en dat de gemeente daarom geen zaken meer zou doen
met Empeo. Opvallend was dat als enige reactie daar
op kwam vanuit de raad de vraag: Wanneer gaat de
eerste spade voor Zuidereng de grond in? De toenma
lige wethouder van ruimtelijke ordening kon daarop
alleen antwoorden dat dit nu ook enigszins vertraagd
zou worden. In ieder geval bleek toen niet dat er
wijziging was gekomen in het standpunt van de raad,
dat er op de Zuidereng een nieuw hart van Soest zou
moeten komen.
In de aanbiedingsbrief bij de begroting voor 1975 is
medegedeeld dat het plan Zuidereng bij de P.P.C. lag
en dat het daarna ter visie zou kunnen worden gelegd.
Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik kunnen me
dedelen dat het plan inmiddels terug was ontvangen
van de P.P.C. en gereed zou worden gemaakt voor
tervisielegging. Eén raadslid heeft toen geïnformeerd,
of men tijdens de behandeling van het plan Zuidereng
in de raad de beschikking zou hebben over de primaire
modellen van het ontwikkelingsplan. Ik heb daarop
toen geantwoord dat dit inderdaad het geval zou kun
nen zijn. Het college leefde toen nl. nog in de ver
wachting dat, na een bepaalde procedure voor de be
zwaarschriften, die er natuurlijk zouden komen tegen
het plan Zuidereng, het plan in de herfst van 1975
in de raad aan de orde zou kunnen komen. Daarbij
zou dan ook het bouwplan voor het nieuwe raadhuis
worden behandeld conform de afspraak met gedepu
teerde staten, ten einde daarmee de bouw van het
nieuwe raadhuis enigszins te vervroegen.
Nu wil ik direct toegeven dat de inspraakmogelijkhe
den voor de bevolking voor het plan Zuidereng niet
zo groot zijn geweest. Er is meer informatie gegeven
dan de mogelijkheid tot inspraak geboden. Men kan
dan stellen dat het college daar meer aan had moeten
doen, waarbij ik kan opmerken dat ook van de zijde
van de raad eigenlijk nooit aandrang is gekomen om
de inspraakmogelijkheden te verruimen, maar laat ik
het er maar op houden dat wij er met ons allen niet
goed toe zijn gekomen. Het gaat hier ook om een
langzaam groeiend proces. Toen ik bij de behandeling
van het plan landelijk gebied voorstelde om alle be
zwaarden persoonlijk te horen, was dat nog een
nieuwtje in Soest; wij vonden toen dat wij het al een
flink eind gebracht hadden.
Nu is er gevraagd naar het standpunt van het college.
Men moet daarbij bedenken dat het plan ter visie is
gelegd eind mei jl.de beslissing om hiertoe over te
gaan, is al enige weken eerder genomen en toen had
het college nog een andere samenstelling. Ik kan ech
ter wel mededelen dat vier leden van het college op
het standpunt staan dat wij verder komen met de pro
blematiek als wij thans de procedure rond het plan
Zuidereng gewoon voortzetten door de bezwaarden
te gaan horen. Dit zijn er wel bijzonder veel, maar een
groot aantal bezwaarschriften zijn gelijkluidend, zo
dat er wel de een of andere werkbare procedure zal
kunnen worden gevonden. De grootst mogelijke meer
derheid van het college is van oordeel dat men alleen
op die wijze een juiste indruk kan krijgen van hetgeen
er ten aanzien van het plan Zuidereng bij de bevolking
leeft.
Ik wijs er in dit verband op dat de raad normaliter
hierover helemaal niet gesproken zou hebben. Wij zou
den dan in de commissie voor ruimtelijke ordening
een procedure hebben afgesproken voor het horen
van de bezwaarden, waarna de raad het plan ter vast
stelling aangeboden had gekregen.
