ge deze zaak mee heeft moeten beheren en het mis schien niet primair op zijn weg zou liggen om de din gen te zeggen die hij heeft gezegd. Ik vind dat het erg ruiterlijk is om zo duidelijk naar voren te brengen, dat de presentatie inderdaad helemaal fout is geweest. Het verhaal over de 50% heeft mij buitengewoon geïr riteerd. Ik zeg dit ook, omdat ik weet dat ambtenaren de stukken maken. Het beleid van de ambtenaren is hier niet ter discussie. Ook het beleid van het archi tectenbureau is hier niet ter discussie. Hier is ter dis cussie het beleid van burgemeester en wethouders en niets anders. Ik heb er bezwaar tegen om hier over een architectenbureau te spreken; dat bureau zit hier niet achter de tafel van het dagelijks bestuur en het heeft niet de mogelijkheid om zich te verdedigen. Als raad hebben wij een controlerende functie en een sturende functie ten opzichte van het beleid van deze gemeente zoals wij dat graag door burgemeester en wethouders uitgevoerd zien. Ik zeg dit ook naar aan leiding van het feit dat de heer Visser een opmerking over het architectenbureau heeft gemaakt. Ik heb daar overwegende bezwaren tegen. Ik vind het niet juist. Dan moet je nl. op een andere manier met el kaar gaan praten. Dat burgemeester en wethouders vervolgens eventueel het architectenbureau en de ambtenaren ter verant woording roepen, kan ik mij voorstellen. Want de ambtenaren moeten weten dat zij de raad niet kun nen behandelen op de manier waarop zij dat nu heb ben gedaan. Dat kan eenvoudig niet. Dit is nu een maal gezegd en het is voor de toekomst ook gezegd. Het verhaal waarin men aan de hand van indexcijfers een stijging van 50% aangeeft en dan zegt dat wij er blij mee mogen zijn, dat men met een krediet van f. 4.275.000,- beneden de 50% is gebleven, is een bo venmate irritante aangelegenheid. Ik geloof dat wij ten opzichte van deze hele zaak ons aanzienlijk soe pel zouden hebben opgesteld als ons dat verhaal niet was voorgelegd. Ik had gewoon zakelijk naast elkaar gezet willen zien enerzijds het in 1972 gevoteerde krediet van f. 2.850.000,- en hetgeen wij daarvoor hebben verwacht en anderzijds hetgeen er nu in feite is uitgegeven. Dan had iedereen het begrepen dan was er niet zo vreselijk veel aan de hand geweest en dan hadden wij ons niet rot hoeven te zoeken in de cij fers die allemaal door elkaar heen in de stukken lig gen. Ik vind dat het college het voortaan niet meer mag maken, ook niet op gezag van een architectenbureau of van de directeur van gemeentewerken, dat het bui ten de raad om nieuwe adviseurs aantrekt. Het is nl. helemaal de vraag of de raad bijvoorbeeld met be trekking tot de akoestiek een adviseur wil inschake len. Er is nu voor een advies inzake de akoestiek f. 10.000,- uitgegeven. Dat is overigens niet de hele wereld; daar zeg ik het niet om. Het is niet vanzelf sprekend dat in een architectenhonorarium de hono raria voor de betonconstructeur en dergelijke zitten. Wethouder EBBERS: Neen, in de kubieke-meterprijs. De heer DE WILDE: Dat kan zijn, maar in dit geval was in de f. 2.850.000,- alleen een honorarium voor de architect uitgetrokken; daarin waren geen bedragen voor de constructie en voor installaties opgenomen. Als burgemeester en wethouders vinden dat er advi seurs moeten worden aangetrokken, is niet in de eerste plaats interessant of dat de heren Jansen en Pie- tersen zijn; dan is in de eerste plaats interessant of de raad als hoogste college in deze gemeente vindt, dat er adviseurs moeten worden aangetrokken en of de bedragen die daarvoor zouden moeten worden uitge trokken, al dan niet beschikbaar zullen worden ge steld. In het onderhavige geval had het college toen het adviseurs wilde inschakelen, eerst de daarvoor benodigde kredieten aan de raad moeten vragen alvo rens tot het inschakelen van de adviseurs over te gaan. Ik heb er kennis van genomen dat de financiële kwar taalverslagen bijna nooit in het voltallige college zijn geweest. Ik vind dat fout. Ik vind dat bij grote pro jecten de verantwoordelijkheid niet op één wethou der kan rusten. Het moet in een gemeente als Soest kunnen, dat financiële kwartaalverslagen in het col lege worden besproken, zodat ook het college zich kan afvragen of de raad dan wel de desbetreffende raadscommissie even op de hoogte kan worden ge steld. Dan komt het later ook veel minder erg aan en dan weet de raad tenminste iets van de zaken af. Wat mij betreft behoeft het college het aanvullende krediet nu niet te beperken in de door wethouder Ebbers en u aangegeven zin. Voor mij is nu de over schrijding van het krediet verklaard. Ik vind de 34% een aanvaardbare zaak. De honoraria van de ad viseurs zijn nu eenmaal uitgegeven. Wij kunnen er nu nog lang over spreken of het daarvoor benodigde krediet van tevoren aan de raad had moeten worden gevraagd, maar dat doet niets terzake. Met de posten voor het kunstwerk, het inrichten van een tijdelijk noodkantoor, de verplaatsing van brandstoftanks, de plantsoenaanleg, de buitenverlichting, de bestra ting en een vaste inventaris heb ik geen problemen. Wat mij betreft zou nu ineens het aanvullende krediet van f. 1.425.000,- plus f. 75.000,- voor de inventa ris wel beschikbaar kunnen worden gesteld. Ik denk nl. dat als wij nu het indertijd verleende krediet aan vullen tot f. 3.981.202,- het college de volgende keer toch met een aanvraag om een aanvullend krediet van ongeveer f. 275.000,- zal komen en dan zouden wij alleen maar een administratief spelletje met el kaar opvoeren. Wethouder EBBERS: Alleen ten aanzien van een grote post, nl. betreffende de parkeerplaats, heb ik geen begroting gezien. De heer DE WILDE: Ik wel. Wethouder EBBERS: Ik heb haar niet gevonden. De heer DE WILDE: Bij de stukken lag te dien aan zien een raming met een tekening. Ik neem aan dat het voldoende is als wij nu tegen het college zeggen dat wij, nu er zoveel geld is uitgegeven, aandringen op soberheid bij de bestrating. Wethouder EBBERS: Die raming als zodanig is niet in het college besproken. De heer DE WILDE: Mijnheer de voorzitter. Als an dere raadsleden ervoor zouden pleiten om in te gaan op de door wethouder Ebbers en u gedane suggestie inzake het nu beperken van het aanvullend krediet, heb ik daartegen allerminst principiële bezwaren en wil ik er mij graag bij aansluiten. Ik zeg nu alleen dat het voor mij niet hoeft, omdat ik denk dat het onge veer op hetzelfde zal neerkomen. Wat het raadhuis betreft hoeft mij niet de uitvoerige uiteenzetting van 29 april a.s. te worden gegeven. Ik wil alleen graag vernemen, al is het maar via een blaadje papier, hoe de geschiedenis ligt. Wij worden geacht hier te functioneren als raadsleden, doch heb ben over deze zaak niet de minste informatie ter be- 157

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 158