Wij hebben een paar jaar geleden in verband met het
provinciale plan en verschillende contacten die wij
hebben gehad, deze zaak aanhangig gemaakt bij het
Samenwerkingsorgaan Eemland, om te bekijken of
wij erin zouden kunnen slagen op één lijn te komen
met betrekking tot het beleid ten aanzien van kam
peerterreinen enz. Daar is nog niet bijzonder veel uit
gekomen. Daarom zou het mijns inziens voor het col
lege toch wel zinvol kunnen zijn om na te gaan hoe
wij deze zaak zelf in studie kunnen nemen, bijvoor
beeld in de boscommissie aangevuld met wat mensen
uit andere regimes. Anders bestaat nl. het risico dat
door het lange uitblijven van oplossingen vanuit de re
gio de in de ontwerp-brief genoemde sluitingsdatum
weer te dichtbij komt en - dit is het belangrijkste
punt - de onzekerheid blijft voortduren. Ik kan toe
zeggen dat wij in het college best bereid zijn om nog,
eens na te gaan of wij, in plaats van te wachten op en
eventueel te rappelleren aan Eemland, niet zelf al een
aantal dingen kunnen gaan ondernemen ten aanzien
van onderzoek, alternatieve plaatsen enz., om daar
mede eventueel op te schieten en de onzekerheid weg
te nemen. Als de raad met deze gedachte kan instem
men, blijft de ontwerp-brief zoals wij die aan u heb
ben voorgelegd, overeind staan, zij het niet in de ogen
van de heer Visser.
De heer VISSER: Mijnheer de voorzitter! Ik vind de
door de C.D.A.-fractie voorgestane studie natuurlijk
helemaal belachelijk. Laten wij eerlijk zijn: de be
trokken kampeerders hebben helemaal geen behoefte
aan studie; zij willen gewoon lekker een halfjaar lang
kamperen op het gemeentelijke kampeerterrein. Als
men nu gaat studeren, kunnen zij waarschijnlijk nog
drie jaar wachten alvorens te weten of zij eindelijk
hun huisjes eens mogen opknappen. Zij zitten al ja
renlang in de onzekerheid; zij weten niet of zij wat
reparaties aan hun huisjes kunnen verrichten dan wel
hun huisjes door nieuwe kunnen vervangen. Als er nu
nog eens moet worden gestudeerd, blijft er grote on
zekerheid bestaan. Ik vind gewoon dat je deze mensen
geen uitstel van executie moet geven, maar moet zeg
gen dat zij maar op het gemeentelijk kampeerterrein
moeten blijven. Zonder studie is dat een doodnorma
le beslissing. Daar behoeft helemaal niet over te wor
den gestudeerd.
Het plan van de V. V.D.-fractie om het hele hebben en
houden achter het natuurbad te plaatsen is natuurlijk
onzin. Laten wij eerlijk zijn: het gemeentelijke kam
peerterrein ligt nu op een steenworp van het natuur
bad en als deze kampeerders willen zwemmen, doen
zij dat toch wel. En wat gaat het niet kosten om een
compleet kampeerterrein achter het natuurbad in te
richten? Wie heeft daar nu in vredesnaam behoefte
aan? Het betreft hier geen gastarbeiders die je zo
maar kunt verplaatsen.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Die kun
je ook niet zo maar verplaatsen.
De heer VISSER: Deze kampeerders willen helemaal
niet worden verplaatst. Hierbij komt dat zij hebben
aangeboden om behulpzaam te zijn bij het treffen van
voorzieningen die straks wellicht moeten worden ge
troffen op grond van de nieuwe Kampeerwet. Al deze
mensen werken in Amsterdam; de een legt leidingen,
de ander kan metselen en met hun hulp kunnen er
voor weinig geld allerlei voorzieningen op het ge
meentelijk kampeerterrein worden getroffen, zodanig
dat er aan de nieuwe Kampeerwet wordt voldaan. Zo
lang die wet er nog niet is, is het natuurlijk onzin om
op de desbetreffende voorschriften vooruit te lopen
en te zeggen: Het zal wel eens erg vervelend voor hen
worden en dan moet er wat gebeuren. Ik zou zeggen:
Laat het gemeentebestuur met deze mensen om de ta
fel gaan zitten en dan is het voor een paar kwartjes
bekeken. Zij willen helemaal geen dure toestanden.
Ik wil dat er over de ontwerp-brief hoofdelijk wordt
gestemd, want ik blijf volhouden dat ik het irreëel
vind dat een grote partij terugkomt van wat ze inder
tijd heeft gezegd.
De heer HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter! Als ik
voor de klas sta, verlang ik van de leerlingen dat zij
luisteren en horen wat er gezegd wordt. Ik wil niet
dat zij zaken achteraf zodanig verdraaien, dat ze an
dersom uitkomen. Zo is het de heer Visser nu wel
enigszins vergaan. Wat ik heb gezegd over studie slaat
op een van de laatste regels van de ons door het colle
ge voorgelegde ontwerp-brief waarmede wij ons ak
koord verklaren, nl.„Een van die ontwikkelingen
kan zijn, de definitieve uitspraak van de gemeente
raad, dat Soest in het bezit moet blijven van een ge
meentelijk kampeerterrein." Dat zal moeten worden
bekeken. De V.V.D. is iets verder gegaan en heeft al
een plaats genoemd. Zo ver willen wij niet gaan. Wij
wachten op een voorstel van het college om, eventueel
in overleg met verschillende commissies, te bezien of
er een definitief gemeentelijk kampeerterrein zal ko
men. Dan zal er uiteindelijk door de gemeenteraad
een definitieve uitspraak worden gedaan.
De heer VISSER: Van de meester wordt verlangd, dat
hij zegt wat hij bedoelt.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mijnheer
de voorzitter! Er kan op dit moment helemaal geen
sprake van zijn dat het gemeentelijk kampeerterrein
zou moeten verdwijnen, omdat het in tegenspraak
zou zijn met het bestemmingsplan Landelijk Gebied.
Het is alleen zo dat het moet blijven gehandhaafd zo
als het is. Dit betekent automatisch dat er een studie
moet komen als gevolg van de beslissing die er bij de
vaststelling van het bestemmingsplan is genomen. Wij
zijn er blij mee dat u heeft toegezegd, dat er een com
missie komt. Ik wil ervoor pleiten dat de studie op
korte termijn plaats vindt.
Nadat hem is gebleken dat het voorstel van de heer
Visser om over de door het college aan de raad voor
gelegde ontwerp-brief hoofdelijk te stemmen niet
wordt ondersteund, stelt de VOORZITTER voor dat
de raad besluit in te stemmen met de brief zoals het
college die in ontwerp aan de raad heeft voorgelegd.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel van de
voorzitter besloten.
De heer Visser verkrijgt op zijn verzoek aantekening
in de notulen dat hij zich met de genomen beslissing
niet heeft verenigd.
c. Motie van de gemeenteraad van Warnsveld betref
fende door de P.T.T. geplaatste buitenbrievenbussen,
met voorstel deze motie voor kennisgeving aan te ne
men.
Burgemeester en wethouders merken op dat de Vere
niging van Nederlandse Gemeenten reeds in 1971 ver
zocht heeft - naar aanleiding van vele klachten van
gemeentebesturen - in het algemeen geen moties met
verzoeken om adhesiebetuigingen naar andere ge
meenten te zenden.
141