de huidige situatie met betrekking tot het energiebe
leid zou kunnen aantonen, dat wij plaatselijk offers
moeten brengen voor het algemeen belang, dan wil
len wij daar serieus op ingaan.
In Ameland, in Bergen, eigenlijk overal in Nederland
probeert men de boringen buiten de deur te houden.
Maar iemand moet de zwartepiet nemen. De proble
men ten aanzien van zowel de boringen als bijvoor
beeld defensie gaan ons allen aan. Het is niet leuk als
er wordt geboord op je grondgebied. Er zijn ook ge
bieden waarin het beslist niet zou mogen. In bijvoor
beeld beschermde natuurgebieden en waterwingebie
den kun je het natuurlijk nooit goedkeuren. Maar ik
vind dat je niet in het algemeen moet stellen, zeker
niet als overheid, dat je de boringen niet wenst in je
gemeente. Dat vind ik nl. een beetje een zwakke ar
gumentatie.
Mevrouw KORTHUIS-ÉLIONMevrouw de voorzit
ter! Wij staan bijzonder positief ten opzichte van het
doen van exploratieve boringen. Mevrouw Van Stip
hout heeft gezegd: Laat de minister maar eens aan
tonen waarom hij dergelijke boringen zo nodig vindt.
Ik geloof dat dat niet behoeft te worden aangetoond,
maar dat het gewoon een duidelijke zaak is, dat het
in het landsbelang is, dat wij zoveel mogelijk selfsup
porting zijn wat de energie betreft en dat wij dus in
kaart moeten brengen wat er in onze grond zit. Ik
meen dat in dat opzicht bij de toepassing van de mo
derne middelen, die aan zeer hoge deskundigheids-
eisen voldoen, de risico's voor de omgeving minimaal
zijn. Dit wil niet zeggen dat er maar overal moet wor
den geboord; er mag naar onze mening niet worden
geboord in het in de ontwerp-brief genoemde gebied
tussen de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort en de
Eem. Het wil wel zeggen dat wij het verrichten van
exploratieve boringen voorstaan in gebieden waarin
het niet strikt verboden moet zijn.
Ik heb een kaart gezien op grond waarvan mag wor
den verwacht, dat het gerechtvaardigd is exploratieve
boringen in Soest te verrichten. Ik heb mij laten ver
tellen dat dergelijke boringen plaats vinden tot op
een diepte van 3000 tot 5000 m en dat door bescher
mende maatregelen kan worden voorkomen, dat ze
schade aan het landschap toebrengen; het zal natuur
lijk wel tijdelijk schadelijk zijn doordat er vracht
auto's naar de hoorplaats toe moeten en er een plat
form moet worden gemaakt, maar als er eenmaal olie
is gevonden, zal er op een gegeven moment slechts
een zeer klein omrasterd terreintje zijn en kan hetgeen
er eventueel is beschadigd door de vrachtauto's doot.
het aanbrengen van bijvoorbeeld nieuwe beplanting
worden hersteld. Wij vinden wel dat wanneer men een
bouwvergunning vraagt voor de installaties, er strenge
hinderwetvoorschriften moeten worden gegeven om
de overlast te minimaliseren. Te dien aanzien zou er
met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en ge
meenten die met boringen hebben te maken, in over
leg kunnen worden getreden.
Ik heb mij laten vertellen dat er niet op ontzettend
veel plaatsen behoeft te worden geboord, aangezien
men met één boring naar alle kanten in de omgeving
kan, zodat met een paar boringen een heel groot ge
bied kan worden bestreken.
Wij vinden het goed van de heer Van der Werf dat hij
de Staatscourant goed leest, maar wij zijn niet met
hem van mening, dat er van de boringen ongetwijfeld
een zeer verderfelijke invloed voor Soest moet uitgaan.
Wij hebben begrepen dat in het bezwaarschrift het
gehele gebied is aangegeven als gebied waarin niet
zou mogen worden geboord. Dat gebied vinden wij
gewoon te groot.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter!
Wij vinden het ook nogal problematisch, althans wat
overdreven om tegen de minister te zeggen, dat hij
moet aantonen dat wij meer energie nodig hebben.
Ik meen dat hij dat al heeft aangetoond door ons
enige zondagen niet te laten autorijden.
Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG:
Dat heb ik ook helemaal niet gezegd.
De heer OLDENBOOM: Ik dacht dat het toespelen
van de zwartepiet een verkeerde zaak is. Ook hoorde
ik hier gewoon al zeggenLaat men maar boren, als
het maar niet in Soest is. Ik meen dat dit niet ver
standig en niet verantwoord is. Wij allen weten dat
wij een te kort aan energie hebben. Nu kunnen wij
wel proberen de betekenis daarvan te verkleinen door
te zeggen, dat wat aardolie betreft de behoefte maar
voor tienden van procenten vanuit de eigen bodem
wordt gedekt, maar een achteruitgang van een ener
gievoorziening met enige procenten is in het alge
meen al rampzalig voor een economische activiteit
van een land. Wij dachten dan ook dat, mits er ter za
ke voldoende waarborgen worden getroffen, onder
andere door bepaalde gebieden aan te wijzen als van
boringen te vrijwaren gebied, het verantwoord is om
te laten boren. Het is natuurlijk niet erg prettig. Dat
het, gegeven onze energiebehoefte, onvermijdelijk is,
is ook een feit.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik mis in
het voorstel eigenlijk een voorstel om de heer Van
der Werf een bedankbriefje te sturen. Hij behoeft nu
niet meteen de orde van de gemeente te krijgen,
maar een bedankbriefje is wel op zijn plaats. Ik weet
dat de heer Van der Werf niet zo goed ligt in de ge
meenteraad
Wethouder DE HAAN: Hoe zo?
De heer VISSER: Een paar maanden geleden was er
een voorstel om twee bestuursleden van de biblio
theek te benoemen en toen hebben wij niet de heer
Van der Werf, die als nr. 1 van de voordracht stond,
doch de als nr. 2 op de voordracht vermelde me
vrouw De Wolf benoemd.
Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG:
Wat heeft dat er nu mee te maken?
De heer VISSER: Deze man kan erg goed lezen en
De heer OLDENBOOM: Ik meen dat het niet ver
standig is om met betrekking tot dergelijke stemmin
gen de gevoelens van de gemeenteraad tot uitdrukking
te brengen. Wij hebben kwaliteiten beoordeeld.
De heer VISSER: Dit zijn mijn gevoelens en die
spreek ik hier gewoon even uit.
De heer OLDENBOOM: Ik meen dat het niet ver
standig is om het zo te doen.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Wij
hebben de onderhavige aangelegenheid in de raad ter
discussie gesteld, omdat het college niet en de raad
wel de bevoegdheid heeft om in beroep te gaan.
Wij moeten er in principe van uitgaan, dat het hier
een exploratieboring betreft die moet aantonen of er
al dan niet gas in de bodem zit. Ik deel de opvatting
dat het op zich zelfvan groot belang is om te weten
over welke bodemschatten ons land beschikt en ik
107