mevrouw de voorzitter, dat, als de bouw niet doorgaat, de stichting de gemaakte kosten, zelfs ook de architec- tenkosten, zal kunnen declareren bij het rijk. Ik heb daarop nog gevraagd, of dit vast stond en u hebt daar op geantwoord: „Dat staat vast voor zover er tegen woordig in het leven iets vaststaat". De slag om de arm die u hierbij hebt gemaakt, was dus bijzonder ver standig, mevrouw de voorzitter. Nu staat in de brief van het ministerie, dat de onder 22 gestelde bepaling dient te worden vervangen door een ontbindende voorwaarde voor het geval geen bouw vergunning voor een door het ministerie goedgekeurd ontwerp kan worden verkregen. Dit vind ik een logi sche zaak: ontbinding van de koopovereenkomst dus, zonder dat er kosten aan verbonden zijn, voor welke partij dan ook. Het college heeft echter in het voorstel niet voorgesteld, dit punt nu te wijzigen. Evenmin stelt het college voor om tegemoet te komen aan de stel ling van het ministerie, dat het tijdstip van aanvang en voltooiing van de bouw, zoals door de raad indertijd is verordonneerd, niet aanvaardbaar is. Waarom heeft het college niet voorgesteld op deze punten het raads besluit van oktober 1974 te wijzigen? Op andere punten stelt het college nl. wél voor, te voldoen aan de wensen van het ministerie. Mevrouw de voorzitter! U zult begrijpen dat ik hoop dat de katholieke school spoedig gebouwd zal worden en dat ik alleen over theoretische mogelijkheden spreek, maar ik zal toch graag horen, hoe de zaken nu staan. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter! Ik moet eerlijk zeg gen dat ik de agenda met de heer Plomp heb doorge sproken de ochtend dat ik van vakantie terugkwam en hij met vakantie ging; dit punt is daarbij echter niet ter sprake gekomen. Ik zal echter de betrokken ambtenaar verzoeken, dit na te gaan, opdat de heer De Wilde als nog antwoord kan krijgen Méér kan ik hierover nu niet zeggen. De heer DE WILDE: Het gaat mij dus om twee punten, mevrouw de voorzitter, het punt van de gestelde ter mijnen voor de aanvang en de voltooiing van de bouw, alsmede het punt van de overdrachtskosten bij even tuele terugkoop van de grond door de gemeente. Wel licht wil de raad zo ver gaan om te besluiten dat de voorwaarden alsnog worden aangepast aan de wensen van het ministerie, ten einde geen moeilijkheden te verkrijgen. De heer SMIT: Mevrouw de voorzitter! De staatssec retaris heeft gesteld, dat een aantal voorwaarden moet worden gewijzigd, omdat men is afgestapt van zoge naamde houtbouw en terecht is gekomen bij zoge naamde versoberde bouw. Die kan gepleegd worden in twee bouwlagen, waardoor er minder grond voor de school nodig is. Dat is één van de redenen waarom de staatssecretaris heeft gesteld dat er te veel grond is aangekocht, of althans is aangeboden. De heer DE WILDE: Neen, dat is mijn probleem niet. De VOORZITTER: Inderdaad gaat het nu alleen om de beide door de heer De Wilde genoemde punten. De heer De Wilde heeft nu gesuggereerd dat de raad be sluit dat, wanneer blijkt dat de beide genoemde punten in de zin van de wensen van de staatssecretaris zullen moeten worden gewijzigd, de raad ermee instemt - bij voorbaat dus - dat deze punten inderdaad zodanig worden gewijzigd. Ik constateer dat de raad met deze suggestie van de heer De Wilde instemt. Wij zullen dit punt dan naar eer en geweten bezien en nagaan, hoe ver de staatssec retaris op deze punten per se wil gaan. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 146 Voorstel tot het geven van de naam ,,De Blokkendoos" aan de openbare kleuterschool aan de openbare lagere school „Ingenhof". 147 Voorstel tot het verlenen van medewerking, als be doeld in artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 aan het r.k.-schoolbestuur te Soesterberg voor aanschaf van meubilair en leer- en hulpmiddelen, alsmede het verbeteren van de verlichting in de Titus Brandsma- school. Voorstel tot het verlenen c.q. weigeren van medewer king ex artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 aan het r.k.-schoolbestuur te Soesterberg ten behoeve van de Carolusschool. Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder dis cussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een aanvul lend krediet voor het bouwrijpmaken van het plan Overhees, eerste fase. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Het gaat hier om een wat moeilijk technisch probleem, maar ik zal toch proberen, de beleidskant zoveel mo gelijk naar voren te laten komen. Het gaat mij niet om het feit, dat het eerste krediet f. 3,5 miljoen be droeg, terwijl er nu f. 3.865.507,—bij moet. Door de stukken ben ik ervan overtuigd dat dit noodzakelijk is; het oorspronkelijke bedrag van f. 3,5 miljoen had op geheel andere zaken betrekking dan het nu in totaal geraamde bedrag van bijna f. 7,5 miljoen. Het gaat mij wel erom dat een bedrag van f. 683.955,- eenvoudig niet ondergebracht kan worden. Dit be drag kan volgens de stukken in alle redelijkheid niet ten laste van Overhees eerste fase worden gebracht. Het probleem is, waar dit bedrag dan wél moet wor den ondergebracht. Het college suggereert om dit on der te brengen ten laste van complex XIII (Soester- veen-algemeen). Wat stelt dit complex dan voor? Zit ten daar ook gronden in? Het college stelt echter voorts dat, zodra dit mogelijk is, het bedrag van bijna f. 700.000,- ten laste van Overhees III zal moeten worden gebracht, omdat de vijver die zal worden aan gelegd tussen Overhees I en Overhees III, groter moet zijn dan alleen nodig zou zijn voor Overhees I; de vij ver zal nl. ook dienen voor Overhees III. Wanneer Overhees III echter niet doorgaat, moet - aldus het college - het bedrag maar ten laste van het fonds stads uitleg komen, want dan wordt de vijver beschouwd als afronding van Overhees, Overhees I dus. Hier vloeien enige vragen uit voort. Ik begrijp dat het complex XIII een vergaarpot is. Hoe zwaar is die ver- gaarpot al belast? Daarnaast heb ik in andere stukken wel eens gelezen dat het fonds stadsuitleg al te klein in omvang is, gezien alles dat volgens het college nog nodig is aan bovenwijkse voorzieningen. Dit betekent dat het fonds stadsuitleg, als daar wellicht nog eens f. 700.000,- bijkomt van Overhees, eigenlijk wordt belast met een bedrag waarmee het helemaal niet meer belast zou kunnen worden. Nu zijn er twee redeneringen mogelijk. De eerste is dat men redeneert dat het provinciaal bestuur en mo gelijk ook de Kroon straks wel door de knieën gaan en Overhees III er toch komt. Dan is er geen probleem meer ten aanzien van de f. 700.000,-, want dit bedrag

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 225