Nu is door alle sprekers gesteld dat men eerst op het
ontwikkelingsplan wil wachten. Daartoe zal straks
ook wel worden besloten door de raad, want ik heb
niet de illusie dat ik nog leden kan overtuigen. Men
moet echter wel bedenken dat bij dat ontwikkelings
plan natuurlijk geen konijn uit de hoed zal komen.
Enkele jaren geleden hebben wij in de raad al gecon
stateerd dat wij geen behoefte meer hebben aan een
structuurplan ex artikel 7 van de wet op de ruimtelij
ke ordening, daarin gesteund door het college van
gedeputeerde staten. Vrijwel heel Soest was immers
al „bedekt" door bestemmingsplannen, terwijl de
raad voorts een duidelijk inzicht had in de ruimtelij
ke structuur die men wenste. Daarop is dan ook be
sloten dat er een ontwikkelingsplan zou worden op
gesteld dat niet steeds een ingewikkelde procedure
zou behoeven te doorlopen bij aanpassingen. Die aan
passingen zouden immers niet op hoofdzaken betrek
king hebben, want de structuur van Soest lag toch
voor een groot deel vast, omdat wij ons met ons allen
vastklemden aan de Zuidereng waar ook het bestuur
lijk centrum zou komen.
In dit verband herinner ik mij dat een wethouder die
helaas niet meer in ons midden is, samen met mij in
de burgemeesterskamer rondkeek toen ik als burge
meester in Soest was benoemd. Hij zei toen: Een
nieuw behangetje moet er wel komen, maar het meu
bilair blijft staan, want binnen een paar jaar zitten wij
toch in een nieuw gemeentehuis. Ik vroeg daarop of
het gebouw al aanbesteed was; dat was dan nog niet
het geval, maar het bestemmingsplan was bijna gereed,
aldus toen die wethouder. Zo heeft men zich steeds
vastgebeten in de Zuidereng.
De grootst mogelijke meerderheid van het college is
dus van oordeel dat het beter is om de procedure voort
te zetten en de bezwaarschriften serieus te gaan be
handelen. Van een aantal bezwaarschriften moet men
zeggen dat er zeker wat in zit; dit zijn dan niet de be
zwaarschriften die stellen dat eerst het ontwikkelings
plan moet worden behandeld en daarna eigenlijk maar
helemaal niets. In een aantal bezwaarschriften worden
echter zeker goede suggesties gedaan. Daarbij moet
de raad niet vergeten dat hij veel macht heeft; de
raad kan veel wijzigingen in een plan aanbrengen, tot
dat gedeputeerde staten stellen dat er eerst maar een
nieuw onderzoek moet worden ingesteld, omdat er
tegenstrijdigheden optreden. Dat de raad daartoe niet
eens een aanzet wil nemen, vindt de grootst mogelij
ke meerderheid van het college zonder meer jammer.
Alle sprekers hebben ook gesproken over de brief van
de heer Eshuis en de verkeersstructuur in dat deel van
Soest. De heer Eshuis heeft er terecht op gewezen dat
bij de behandeling van het bestemmingsplan Soest-
Zuid de bezwaren van onder andere de heer Eshuis
ongegrond zijn verklaard met het motief dat, zodra
de Centrumweg zou zijn gerealiseerd in het plan Zui
dereng, de heer Eshuis en de zijnen van de ellende af
zouden zijn. Wanneer nu het centrum niet komt op
de plaats waar dat tot nu toe altijd geprojecteerd is
geweest, zullen wij met ons allen enorm moeten gaan
rekenen. Een deel van de Centrumweg - dat deel dat
langs het nieuwe centrum zal lopen - moet nl. betaald
worden uit het centrumplan, Bovendien hebben wij
in Soest al bijzonder veel geld „in de grond zitten",
zodat het zeer de vraag is of de Centrumweg nog zal
kunnen worden gerealiseerd als de plannen voor het
centrum op de Zuidereng niet doorgaan.
247