De VOORZITTER: Daarin hebt u gelijk.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
108 Voorstel tot het benoemen van een lid van de com
missie culturele zaken.
De heer VAN VLOTEN: Kunt u zeggen wie deze kan
didaten zijn, mijnheer de voorzitter?
De VOORZITTER vindt dit moeilijk, omdat hij maar
één van beiden kent. Misschien kan de wethouder hier
over wat vertellen.
Wethouder DIJKSTRA deelt mede dat het college dit
voorstel zonder meer heeft overgenomen van de cultu
rele commissie, die zich hierover zeer grondig heeft
beraden. Wil men meer weten, laat men dat dan vragen
aan een van de aanwezige raadsleden tevens leden van
de culturele commissie.
De heer HOEKSTRA geeft te kennen dat de echtge
noot van mevrouw Zegers beeldhouwer is en les geeft.
Zelf heeft zij vroeger veel geweven en thans schildert
zij. Voorts is de heer Jansen cantor-organist van de
Oude Kerk en schoonzoon van Maarten van Kooij.
De heer DE GROOT maakt uitdrukkelijk bezwaar te
gen het feit dat, terwijl de beraadslagingen ten aanzien
van dit voorstel nog aan de gang zijn, de stemming in
feite reeds heeft plaatsgevonden. De stembriefjes zijn
nl. al opgehaald.
De VOORZITTER: Dat is inderdaad hinderlijk.
De heer JONKER vraagt of het geen aanbeveling ver
dient in het vervolg bij voorstellen als dit een korte be
schrijving van de betrokken personen bij de stukken
ter inzage te leggen. Men kan zich dan van te voren
een beeld over kandidaten vormen.
De VOORZITTER merkt op dat het wellicht aanbeve
ling verdient de culturele commissie te vragen voortaan
een kleine omschrijving van de door haar voorgedragen
kandidaten te geven. Heeft de heer De Groot er be
zwaar tegen dat de stemming nu toch doorgaat?
De heer DE GROOT: Neen, maar ik zou wel graag een
herhaling van deze gang van zaken voorkomen willen
zien.
De VOORZITTER: Dat zeggen wij u toe.
Ik verzoek wederom mevrouw Alting en de heer Ver-
heus met mij het stembureau te vormen.
Uitgebracht worden 24 stemmen, waarvan 20 op me
vrouw N. Zegers-Zondag en 3 op de heer J. Jansen,
terwijl 1 stem in blanco is uitgebracht, zodat mevrouw
Zegers-Zondag is benoemd.
De VOORZITTER dankt de leden van het stembureau
voor de door hen verrichte werkzaamheden.
109 Voorstel tot het aangaan van een huurovereenkomst
met het bestuur van de St. Hypolytusstichting te
Heemstede betreffende een perceeltje grond, groot cir
ca 21 m2, gelegen aan de Burg. Grothestraat voor het
hebben van een wachthuisje openbaar vervoer.
110 Voorstel tot het garanderen van rente en aflossing van
een door de Stichting Bouwactiviteiten in de Bejaar
densector Soest te sluiten geldlening van
f. 1.500.000,--.
111 Voorstel tot uitneming van gronden, bestemd voor
openbare weg, plantsoen e.d. uit het grondbedrijf en
inbreng van deze gronden in de algemene dienst.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder dis
cussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
112 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet
voor het houden van een ondernemersenquete.
De heer STAM vraagt of de te enqueteren ondernemers
enige toelichting krijgen op de plannen met betrekking
tot het te realiseren dorpscentrum.
De heer SMIT zou graag zien dat in het begeleidende
schrijven bij het enquêteformulier zal worden vermeld
dat de gemeente de gevraagde gegevens nodig heeft
voor de planning op lange termijn, dus niet alleen in
verband met een dorpscentrum. Voorts moet worden
medegedeeld dat de financiële gegevens waarnaar wordt
gevraagd absoluut vertrouwelijk zullen worden behan
deld. In de vergadering met de winkelcommissie en een
vertegenwoordiging van „De Soester Ondernemer" is
gesproken over richtprijzen. De heren Hulsbergen en
Kok hebben toen gevraagd of het mogelijk is een op
somming te geven van de prijzen die diverse winkelcen
tra op dit moment kosten, dus niet zoals zij in de toe
komst zullen worden.
De heer VAN VLOTEN heeft in de stukken gelezen
dat de concept-enquete er al was. Er ligt een brief van
8 april van het Centraal Instituut voor het Midden- en
Kleinbedrijf bij, waarin van het college van burgemees
ter en wethouders een bevestiging wordt gevraagd van
de bestelling van de enquete. Het college komt echter
pas thans met een voorstel een krediet hiervoor te ver
lenen. Het loopt dus al en het college gaat achteraf
een krediet vragen. Voorts vraagt spreker zich af of
men dit als gemeente wel moet financieren. Hij heeft
de indruk dat dit meer een zaak voor de Soester on
dernemers is en dat dit voorstel een soort van verkap
te subsidie inhoudt.
De heer JONKER memoreert dat ook in de financië
le commissie over deze zaak is gesproken, waarbij te
recht is gesteld dat zij in de raad aan de orde zou
moeten komen. Het houden van de enquete is op zich
zelf een goede en nuttige zaak en hij juicht toe dat
de verstandhouding tot de ondernemers in Soest blij
kens de stukken goed is. Wel wil spreker er op wijzen
dat de resultaten van zo'n enquete slechts een beperk
te geldigheid hebben, zodat er binnen afzienbare ter
mijn enige actie zal moeten worden ontplooid.
Voorts heeft spreker zich bijzonder verheugd over
de terminologie van dit raadsstuk. Zijn fractie heeft
altijd aangedrongen op een meer dorpsbouwkundige
benadering in Soest. Nadat vroeger over een cityplan
is gesproken, met een soort Hoog-Catharijne-achtige
toestand, treft hij thans voor het eerst de term
„dorpscentrum" in een officieel raadsstuk aan. Dit
doet hem buitengewoon goed.
De heer VAN EE merkt op dat deze enquete de ge
meente in staat zal stellen de omvang van de winkel
voorziening in het plan Zuidereng en het overige win
kelareaal in de gemeente vast te stellen, zoals in het
stuk zelf wordt gezegd. Die vaststelling zal door de
gemeente moeten geschieden en daarom meent hij
dat het antwoord aan de heer Van Vloten heel een
voudig is.
De heer DE GROOT staat zeer positief ten opzichte
van dit raadsvoorstel, maar ten aanzien van een paar
vragen op het enquêteformulier heeft hij enige be
denkingen. Er wordt nl. gevraagd: Hoeveel zou er
ruimtelijk gezien bij u nog kunnen worden uitgebreid?
Spreker is bang dat uit die vraagstelling de conclusie
zal worden getrokken dat die ruimtelijke uitbreiding
dus ook wel zal kunnen worden gerealiseerd, maar
dat zou dan een desillusie betekenen. Verder ontgaat
hem de zin van de tweede vraag volkomen, nl. of de
ondernemer van het mannelijke of van het vrouwelijke
9
98