nieuwe gemeentehuis in het plan Zuidereng, waarbij de kaart op tafel heeft gelegen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: In die eerste vergade ring verving ik de heer Van Ee. Inderdaad heeft de kaart toen op tafel gelegen en toen konden wij dus zien, waar het nieuwe gemeentehuis volgens het colle ge gebouwd zou moeten worden. Ik heb echter niet gezegd dat dit de beste plaats zou zijn; dat kan ik ook niet één-twee-drie zeggen als ik voor de eerste keer de kaart zie. Ik heb alleen gezegd dat ik de plaats thuis nog wel eens nader zou bekijken. Verder is er alleen over het stadhuis zelf gesproken. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Afge zien van dit specifieke punt lijkt het mij verstandig dat u eens met het seniorenconvent spreekt over de voorbereiding van commissievergaderingen. Zo komt het voor dat raadsleden in een commissievergadering bijeen worden geroepen zonder dat zij voldoende we ten wat er aan de hand is. Ik stel u dan ook voor om eens in overleg met het seniorenconvent na te gaan, hoe commissievergaderingen moeten verlopen, met behoorlijke agenda's, met een goede besluitvorming en het trekken van conclusies enz. De VOORZITTER: Ik zou het niet te moeilijk willen maken, want de mensen zitten er zelfbij. Ik heb ech ter nota ervan genomen dat naar uw gevoelen, dames en heren, het gestelde op dit punt in de nota niet juist is. De opmerkingen van de heer Visser over de commis sie ruimtelijke ordening en de inspraak komen natuur lijk nog nader aan de orde wanneer wij spreken over het initiatief-voorstel van de heren Goote en De Wil de. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Eerlijk gezegd heb ik de indruk dat, zeker mentaal gezien, onze gedachten verder uiteen lopen dan ik oorspron kelijk dacht en hoopte. U hebt gezegd dat de meerder heid van het college van oordeel is dat de bezwaar schriften moeten worden behandeld en hebt zich af gevraagd, waarom de raad die bezwaarschriften niet te lijf wil gaan en het plan Zuidereng gaat veranderen, ten einde aan een deel van de bezwaarschriften of aan alle maal tegemoet te komen; u hebt daaraan toegevoegd, dat de raad zijn macht moet gebruiken. Welnu, dan heb ik het gevoel dat wij op verschillende golflengten spreken. Ik ben mét u van mening dat een aantal men sen een bezwaarschrift zullen hebben gestuurd vanwe ge hun emotionele betrokkenheid bij de zaak, maar uit het aantal van bijna 4.000 bezwaarschriften blijkt toch dat hier fundamentele problemen van de toe komst van Soest aan de orde zijn. Die kan men niet behandelen door in een bepaald bestemmingsplan eni ge veranderingen aan te brengen, bij voorbeeld met betrekking tot de hoogte van de bebouwing of het tracé van een weg, en het bestemmingsplan vervolgens vast te stellen. Hier ligt een fundamenteel verschil in zienswijze tus sen u en de grootst mogelijke meerderheid van het college en in ieder geval onze fractie. Het is immers niet een spelletje dat wij spelen als wij stellen dat éérst het ontwikkelingsplan moet worden behandeld en vervolgens het bestemmingsplan, Wij willen nl. serieus binnen het kader van het ontwikkelingsplan onder ogen zien of er reële alternatieve mogelijkheden zijn voor het plan Zuidereng. Als ik wist dat het plan Zui dereng onontkoombaar uit nadere studies zou voort komen, zou ik mijzelf niet gaan bedriegen en zou ik de weg volgen die de grootst mogelijke meerderheid van het college wil volgen. Er is hier geen sprake van een gebrek aan durf, noch van het niet willen grijpen van de macht van de raad waarom wij voorstellen om de werkwijze anders te doen zijn. Wij hopen dat het mogelijk is om binnen het kader van de behandeling van het ontwikkelingsplan de fundamentele vragen die mede worden gesteld in een aantal bezwaarschriften, beter te behandelen dan binnen het kader van het be stemmingsplan Zuidereng - waarmee men dat bestem mingsplan op zichzelf al min of meer aanvaard zou hebben - mogelijk is. Ik ben het dus niet eens met het standpunt van de grootst mogelijke meerderheid van het college. Ik be treur het ook dat dit niet in het stuk heeft gestaan. Het is immers zo'n essentiële zaak, dat wij bij de voor bereiding in onze fracties waarachtig wel hadden mo gen weten hoe de grootst mogelijke meerderheid van het college er over dacht en denkt. Voorts ben ik bang dat er misverstanden en misschien ook meningsverschillen zijn over het ontwikkelings plan zelf. U hebt gezegd, mevrouw de voorzitter, dat u het ontwikkelingsplan niet wilt doen zijn een struc tuurplan in de zin van artikel 7 van de wet op de ruimtelijke ordening, De VOORZITTER: Daar heeft de raad indertijd toe besloten. De heer DE WILDE: Dan kan ik nu zeggen dat wij de raad zullen voorstellen om op dat besluit terug te komen, mevrouw de voorzitter. Ik wil geen ontwikke lingsplan met vage stukken die van elastiek zijn, maar een structuurplan met een kaart, waarop men kan zien waar er gebouwd zal worden, uitdrukkelijk geba seerd op het wettelijk voorgeschreven onderzoek. Er moet duidelijkheid komen met betrekking tot de te volgen beleidslijn en een ontwikkelingsplan dat op papier allerlei mooie dingen zegt over allerlei beleids voornemens, is althans voor onze fractie onvoldoen de hard als beleidslijn die de raad moet vaststellen en op grond waarvan de raad tegenover het college zou kunnen stellen dat bij voorbeeld het plan Zuidereng - zo dat als wenselijk naar voren mocht komen uit de studies - door de raad zou kunnen worden vastge steld. Ik zie de heer Visser nu met zijn hoofd schudden, mevrouw de voorzitter, maar de heer Visser zit hier in de unieke situatie dat hij hier als eenling zit, waar door hij regelmatig de zaken ludiek kan benaderen. Wij hebben echter een lid in het college van burge meester en wethouders, hetgeen ons verplicht om mee te denken over een beleid dat wij van het college van burgemeester en wethouders verwachten. Welnu, onze fractie wenst een structuurplan ex artikel 7 van de wet op de ruimtelijke ordening, met dien verstan de, dat dit plan geen statische zaak mag worden, maar regelmatig moet worden bijgesteld. Wij hopen ook dat er door een dergelijk plan een goed gesprek kan komen met de bevolking en de raad, waardoor er duidelijkheid zal ontstaan over hetgeen wij voor Soest nastreven op het gebied van de ruimte lijke ordening. U hebt het vermoeden uitgesproken, mevrouw de voorzitter, dat het standpunt van de raad op 12 juni jl. is bepaald onder invloed van de vele bezwaarschrif ten. Voor mij geldt dat pertinent niet. Bezwaarschrif ten of niet, ik heb mijn eigen verantwoordelijkheid. 249

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 250