Nr 7 Soest, 15 mei 1975 NOTULEN van het verhandelde in de buitengewone, openbare vergade ring van de raad der gemeente Soest op donderdag 15 mei 1975 te 20.00 uur. VOORZITTER de burgemeester, mevrouw mr. J.M. Corver-van Haaften. SECRETARIS de heer H. Borreman. Tegenwoordig de leden: G.M.J. van Aalst, mevrouw G.G.A. Alting-Ambrosius, W.A. Blaauw, J.J. van den Brakel, J.J. Ebbers, M.A. van Ee, mevrouw J.W.D.P. van Gelder-Corne- lissen, mevrouw J. Greefhorst-Van Overdam, J.W. Hilhorst, D. Hoekstra, mevrouw E. Korthuis-Elion, R.A. van Logten- stein, G.H. Oldenboom, mevrouw P.J. Oranje-Entink, G.A.W.G.A. Plomp, J.R. van Poppelen, A.H.F. Smit, G. Stam, mevrouw M.F. van Stiphout-Croonenberg, P.L.J.M. Storimans, C. Verheus, J. Visser en K. de Wilde. Afwezig met kennisgeving het lid: P.C. Lange. De VOORZITTER opent de vergadering. Zij verzoekt de aanwezigen zich van hun zetel te verheffen en zij spreekt daarop het volgende gebed uit: „Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd; Uw Koninkrijk kome; Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen." De VOORZITTER spreekt hierna als volgt: Leden van de raad,dames en heren! Ik ben ervan overtuigd te hebben gehandeld in de geest van wethouder De Haan door het ambtsgebed, dat hij zelf vier weken geleden op de ze plaats als loco-burgemeester nog heeft uitgesproken, nu te vervangen door het Onze Vader. Zijn stoel naast mij is leeg. Hij zal hier nooit meer zitten. Er is een schok door onze gemeente gegaan bij dit heel plotselinge afscheid. Wethouder De Haan was Soester in hart en nieren. Hij is hier komen wonen in zijn prilste jeugd en hij is niet meer weggegaan. Hij is hier naar school gegaan en hij heeft zich daarna in technische vakken ontwikkeld. Hij kwam juist in die moeilijke dertiger jaren in contact met en op de hoogte van veel sociale problemen. Het is daaruit, dat zijn activiteiten in de vakbeweging voortvloei den en het is daaruit dat hij, 23 jaar oud, als een vertrou wensman werd gekozen in de gemeenteraad van Soest. Dat was in 1939. Hij is behoudens natuurlijk de voor ieder be staande onderbreking in de oorlog, van die gemeenteraad lid gebleven en sinds 1946 heeft hij onafgebroken het wethou derschap bekleed. Het zal een te grote opgave zijn om alle functies te noemen en alle bezigheden op te sommen die hij als bestuurder van Soest en als bekend man in de regio heeft uitgeoefend. Hij was bijzonder lang wethouder van sociale zaken. Hij was het nu nog. Hij was bijzonder lang wethouder van onder wijs. Hij heeft die portefeuille, toen het aantal wethouders in 1970 toenam, aan een ander doorgegeven. Hij heeft zich bemoeid met de lichamelijke opvoeding en de sport. Hij heeft zich het laatste jaar als wethouder van financiën, als wethouder van woningbouw en grondbedrijf, als wethouder van maatschappelijk werk, personeelszaken, volksgezond heid en sociale zaken op verscheidene hem volledig bekende én op nieuwe terreinen begeven. In de regio werkte hij aan het werkplaatsschap in Amers foort, aan de federatie van sociale werkplaatsen in de provin cie Utrecht, aan het woonwagencentrum, aan de vereniging sociaal pedagogische zorg. Maar dit is een naar buiten toe, formeel werkende, benadering. Wanneer wij naar de inhoud kijken die hij aan al die taken heeft gegeven, dan komt het beeld te voorschijn van de man die zich volledig in de ach tergronden van het hoe en waarom verdiepte, die - bijvoor beeld hier in Soest - de omschakeling van Armenwet naar Algemene Bijstandswet heeft gerealiseerd, waarbij hij zich een groot voorstander van inspraak toonde. Het college voor de verlening van bijstand was één van zijn geesteskin deren. De stormachtige ontwikkelingen binnen het maatschappe lijk werk en de gehele welzijnssector hadden zijn volledige aandacht. Het bejaardencentrum Molenschot is vooral door zijn inzet tot stand gekomen. Tot een paar jaar geleden was hij voor zitter van de Stichting Bejaardenhuisvesting. De bouw van bejaardenwoningen in Soest en in Soesterberg heeft hij ge weldig gestimuleerd. Tijdens zijn voorzitterschap van de Stichting Lichamelijke Opvoeding en Sport en de Stichting Zwembaden werd het Soester Natuurbad vernieuwd, kwamen er twee sporthallen en kwam een aantal gymnastieklokalen en sportvelden van de grond. In de oorlogsjaren heeft hij zich een goed Nederlander ge toond en is hij betrokken geweest bij hulpverlening aan de slachtoffers van de Arbeidseinsatz; hij heeft veel gedaan om de onderduikers hier en in de regio terzijde te staan. Alles wat hij deed, deed hij met een geweldige inzet. Hij heeft zich zelf nooit gespaard en - om een uitdrukking van hem te gebruiken, omdat hij wel eens vond dat sommige mensen dat wel deden - hij heeft zich nooit ergens met een Jantje van Leiden vanaf gemaakt. Hij was bewogen met iedereen van wie hij vond, dat het plek je onder de zon niet goed en niet groot was. Hij beijverde zich om dat plekp te verbeteren; misschien heeft hij soms dan wel eens gedacht meer te kunnen waarmaken dan helaas mogelijk was. Hij had zijn eigen stijl en spreektrant in de raadsvergaderin gen. Hij behield bijna altijd zijn goede humeur. Maar een doodenkele keer kon hij plotseling uitvallen, wanneer hij vond dat een raadslid sprak zonder voldoende kennis van zaken of zonder voldoende genuanceerde benadering. En dan klapte hij ook dicht. Hij was voor ons een goede college. Hij was voor nieuwe wethouders en een nieuwe burgemeester een bron van in formatie die nooit opdroogde en die de nieuwelingen be kend maakte met de goede en de kwade kanten van de Soester gemeenschap. Het was instructief te luisteren naar zijn verhalen die een dikke vijftig jaar geleden begonnen, toen hij als kleuter al met scherpe ogen in Soest ging rond kijken. Van ieder huis en zijn bewoners kende hij de ge schiedenis. Van ieder bouwwerk kon hij vertellen of het er al dan niet legaal stond en zo dat laatste het geval was, kon hij ook nog dikwijls mededelen waarom het er toch was ge bleven. Hij wist alles van iedereen. In de vergaderingen van het college kon hij soms de discus sie een tijd lang stilzwijgend aanhoren en aankijken tot hij een bepaalde richting proefde, maar dan plotseling kwamen zijn inbreng en zijn visie, mede bekeken vanuit zijn kennis van historie en achtergronden. 179

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 180