bestemming agrarische doeleinden C zou kunnen wor
den gegeven, bijvoorbeeld in die zin dat het langs de
Eem en langs de spoorlijn de bestemming agrarische
doeleinden C en voor het overige de bestemming agra
rische doeleinden B krijgt, dan zou ik daartegen geen
bezwaar hebben. Als dit niet kan, vind ik dat wij het
hele gebied van de Langeindse Maten maar de bestem
ming agrarische doeleinden C moeten geven, omdat
ik er uitermate bang voor ben aan gebieden met wer
kelijk landschappelijke waarde de bestemming agrari
sche doeleinden B te geven en dus minder beperkin
gen aan de agrarische bedrijfsvoering op te leggen dan
in verband met het landschap wenselijk is. Ik zou de
raad dan ook willen voorstellen om het college met be
trekking tot het bezwaarschrift van de Stichtse Mi
lieufederatie niet te volgen, doch de Langeindse Ma
ten de bestemming agrarische doeleinden C te geven.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Wij hebben indertijd over deze zaak uitvoerig gespro
ken met de bioloog drs. Van de Kant, die de voor
naamste samensteller van het oorspronkelijke rapport
is en het gehele gebied een warm hart toedraagt. Ik
heb toen niet kunnen proeven, dat hij wilde tornen
aan deze twee gebieden. Ik had 30 a 40 m langs de
spoorlijn willen openlaten in verband met de eerder
bedoelde ruilverkaveling, maar ik heb mij toen door
hem laten overtuigen en ben overstag gegaan. Het is
een kwestie van belangenafweging. Er zitten wel ver
schillen in. Vroeger was het grondgebruik in de Lang
eindse Maten veel anders dan in het productiegebied
B; toen kwam er nog vrij veel bouwland voor. Onze
fractie meent dat in dit geval alle betrokken belangen
groepen duidelijk aan hun trekken komen bij aanne
ming van het voorstel van het college. De fractie kan
er dan ook mee instemmen.
Ik kan ter geruststelling van de heer De Wilde nog op
merken, dat bij het voorbereidende werk van de ruil
verkavelingen de milieugroeperingen volledige in
spraak hebben en dat er naar mijn mening op waar
devolle vogelgebieden best een bescherming zal wor
den gelegd.
Ik geloof dat wij verkeerd zouden doen als wij de
Langeindse Maten de bestemming agrarische doelein
den D zouden geven. Daarmede zouden wij ten op
zichte van de ruilverkaveling de zaak blokkeren en
dat zou ik jammer vinden.
De heer DE WILDE: Misschien wil de heer Van Pop-
pelen nog even duidelijk maken, mevrouw de voorzit
ter, wat het verband is tussen ruilverkaveling en de
vraag of aan de Langeindse Maten de bestemming
agrarische doeleinden B dan wel de bestemming agra
rische doeleinden C (ik heb in dezen niet gesproken
over de bestemming agrarische doeleinden D) zou
moeten worden gegeven.
De heer VAN POPPELEN: In een ruilverkavelingsge-
bied zal men ook duidelijk D-gebieden gaan creëren.
Ik denk nu aan bijvoorbeeld de prachtige strook in de
Eemnesser Polder langs de Zomerdijk. Ik kan er vol
ledig inkomen, dat die strook de zware bestemming
agrarische doeleinden D moet hebben. Ik persoonlijk
vind het gevaarlijk als wij nu gewoon gevoelsmatig de
kaart zouden wijzigen.
De heer DE WILDE: Neen, niet gevoelsmatig.
De heer VAN POPPELEN: Maar u wilt de Langeind
se Maten wel een zwaardere bestemming geven.
De heer DE WILDE: Ja. Maar ik heb gevraagd naar
het verband tussen de ruilverkaveling en de vraag of
het gebied van de Langeindse Maten de bestemming
agrarische doeleinden B dan wel de bestemming agra
rische doeleinden C zou moeten krijgen. Uit hetgeen
u heeft gezegd heb ik een beetje de conclusie getrok
ken, dat bij de ruilverkaveling de waarde van de gron
den natuurlijk opnieuw wordt overwogen, maar dat
wanneer het gronden van landschappelijke waarde
betreft waaraan de bestemming agrarische doelein
den C is gegeven, bij de ruilverkaveling de waarde van
de grond eens te meer wordt bekeken.
Mevrouw de voorzitter. Ik ga niet alleen gevoelsmatig
te werk. U heeft net gezegd dat het hier een arbitrai
re kwestie betreft. Met andere woorden: de heer Van
Poppelen kan gelijk hebben, ik kan ook gelijk hebben.
Ik constateer dat een aantal milieugroepen zegt, dat he
beter is het gebied van de Langeindse Maten de be
stemming agrarische doeleinden C te geven. Ik heb
het gevoel dat wanneer je in dat opzicht twijfelt aan
de waarde van de gronden, het het verstandigst is om
er nu de bestemming agrarische doeleinden C op te
leggen, waardoor in ieder geval met betrekking tot de
verdere aanwending van de gronden met de land
schappelijke waarde terdege rekening wordt gehou
den. Ik handhaaf dan ook mijn voorstel dat aan de
Langeindse Maten de bestemming agrarische doelein
den C wordt gegeven.
De VOORZITTER: Dames en heren! Het college
neemt het voorstel van de heer De Wilde niet over.
Onze overwegingen zijn in het ontwerp-besluit ver
meld. Ik heb gezegd dat het hier een arbitraire zaak
betreft, maar het college blijft op het standpunt
staan zoals het dat in de stukken heeft weergege
ven.
Nadat is gebleken dat het voorstel van de heer De
Wilde voldoende wordt ondersteund om in stemming
te kunnen worden gebracht, verleent de VOORZIT
TER het woord aan de heer Visser voor het afleggen
van een stemverklaring.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben het
hartelijk met het voorstel van de heer De Wilde eens.
Uit deze discussie blijkt wel hoe belangrijk het zou
zijn geweest als wij wat betere onderzoekingen hadden
verricht. Ik herinner u aan de milieukarteringskaart
die ik gisteren heb genoemd.
Het verbaast mij eigenlijk dat de brief van de Vrien
den van Eemland van 18 februari jl. aan de gemeen
teraad van Soest niet door u in de discussie is ge
mengd.
Het voorstel van de heer De Wilde wordt hierna in
stemming gébracht en verworpen met 17 tegen 5
stemmen.
Tegen hebben gestemd de leden: Hoekstra, Van Aalst,
mevrouw Oranje-Entink, Van Poppelen, Oldenboom,
mevrouw Alting-Ambrosius, Plomp, Smit, Stam, Van
Logtenstein, De Haan, Storimans, Hilhorst, mevrouw
Greefhorst-Van Overdam, Blaauw, Ebbers en me
vrouw Korthuis-Elion.
Voor hebben gestemd de leden: mevrouw Van Stip-
hout-Croonenberg, De Wilde, Visser, mevrouw Van
Gelder-Cornelissen en Van den Brakel.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb nu nog
te antwoorden op de vraag van de heer De Wilde ten
aanzien van artikel 25 van de voorschriften. Volgens
dit artikel hebben burgemeester en wethouders de
bevoegdheid om in gebieden met de bestemming
agrarische doeleinden B, gebieden met de bestemming