kene heeft geen vergunning gevraagd voor het mogen maken van deze pui; hij heeft dat pas gedaan toen de pui klaar was. Als men nu een vergunning zou verlenen, zou dat een gevaarlijke zaak zijn, want het hek zou dan van de dam zijn. De heer JONKER begrijpt dat de heer Van Ee altijd trouw aan de rechter kant van de weg rijdt; hij had ook niets anders van de heer Van Ee verwacht. De heer VAN EE: Dat klopt, ik rijd niet links! De heer JONKER vervolgt dat men hier weer te maken heeft met het bekende probleem van een formele en een menselijke benadering van een zaak. Formeel is de zaak geheel duidelijk; het college heeft precies con form de regels de aanvrage om een bouwvergunning af gewezen. De mogelijkheid van beroep op de raad is naar sprekers mening mede gecreëerd om te bezien of er in voorkomende gevallen behalve formele ook nog andere overwegingen kunnen gelden. Hij moet toege ven dat de betrokken persoon het niet zo handig heeft gespeeld; was deze van te voren met een aanvrage ge komen, dan had men hem kunnen zeggen wat wel en wat niet kon en zou er waarschijnlijk wel een oplos sing te vinden zijn geweest waaraan niemand zich zou hebben gestoten. Helaas is dit niet gebeurd. Er is zon der vergunning verbouwd, al is iedereen het er over eens dat het er allemaal keurig uitziet. Als raad moet men naar sprekers mening nu de vrijheid hebben om de hand over het hart te strijken en te zeggen dat men in dit geval, waar duidelijk geen sprake is van boze op zet, alsnog akkoord gaat. Zijn fractie steunt derhalve de minderheid van de commissie. Mevrouw KORTHUIS-ELION memoreert dat men iets dergelijks aan de orde heeft gehad met betrekking tot de beroemde dakkapel. Er is toen de nadruk gelegd op menselijke argumenten en niet op zakelijke, maar de Kroon heeft toen uitdrukkelijk gezegd dat men bin nen het raam van de wettelijke mogelijkheden wel zo ruim mogelijk de andere aspecten kon bekijken, maar dat dit niet mogelijk was met opzijzetting van die for mele punten. Men mag een en ander wel zo ruim moge lijk interpreteren, en een raad kan dat soms beter doen dan een college, maar men mag de formele kant niet zo maar opzij zetten, want dan ontstaat er willekeur. De heer VAN POPPELEN kan het betoog van de heer Van Ee voor een groot gedeelte onderschrijven. Men moet in wezen een bepaald beleid voeren, want anders is het hek van de dam, Men kan niet subjectief gaan zeggen: Hij mag het wel en die ander mag het niet. De heer Jonker heeft terecht gezegd dat de betrokkene het niet verstandig heeft gespeeld. Wanneer de heer Peters er kantoorruimte van had willen maken, had de ze dat meteen moeten aanvragen. In Soest heeft zich enkele maanden geleden een soortgelijk geval voorge daan. Van een garage waren de deuren verwijderd en een vader had die garage omgebouwd tot weekendhuis je voor de buiten Soest wonende kinderen. Te dien aanzien is gesteld dat dit niet mocht; de man heeft enige tijd uitstel gehad, maar ten slotte heeft hij die garage in de oorspronkelijke staat terug moeten bren gen. Als men nu over de menselijke kant van dergelijke zaken spreekt, heeft spreker er moeite mee dat dit toen moest gebeuren. De heer DETMAR vraagt of het niet mogelijk is met de heer Peters tot overeenstemming te komen en hem te adviseren de pui wat te veranderen, zodat het van buiten echt op een garage lijkt. De VOORZITTER geeft te kennen dat het college in zaken als deze altijd een passieve rol speelt, daar het de commissie voor de beroepschriften is die zich met deze zaken bezig houdt, In dit geval meent hij echter dat de raad eerst een beslissing zal moeten nemen; wat daarna gebeurt, is vers twee. Mevrouw ORANJE ENTINK betreurt de standpunten die zij van verschillende zijden heeft horen vertolken en vraagt om hoofdelijke stemming. De heer DE GROOT heeft in eerste instantie niet de bedoeling gehad om iemand het gras voor de voeten weg te maaien. Hij heeft op de normale wijze het woord gevraagd en gekregen. Hij blijft bij zijn, in eerste instantie, ingenomen standpunt. Met de heer Hoekstra is hij het eens dat het niet gaat om het gebruik van de garage, maar om de pui. De wetgeving op dit gebied is bedoeld om orde op zaken te stellen. Spreker ziet niet in dat door het verlenen van de gevraagde bouwver gunning wanorde zou ontstaan en is van mening dat in dezen niet strikt de letter van de wet, maar de geest van de wet moet worden nageleefd. Hij ziet dan ook niet in waarom het standpunt van de minderheid van de beroepschriftencommissie niet zou kunnen worden overgenomen. Spreker steunt gaarne het voor stel van mevrouw Oranje om hierover hoofdelijk te stemmen De heer VAN LOGTENSTEIN behoort tot de meer derheid van de commissie. Hij is het met mevrouw Oranje eens dat men deze zaak uiterst ernstig moet bezien, maar dan in een andere richting, nl. dat er is gebouwd zonder een vergunning Hij vindt dat men dit als raad niet moet gaan legaliseren. Een ander punt is nog dat op het ogenblik auto's worden gestald op een gedeelte dat in het bestemmings plan als openbaar plantsoen of tuin is aangeduid. Als men nu deze verbouwing zou legaliseren, zou men ook dat parkeren automatisch legaliseren. Spreker wil hier voor met nadruk waarschuwen. De VOORZITTER wil nog een feitelijke opmerking maken naar aanleiding van de vraag van de heer Van Ee over Soesterveen, Wat er achter dichte deuren ge beurt, is erg moeilijk te constateren, Als men iemand tegenkomt die er wat wonderlijk exerceert, wordt daarover met de betrokkene gesproken. Zelfs wordt iemand die het te bont maakt wel eens op de vingers getikt. In dit geval kan worden gesteld dat de heer Peters, gezien zijn beroep, dient te weten dat hij had moeten beginnen met eerst de zaak te bekijken en dat hij niet meteen met de uitvoering van zijn plan had moeten starten Het zou niet juist zijn om nu achteraf iets te gaan legaliseren wat bij een andere rangschikking van de gebeurtenissen zou kunnen zijn opgelost. Het college is in dezen echter passief en heeft er geen behoefte aan nog verdere argumenten naar voren te brengen. Aangezien het minderheidsvoorstel van de commissie voor de beroepschriften het verststrekkend is, zal dit thans in stemming worden gebracht. Het voorstel van de minderheid van de commissie voor de beroepschriften wordt hierna in stemming ge bracht en met 20 tegen 4 stemmen verworpen. Tegen hebben gestemd de leden: Smit, Van Ee, Olden- boom, Grift, De Haan, Ebbers, Stam, Dijkstra, Hoek stra, mevrouw Walter Van der Togt, Van Poppelen, Detmar, mevrouw Alting-Ambtosius, Van Vloten, Verheus, Storimans, Korte, mevrouw Korthuis-Elion, Van Logtenstein en Levinga- 102 94

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 95