eluk- De heer De Wilde heeft door het percentage 34 te noemen precies datgene genoemd wat ik vanavond naar voren wilde brengen. Wij zijn bij de presentatie van het stuk uitgegaan van het indexcijfer dat wordt gehanteerd door het bureau documentatie bouwwe zen. Daarbij hebben de materiaal- en reële loonkosten betrekking op een eengezinswoning in het westen des lands in een complex van veertig woningen in de pre miesector. De indexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn anders; ze betreffen de gecorri geerde kubieke-meterprijzen van woningwetwoningen waarvoor machtiging is verleend. Wij hebben ter inza ge gelegd het tot en met de helft van 1974 bijgewerk te cijfer, op dit moment beschik ik over het aller nieuwste, dat is bijgewerkt tot en met het derde kwar taal van 1974. Het Centraal Bureau voor de Statistiek loopt altijd iets achter ten opzichte van het bureau documentatie bouwwezen. Daarom is men in het ver leden uitgegaan van de indexcijfers die worden gehan teerd door het bureau documentatie bouwwezen. Als ik de cijfers van het Centraal Bureau voor de Sta tistiek neem en het laatste kwartaal als het ware extra poleer, kom ik op een index van 220 ten opzichte van 160. Op basis hiervan kom ik wat het krediet betreft zoals het thans eigenlijk noodzakelijk zou moeten zijn op een bedrag van f. 3.918.750,-. Dit bedrag is lager dan het bedrag dat is gehanteerd bij de presentatie. Ik betreur dat in hoge mate, omdat daardoor inderdaad de indruk wordt gewekt, dat wij nu door met een ho gere indexering te gaan werken een aantal punten in het geheel kunnen frommelen die eigenlijk niet juist zijn. Met het oog hierop heb ik de neiging om te zeg gen dat ik helemaal bereid ben en dat het misschien niet eens zo heel gek zou zijn om de voorgelegde kre dietaanvrage aan te passen in die zin, dat hetgeen er nodig is voor de plantsoenaanleg en de bestrating die nog moeten plaats vinden, in een aparte aanvraag wordt verwerkt en dat de aanvraag nu wordt beperkt tot het bedrag dat volgens het laatste financiële over zicht van 10 februari 1975 nodig is, nl. f. 3.981.202,-. Dit bedrag is iets hoger dan het zoëven genoemde be drag van f. 3.918.750,—. Met betrekking tot het ver schil tussen deze beide bedragen ad ongeveer f. 63.000,- wijs ik erop dat bij de cijfers van het Cen traal Bureau voor de Statistiek is vermeld: Bij benade ring gelden beide indexreeksen (zowel de reeks van het bureau documentatie bouwwezen als de reeks van het Centraal Bureau voor de Statistiek) ook voor de utiliteitsbouw. Ik neem aan dat wat deze beide indexe ringsmethoden betreft de waarheid in het midden ligt. Ik zou de raad willen voorstellen om akkoord te gaan met een aanvulling van het krediet niet met f. 1.425.000,- tot f. 4.275.000,-, maar tot ongeveer f. 4 miljoen. Het verschil tussen de beide laatstgenoem de bedragen ad ongeveer f. 275.000,- betreft in hoofd zaak extra posten die in het verleden bewust buiten de raming en de kredietaanvraag zijn gelaten, omdat niet bekend was wat er met het oude gebouw zou gebeu ren. Ik vind het in de presentatie onjuist dat deze posten nu in het voorliggende geheel zijn opgenomen. Nu ik een hard cijfer heb, nl. het bedrag van f. 3.981.202,-, dat is genoemd in het financiële over zicht van 10 februari jl. (dat ik wel eens voor de raad ter inzage wil leggen), zou ik willen voorstellen dat de raad akkoord gaat met een aanvulling tot dit bedrag en dat wij ten aanzien van de bestrating en de andere zaken die nog moeten plaats vinden, bij een volgende gelegenheid met een nieuw voorstel inzake het verle nen van een aanvullend krediet bij de raad komen. Dat voorstel zal een nadere motivering moeten bevat ten. Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat aan het met betrekking tot de bestrating aangevraagde krediet geen begroting ten grondslag ligt. Die begroting zal nog moeten worden gemaakt en dan ook in de raad moeten worden gepresenteerd. Het bedrag van f. 3.981.202,- komt vrij aardig bij het door de heer De Wilde genoemde percentage 34 en het door de heer Van Ee genoemde percentage 37. Wat de ongelukkige presentatie betreft wijs ik erop, dat je met betrekking tot zaken als de onderhavige veel te vaak in het verleden moet graven. Ik heb dat in de afgelopen weken wel moeten doen gezien de opmerkingen die zijn gemaakt in zowel de commissie openbare werken als de financiële commissie. Ik heb dat graaf- en spitwerk inderdaad verricht. Ik ben aan vankelijk gewoon uitgegaan van de opgaven zoals ze mij werden verstrekt. Ik deel volledig de opvatting dat de presentatie zeer summier is geweest en ik meen dat een dergelijk geval zich niet moet voordoen. Ik zal er mijn best voor doen dat zo'n zaak zich inderdaad niet meer voordoet. Er is in het algemeen wel degelijk een kredietbewa king, zij het dat ze misschien niet helemaal is zoals ze in een bedrijf zou moeten zijn. Ik ben in overleg met de dienst gemeentewerken bezig om te komen tot een betere en snellere kredietbewaking, zelfs zodanig dat de desbetreffende afdelingen niet eens in de drie maanden, maar desgewenst wekelijks kunnen worden ingelicht omtrent de stand van zaken van hun kredie ten. Die zaak zal ook aan de raad worden voorgelegd. Ik moet een en ander nog helemaal voorbereiden en dat kost mij enige tijd, maar ik kan de raad garande ren dat de kredietbewaking als zodanig in een veel betere situatie komt dan tot nu toe het geval is ge weest. Tot nu toe is de kredietbewaking wel eens wat achtergelopen met als gevolg, dat je te laat tot de ont dekking kwam dat er een overschrijding had plaats gevonden. Dat betreur ik in hoge mate. De grote ver betering die wij daarin willen aanbrengen en waarme de wij druk doende zijn, zal natuurlijk wel een paar centen kosten, maar ik ben ervan overtuigd dat als ze gerealiseerd zal zijn, naar ik aanneem volgend jaar, het mogelijk zal zijn om de raad steeds wanneer dat wordt gewenst op zeer korte termijn met betrekking tot een krediet van de juiste stand van zaken op de hoogte te stellen. Wat het raadhuis betreft is er een uitvoerig program ma van eisen. Er zijn zelfs in het verleden in de raad huiscommissie al vele eisen geformuleerd. De heer VAN POPPELEN: De raad heeft beslist. De heer DE WILDE: Maar wij weten er niets van. Wethouder EBBERS: Er zullen u nadere informaties over bereiken. Wij zullen in ieder geval de presenta tie van het desbetreffende voorstel goed in de gaten houden. Met betrekking tot de adviseurs kan ik het volgende mededelen. Men heeft bij de opstelling van het eerste krediet in 1972 de bouwkosten geraamd op ba sis van kubieke meters, waarbij ervan wordt uitge gaan dat er een zeker bedrag voor adviseurskosten in zit. Architectenbureaus besteden bijzonder veel werk uit, bijvoorbeeld betonberekeningen en constructie- 155

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 156