De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Aanvankelijk was ik van plan, evenals mevrouw Kort-
huis heeft gedaan, om volledig te verwijzen naar de dis
cussies bij de wethoudersverkiezing in september
1974, bij de interpellatie van de C.D.A.-fractie in ok
tober 1974 en bij de nieuwe wethoudersverkiezing in
juni jl. De heer De Wilde heeft echter een aantal pun
ten naar voren gebracht, met name met betrekking
tot het standpunt dat het C.D A zou innemen, die per
se niet juist zijn. Ik moet er dus nu wel op ingaan. Dat
de P. v.d. A. bepaalde zaken graag wil, is haar goed
recht, maar het C.D.A draagt een eigen verantwoor
delijkheid en is niet van plan om aan de leiband van de
P. v.d. A. te lopen. Ik wü dit duidelijk stellen, opdat
de heer De Wilde weet wat ik bedoel.
De heren Van Ee en De Wilde hadden graag gezien dat
in dé vergadering van september 1974 het C.D.A. ge
noegen nam met één wethouder; zij hadden uitge
maakt dat het C.D.A. dat maar moest nemen. Wij wa
ren echter verstandig genoeg om te zeggen dat zij het
zélf maar moesten uitzoeken, als zij het verstandiger
vonden om van vier naar drie wethouders terug te gaan.
Ik betreur het overigens dat de heer De Wilde dit soort
oude punten weer ophaalt die bovendien niet juist
zijn.
Vervolgens is er de interpellatie van oktober 1974 ge
weest, waar wij duidelijke uitspraken hebben gedaan
die ik bepaald niet terug wil nemen. Onder andere
hebben wij toen gesteld dat wij het beter vonden, nu
V.V.D. en P. v.d. A. voor drie wethouders hadden ge
kozen, dat een wethouder de portefeuille van ruimte
lijke ordening zou behartigen. Ik heb toen echter er
aan toegevoegd dat, als het college anders beslist, de
raad het maar te nemen heeft De portefeuilleverdeling
is immers een zaak van het college zelf, hetgeen de
heer De Wilde ook steeds heeft gesteld.
Bovendien meen ik mij te herinneren dat juist de heer
De Wilde indertijd gezegd heeft dat de portefeuille
van ruimtelijke ordening bij u, mevrouw de voorzitter,
in goede handen is. Dat heeft het C.D.A. niet gesteld;
dat heeft de heer De Wilde zelf gedaan De uitspraken
die de heer De Wilde nu heeft gedaan, bevreemden
mij dan ook.
De heer De Wilde heeft voorts nog gesproken over
moeilijkheden tussen C.D.A en V.V.D. In september
1974 waren er inderdaad veel moeilijkheden met de
V.V.D., maar in het belang van de gemeente heeft het
verstand gelukkig geprevaleerd en zijn de tegenstellin
gen weggewerkt door een zeer goed overleg tussen de
C.D.A.- en de V.V.D.-fractie Omdat wij echter wisten
dat de P. v.d. A.-fractie graag zou zien dat u, mevrouw
de voorzitter, de portefeuille van ruimtelijke ordening
zou behouden, hebben wij toen niet die portefeuille
van ruimtelijke ordening geclaimd, maar alleen die van
openbare werken.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Ik wil alleen nog erop wijzen dat wij bij vorige
gelegenheden uiterst zorgvuldig onze standpunten be
argumenteerd hebben. Ik heb er geen behoefte aan
om er verder op in te gaan Ik meen dat de brief van de
heer Beijen een onverstandige brief is, hetgeen ik ook
tegen de heer Beijen zelf heb gezegd De brief van de
heer Beijen is nl. onzorgvuldig geformuleerd en hier en
daar worden er kwinkslagen gedaan die niet terecht
zijn.
De VOORZITTER: Dames en heren! Bij het college
is er geen behoefte om nader op de verschillende beto
gen in te gaan Ik stel u voor dat wij de heer Beijen
berichten dat zijn brief in de vergadering van van
avond aan de orde is geweest en hem daarbij alvast
toezenden de notulen van de septembervergadering
en van de oktobervergadering. Tevens zullen wij dan
de heer Beijen te zijner tijd de notulen van de verga
dering van vanavond toezenden. Op die wijze is de
brief van de heer Beijen dan in ieder geval bijzonder
uitgebreid beantwoord.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeen
komstig het voorstel van de voorzitter besloten,
i. Brief d.d. 15 juli 1975 van de Wijkraad Soesterberg,
waarbij een rapport wordt aangeboden van gehouden
bijeenkomsten met de inwoners van Soesterberg.
Dit stuk wordt om advies in handen gesteld van burge
meester en wethouders.
j. Brief d.d. 23 juli 1975 van de heren P.H. Walter en
J.B.M. Eggink betreffende de verkoopprijzen van
gronden voor bijzondere doeleinden in het Soester-
veen, met voorstel het stuk om advies in handen te
stellen van burgemeester en wethouders.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben blij
dat ik de vorige keer niet akkoord ben gegaan met het
versturen van een brief over dit onderwerp. Als ik het
antwoord van de heren Walter en Eggink lees, blijkt
dat het niet zo'n beste brief was. U kunt bij mij alle
stukken krijgen die hierover gaan. Het lijkt mij ver
standiger wanneer u
De VOORZITTER: Het gaat nu alleen over ons voor
stel om het stuk om advies in onze handen te stellen.
U moet nu niet over de inhoud gaan praten.
De heer VISSER: Neen, dat doe ik ook niet, mevrouw
de voorzitter. Ik hoop dat in de volgende brief eens
precies zal staan wat er gebeurd is. De onderste steen
moet nu maar eens boven komen, want het heeft die
mensen f. 13.000,-- gekost.
De VOORZITTER: Dit is nu niet aan de orde, mijn
heer Visser. U kunt hierover spreken zodra het advies
van burgemeester en wethouders binnen is en in de
raad aan de orde is gesteld.
De heer VISSER: Maar mag ik dan geen advies aan u
geven?
De VOORZITTER: Neen, doet u dat maar als u het
met ons advies niet eens bent.
De heer VISSER: Dan is het misschien te laat.
De VOORZITTER: Neen, want de antwoordbrief
aan de heren Walter en Eggink gaat pas weg, als ons
advies in de raad is besproken. U kunt er misschien
weer zelf een brief bij voegen.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna zonder hoof
delijke stemming besloten overeenkomstig hetgeen
daaromtrent door burgemeester en wethouders is voor
gesteld.
k. Verzoek van het raadslid, de heer Visser, om een
interpellatie te mogen houden over de scholenbouw
in Overhees.
De VOORZITTER: Ik stel voor dit verzoek toe te
staan en de interpellatie te behandelen als agendapunt
22.
Daarnaast is een motie binnen gekomen van de heer
Visser met het verzoek deze te betrekken bij de be
handeling van agendapunt 3, de standpuntbepaling
ten aanzien van de Zuidereng. Ik stel echter aan de
raad voor deze motie apart te behandelen na afhan
deling van agendapunt 3.