De heer DE WILDE: De heer Visser vergist zich, me vrouw de voorzitter. De bouwer van de sporthal was niet bij Vebidak aangesloten en dan kan Vebidak ook geen garantie geven. De vraag - waarop het college nog zou antwoorden - is of het bedrijf dat de reparatie zal verrichten, wel bij Vebidak is aangesloten. Als ze dat inderdaad is, dan wordt er een garantie van tien jaar gegeven. De heer VISSER: Daarmede wilde ik eindigen, me vrouw de voorzitter. In het voorstel staat: „Omtrent de vraag of het bedrijf bij de hiervoor ge noemde vereniging Vebidak is aangesloten, zullen wij u in de raadsvergadering informeren." Volgens mij heeft de aannemer inderdaad iets te ma ken gehad met de vereniging Vebidak en heeft deze vereniging gezegd, dat het dak goed is. Nu zegt deze vereniging evenwel dat de constructie is verouderd. Ik wil hierover graag iets naders vernemen. Ik zou voorts wel eens graag vernemen of het college niet met mij vindt, dat wij ons in het vervolg maar niet meer tot de vereniging Vebidak moeten wenden. Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! De fir ma die volgens het voorstel de reparatie zal verrichten, is aangesloten bij de vereniging Vebidak. De kwestie van de garanties vind ik altijd erg moeilijk. Er worden momenteel alle mogelijke garanties gege ven. Als je de verschillende offertes bekijkt, dan zie je dat iedereen wat garandeert. Ik kan mij wel voorstel len dat je dat schriftelijk bevestigd wilt zien op het moment waarop je aanbesteedt. Het lijkt mij juist dat daarom aan het bedrijf wordt gevraagd. Ik meen dat in een geval als het onderhavige een garantietermijn van ongeveer vijfjaar gebruikelijk is. De heer STAM: Er is nog geen antwoord gekomen, mevrouw de voorzitter, op de vraag of het dak gere pareerd dan wel geheel vernieuwd wordt. Wethouder EBBERS: Het wordt vernieuwd. De heer STAM: Komt er een geheel nieuwe laag op? Wethouder EBBERS: Ja. De oude platen worden uit gesneden en er komt een heel nieuw dak op. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 116 Voorstel tot het verlenen van een krediet voor het treffen van brandveiligheidsvoorzieningen in het St. Josephgebouw (Artishock). Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Mevrouw de voorzitter! Ik heb in de stukken gezien dat een commissie heeft verzocht of burgemeester en wethouders een visie zouden willen ontwikkelen over de toekomst van het gebouw. Het antwoord op dat verzoek heb ik nergens kunnen vinden. Tijdens de begrotingsbehandeling hebben wij het col lege gevraagd of het zou willen overgaan tot een alge mene taxatie van het gehele gebouw. Het college heeft nu op de eerste plaats de brandpreventie ter hand ge nomen. Dat is op zich zelf natuurlijk zeer lofwaardig, maar ik zou dit toch niet los van de algehele taxatie willen zien. Want als ik zie welk enorm bedrag er met de brandpreventie is gemoeid en constateer, dat aldus toch maar een gedeelte van het gebouw er iets be ter van wordt, dan vraag ik mij af of het niet reëler zou zijn om na te gaan op welke manier en hoe lang we het gebouw in de toekomst nog denken te gebrui ken en wat een eventuele algehele restauratie van het gebouw zou kosten. Dat lijkt mij beter dan dat de zaak deel voor deel wordt bekeken en er alle mogelij ke kosten worden gemaakt die eigenlijk niet helemaal noodzakelijk zijn. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Wat ik wilde zeggen komt eigenlijk neer op het zelfde dat mevrouw Van Stiphout nu al heeft gezegd. Ik wil er thans alleen nog op wijzen, dat in de nota van 8 mei 1970 is gezegd, dat het St. Josephgebouw nog vijfjaar mee zou kunnen en dat er dan zeer grote herstellingen nodig zouden zijn, en dat in de raads vergadering van februari 1973 naar aanleiding van de beheersverordening van Artishock is toegezegd, dat er op korte termijn een bouwtechnisch rapport over de toestand van het gebouw zou worden uitgebracht waar in ook zou worden medegedeeld hoe lang het gebouw naar schatting nog mee zou kunnen. Het rapport van de brandweer is van december 1973 en is nu dus al weer anderhalfjaar oud. Ik geloof dat het daarom verantwoord is om het voorstel nu aan te houden. Ik meen nl. dat er binnen een maand een technisch on derzoek naar de toestand van het gebouw zou kunnen worden gedaan om na te gaan hoe lang het gebouw nog mee zou kunnen. Als uit zo'n onderzoek zou blijken, dat het gebouw binnen twee of drie jaar in elkaar stort, dan zouden we er niet anderhalve ton insteken. De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! Me vrouw Van Stiphout kan blijkbaar mijn gedachten le zen. Ik wil, na hetgeen zij zoéven naar voren heeft ge bracht, alleen nog vragen, nu wij zulke grote uitgaven moeten doen, of het huidige gebruik van het St. Jo sephgebouw eigenlijk nog wel verantwoord is. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voor zitter! Er zijn een paar dingen gezegd die niet hele maal juist zijn. Er is in 1970 wel een termijn van vijf jaar genoemd, maar dat betrof niet de levensduur van het gebouw, maar de toewijzing van het gebouw voor sociaal-culturele doeleinden. Wat de levensduur van het gebouw betreft zou ik willen zeggen, dat als de Heli's Angels het niet slopen, het er eeuwig zal staan. Het is nl. enorm sterk. Het is gewoon een kwestie van afweging hoeveel geld we in het gebouw willen steken om het te handhaven en aan een bepaald doel dienst baar te maken. Overigens is het zo, dat de brandvei ligheidsvoorzieningen eigenlijk het onmiddellijke ge bruik bepalen. Als deze voorzieningen niet worden ge troffen, dan kan met het gebouw eigenlijk morgen la ten sluiten. Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Dat zeggen we nu al een paar jaar. De heer VAN LOGTENSTEIN: Wij hebben het nu anderhalfjaar uitgesteld. De reden daarvan is mij niet helemaal duidelijk. Maar het is nu al te lang uitgesteld. Natuurlijk kan het nog wel een maand worden uitge steld, maar het is een beetje gevaarlijk om dat te doen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik heb de nota van 1970 bij mij, mevrouw de voorzitter, en daarin staat duidelijk: Uit een daartoe in 1969 ingesteld onder zoek is komen vast te staan, dat de staat waarin het gebouw zich op dit moment bevindt, zodanig is dat er met een eenvoudig herstel nog gedurende een vijftal jaren gebruik van kan worden gemaakt; na deze ter mijn zullen zeer grote herstellingen nodig zijn en dan moet opnieuw worden bestudeerd of het gebouw te handhaven is. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Er is in de beheerscommissie die over het St. Josephgebouw

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 195