling voorlopig maar te wachten
met plaatsing van het station op de monumentenlijst.
De heer GRIFT zegt het in grote trekken eens te zijn
met hetgeen is opgemerkt door de heren Van Ee en
Van Poppelen. Wanneer het station Soestdijk in de
oude dorpskern lag, zou spreker nog akkoord kunnen
gaan, maar dat is niet het geval. Hij ziet dan ook niet
in waarom dat station moet worden gehandhaafd De
Nederlandse Spoorwegen wilden het al eens afbreken.
De heer VAN LOGTENSTEIN vraagt of het mogelijk
is in het antwoord aan te geven welke plannen de ge
meente heeft met het betrokken deel van de gemeen
te.
Wethouder DIJKSTRA zegt dat er sprake is van een
kwestie van smaak op het gebied van de bouwkunde
Het is hem duidelijk geworden, dat de oudheidkundige
dienst (de dienst die de monumentenlijst tenslotte te
beoordelen krijgt) bijzonder gecharmeerd is van typi
sche periodestations. Dat zijn er in Nederland achttien,
waarvan het meest typische in Valkenburg staat (uit
de tijd van het Belgische centraalspoor). Het merk
waardige is dat er in de omgeving van Soest vele sta
tions voorkomen die allemaal stammen uit de periode
van het vroegere centraalspoor: Soestdijk, Den Dol-
der, Hulshorst en het oude station Amersfoort.
Over de vraag of het station Soestdijk al dan niet
moet worden gehandhaafd, kan men tot in het onein
dige van mening verschillen. Met het volste recht
kan men zeggen, dat er sprake is van een overdreven
zaak om het station Soestdijk aan te merken als een
belangrijk periodeverschijnsel. Met een dergelijke stel
lingneming kan spreker voor een groot deel instem
men. Een feit is echter dat ook het standpunt van
monumentenzorg - er is sprake van typische overblijf
selen uit een stijlperiode die verdwijnt met het afbre
ken van de betrokken stations - is te verdedigen.
De kosten worden verdeeld volgens een bepaalde sleu
tel tussen de eigenaar (de Nederlandse Spoorwegen) en
het rijk.
De heer STORIMANS: En wat moet de gemeente bij
dragen?
De VOORZITTER: Ik meen dat ook de gemeente en
de provincie een bijdrage moeten geven. Aan hen
wordt een bijdrage gevraagd. Zij hoeven naar ik meen
echter niet bij te dragen.
Wethouder DIJKSTRA: In hoofdzaak betalen de
eigenaar en het rijk.
De VOORZITTER zegt dat handhaving van het sta
tion Soestdijk geen plannen in de weg staat, want er
is een spoorlijn. Alleen zou de vervanging van dat
stationnetje door een hypermodern station in de weg
worden gestaan. Vooralsnog bestaat bij het college het
gevoel dat de spoorlijn blijft bestaan. Wanneer de
spoorlijn niet meer blijft bestaan, zal het station - een
maal monument geworden - niet meer mogen worden
afgebroken.
Het station Soestdijk wordt door de rijksdienst van
belang geacht in verband met oudheidkundige en cul
tuurhistorische waarden. Wanneer de gemeente een
andere mening is toegedaan, moet dat met vermelding
van argumenten worden medegedeeld. In dat geval
geeft de gemeente een afwijzend advies. Afgewacht
zal dan moeten worden of het station al dan niet op
de monumentenlijst wordt gezet. In dit verband zij
nog opgemerkt, dat het niet de gemeente is die dat
station op de monumentenlijst zet. Dat wordt ge
daan door de rijksoverheid. Wanneer iemand meent
dat het station niet op de monumentenlijst moet ko
men, moet een aantal normen worden aangegeven
waaraan dat station niet voldoet en waardoor duide
lijk wordt, dat het station geen oudheidkundige en
cultuurhistorische waarden heeft. Wanneer de raad
die mening is toegedaan, kan - met opgave van rede
nen - worden medegedeeld, dat de raad adviseert het
station niet op de monumentenlijst op te nemen.
Mevrouw ALTING-AMBROSIUS merkt op dat in de
brief staat, dat de luifel waarschijnlijk is geplaatst met
het oog op de koninklijke familie. Dat weet men niet
eens zaker. Hoe kan men er dan van uitgaan dat die
luifel van historische waarde is?
De VOORZITTER: Het gaat om het dak.
Mevrouw ALTING-AMBROSIUS: Ik meen dat de
luifel de hoofdzaak is.
De VOORZITTER: Dat dacht ik niet. Ik had begre
pen dat het de rijksdienst om het mooie dak gaat.
67