De heer DE WILDE: Nu komen we weer op het cha
piter terecht, mijnheer de voorzitter. Ik vind dat de
heer Visser het zo niet kan maken. Dit betekent nl.
dat de hele zaak uit de doeken moet worden gedaan
en ik dacht dat je dat niet kunt doen.
De VOORZITTER: Ik heb het al duidelijk gesteld.
De heer Visser krijgt van mij op dit stuk geen ant
woord meer, mede in het belang van de man zelf.
De heer DE WILDE: De heer Visser weet dat ook ik
ben benaderd. Ook ik heb mijn best voor deze men
sen gedaan. Maar ik heb dat op een andere manier ge
daan dan nu hier gebeurt. Gegeven de persoonlijke
dingen die erbij aan de orde zijn, kun je het naar mijn
mening niet doen op de door de heer Visser voorge
stane manier.
De VOORZITTER: Heeft de heer Visser ten aanzien
van deze zaak nog andere vragen?
De heer VISSER: Ik wil gewoon toch van u de toezeg
ging dat deze familie daar mag blijven. Want waarom
moet zij weg? Niemand heeft gezegd dat het kam
peerterrein weg moet. Waarom zou deze familie dan
wel weg moeten?
Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Mag ik
nu officieel aan de orde stellen, mijnheer de voorzit
ter, of deze vergadering al dan niet besloten wordt?
Ik vind het nl. te onfatsoenlijk.
De VOORZITTER: Neen. Ik heb geen enkele behoef
te aan een besloten vergadering en de heer Visser
krijgt ook op deze vraag geen antwoord.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mijnheer de voorzit
ter. Ik heb toch een voorstel, omdat de heer Visser
heeft gezegd: Er is mij in het verleden geen enkele
kans geboden om hierover te praten. Als wij nu afspre
ken of als het college nu zou afspreken, dat er in de
komende week wel over wordt gesproken met de heer
Visser, zouden wij misschien een heel eind verder
zijn.
De VOORZITTER: Daar is geen bezwaar tegen. Maar
niet in deze raad.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Neen, dat bedoel ik.
Nadat hem is gebleken dat geen der leden meer het
woord verlangt over het aan de orde zijnde agenda
punt, sluit de VOORZITTER de bespreking.
Bespreking brief d.d. eerste lentedag 1975 van de
heer J. Visser met betrekking tot huisvesting van gast
arbeiders en Surinamers.
De VOORZITTER stelt hierbij tevens aan de orde:
Brief d.d. 8 maart 1975 van een aantal inwoners der
gemeente inzake de huisvesting van Surinamers op
het perceel Birkstraat 132.
De VOORZITTER: Dames en heren! De eerste vraag
in de brief van de heer Visser luidt als volgt:
„Is het juist dat onlangs een aantal Turkse gastarbei
ders in Soest, zonder overleg met de betrokkenen zelf,
zijn gedeporteerd naar elders?
Het antwoord hierop is:
De Turkse bewoners van Het Witte Huis zijn enkele
weken voor de datum van verhuizing hierover inge
licht.
De heer VAN EE: Ze zijn toch niet gedeporteerd?
De VOORZITTER: Wij zeggen: ingelicht. De heer
Visser zegt: gedeporteerd. Die opmerking blijft voor
rekening van de heer Visser.
De heer VAN EE: Ik heb toch wel bezwaar tegen dat
woord.
De VOORZITTER: Dat hebben wij ook, maar wij la
ten het zuiver en alleen voor rekening van de heer Vis
ser.
Dames en heren. De tweede vraag van de heer Visser
luidt als volgt:
„Was u van deze situatie op de hoogte? Zo ja, waar
om is de Werkgroep Buitenlandse Werknemers in
Soest" niet op tijd ingelicht?
Van deze aanstaande verhuizing was ons niets bekend.
De derde vraag is:
„Wilt u ons uitvoerig schetsen welke taferelen zich
bij deze „verhuizing" op zaterdag 15 maart bij Het
Witte Huis hebben afgespeeld?
Het antwoord hierop is:
Voor de verhuizing naar Birkstraat 132 konden de
bewoners gebruik maken van een transportauto waar
mee beddegoed en handbagage kon worden overge
bracht. Enkele bewoners meenden evenwel zelf voor
dit transport te moeten zorgen en hebben deze goe
deren naar de nieuwe huisvesting gedragen. Ik zou
hierbij de kanttekening willen maken, dat zij blijk
baar de gewoonte van vele Nederlanders om met de
ellebogen te werken hebben overgenomen, omdat zij
hiermede poogden voorrang bij kamertoewijzing te
krijgen.
Van ergerlijke taferelen bij de verhuizing is ons niets
gebleken.
De vierde vraag van de heer Visser luidt als volgt:
„Op welke manieren denkt u in het vervolg dergelij
ke mensonterende acties te verhinderen, hoe be
schermt u de belangen van deze Soester ingezetenen
en welke garanties kunt u hen bieden?
Wij hebben op de derde vraag geantwoord, dat ergens
het mensonterende een vraagpunt is, maar dat het
transport vanuit de leiding van Het Witte Huis in elk
geval op ordelijke wijze is gebeurd.
De vijfde vraag is:
„Is het niet verstandig zo spoedig mogelijk te komen
tot een platform van belanghebbenden om in de toe
komst te voorkomen dat er moeilijkheden ontstaan
in een zo kwetsbare concentratie van Surinamers,
Turken en Soesters als thans aan de Birkstraat het ge
val is?
Het antwoord hierop is:
Er is met de Werkgroep Buitenlandse Werknemers
een geregeld contact. Tijdens deze bijeenkomsten
worden problemen over en weer besproken en wordt
getracht hiervoor oplossingen aan te dragen. Ook de
eventuele noodzakelijkheid van een gestructureerd
gespreksplatform is in discussie geweest. Zowel van
de zijde van de werkgroep als door ons college wordt
hieraan geen behoefte gevoeld. De thans bestaande
overlegsituatie functioneert naar behoren.
In verband met de problemen die zich inmiddels rond
Het Witte Huis hebben voorgedaan, wil ik nog enige
algemene opmerkingen maken ter voorkoming van
misverstanden die er de laatste weken welig blijken te
tieren, omdat de informatie over de hele opzet en de
gang van zaken niet altijd optimaal is geweest, zeker
niet vanuit de rijksoverheid. Mijn algemene opmerkin
gen betreffen in de eerste plaats de huisvesting van
rijksgenoten.
Door de constante stroom van rijksgenoten hoofdza
kelijk uit Suriname heeft de regering gemeend de
opvang van deze mensen te moeten coördineren. Per