Het punt van de groeikernen is hierbij helemaal niet aan de orde, Het gaat hier immers alleen om het bouwen van enkele honderden woningen per jaar, terwijl het bij groeikernen gaat om enkele duizenden woningen. Dergelijke kernen zijn Amersfoort, Veenen- daal, Nieuwegein en dergelijke steden. Wie de cijfers ziet inzake de woningbouw die in Soest moet worden gepleegd, kan niet stellen dat deze cijfers overdreven zijn. Integendeel, de cijfers die het college op blz. 4 geeft, gaan toe naar een volstrekt nulpunt in de mi gratie. Het beleid van de regering is dat vrije vestiging in Nederland mogelijk is en dan is het de vraag of het gemeentebestuur rechtsmiddelen heeft om mensen buiten de sfeer van deze gemeente te houden. Op dit ogenblik is vestiging trouwens al helemaal vrij voor huizen met een koopprijs van meer dan f. 120.000,- en een huurprijs van meer dan f. 375,- per maand. De cijfers op blz. 4 zijn dan ook zeker minimaal te noe men, terwijl voorts de conclusie dat er over enkele ja ren helemaal geen migratiesaldo in positieve zin meer zal zijn voor een gemeente als Soest, een schitterende woonplaats - dat zal de heer Visser zeker niet ontken nen - zeker bijzonder mag worden genoemd. Boven dien, hoe kunnen wij gerechtigd zijn om een ander het recht te ontzeggen in Soest te wonen, terwijl wij er zelf wél wonen? Mevrouw de voorzitter! Wat onderdeel II van het be roepschrift betreft, willen wij graag uw antwoord af wachten, alvorens nader ons standpunt te bepalen. De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! Ik neem aan dat de Koningin alle brieven die zij krijgt, serieus leest. Vooral als de brief begint met „Lieve Koningin" zal zij de brief met een glimlach beginnen te lezen en de heer Visser niet kwalijk nemen dat er wat foutjes en eigen meningen in de brief staan. Ik neem echter aan dat de Koningin wel wat serieuzer geïnteresseerd zal zijn in de ontwikkeling van Soest en daarom meer aandacht zal schenken aan de brief die de raad zal schrijven. Ik meen overigens wel dat wij het deel over de hoog bouw kunnen laten vervallen in het beroepschrift. On ze fractie is niet gecharmeerd van hoogbouw en met een hoogbouw van 6 of 8 lagen zijn wij zeker niet ge lukkig. Het lijkt ons echter, in tegenstelling tot de heer De Wilde, wel noodzakelijk om dit beroepschrift in te dienen. Wij weten immers niet wat men zal beslissen in 1978 en bovendien is het altijd beter om er tijdig bij te zijn. De VOORZITTER: Ik moet beginnen met het maken van mijn verontschuldigingen voor het feit dat de raad bij het ontwerp-beroepschrift geen voorstel heeft ge kregen. Ik heb het gevoel dat het bijbehorende voor stel wél is gemaakt, maar er zal waarschijnlijk iets mee gebeurd zijn op de typekamer of op de drukkerij. In dat voorstel was dan in ieder geval vermeld dat het college - ondanks het advies van de commissie voor ruimtelijke ordening om onderdeel II van het beroep schrift te laten vervallen - nog steeds op het standpunt staat dat het beter zou zijn om dit onderdeel te hand haven, waarbij ik overigens niet de indruk heb dat on ze standpunten ver uit elkaar liggen. In 1975 bouwt men liever m de grond dan hoog erboven, maar het lijkt ons toch een goede zaak om in ieder geval de mógelijkheid open te houden ten behoeve van een al ternatieve woonvorm of misschien een alternatieve leef vorm in de toekomst toch enige hoogbouw te realise ren. Het gaat hier echter niet om een zaak waar het colle ge zwaar aan tilt. Het gaat hier alleen om het open houden van bepaalde mogelijkheden, waarbij wordt aangetekend dat het niet noodzakelijk is dat men ook bouwt tot het aangegeven maximum. Wanneer men nu al akkoord gaat met de afwijzing van deze mogelijk heid door gedeputeerde staten, is men iedere flexibi liteit kwijt. Ik heb dit ook in de commissie voor ruim telijke ordening betoogd en eraan toegevoegd dat het natuurlijk verder een zaak van de raad is. Als de raad dit onderdeel II wil schrappen, heeft de raad daartoe ook de mogelijkheden. De heer De Wilde heeft het mij vanavond wat gemak kelijker gemaakt door een aantal opmerkingen van raadsleden al te beantwoorden. Ik ben het geheel eens met de argumentatie van de heer De Wilde dat het niet juist is om nu het bestemmingsplan gedeelte lijk af te keuren, terwijl vele grondaankopen in het verleden wél zijn goedgekeurd en dat dit moet wor den geweten aan een slechte coördinatie bij de pro vincie. In een grotere organisatie werkt men natuur lijk wat sneller langs elkaar heen, maar wanneer men grondaankopen onder ogen krijgt die te maken heb ben met een bestemmingsplan in ontwerp dat al in het vooroverleg is gebracht en dat dus al bekend is bij de provincie, moet men óf die grondaankopen af keuren, óf de consequenties van de goedkeuring van die grondaankopen ook trekken. Ook de opmerking van de heer De Wilde over de wil lekeurigheid van de streekplangrens kan ik volledig onderschrijven. Deze grens is eenvoudig getrokken langs een aantal kadastrale grenzen; er zit geen bepaal de filosofie achter, bij voorbeeld dat het de overgang vormt van een bepaald gebied naar een ander soort ge bied. Uit correspondentie in het verleden met gede puteerde staten gevoerd, blijkt trouwens dat in ieder geval in die tijd gedeputeerde staten ook niet zo zwaar tilden aan de streekplangrens. Wij menen dan ook dat wij met dit argument over de willekeurig heid van de streekplangrens een goede kans maken bij de Kroon. Nu heeft de heer De Wilde zich afgevraagd waarom het eigenlijk noodzakelijk is om in beroep te gaan, gezien het feit dat de provincie bezig is met de op stelling van het nieuwe streekplan Utrecht-Oost en daarbij de streekplangrenzen ter discussie heeft ge steld in het kader van de inspraak. De gemeente heeft ook in dat kader aan de provincie bericht waarom naar haar oordeel de streekplangrens bijzonder wille keurig is. Men moet deze studie bij de provincie echter niet verwarren met een procedure bij de Kroon; dat zijn nl. twee geheel verschillende zaken. Bovendien moeten wij nu een beroepschrift verstu ren, omdat over enkele maanden de termijn om in beroep te kunnen gaan, verstreken zal zijn. De Kroon kan ook best een heel andere beslissing nemen dan provinciale staten bij de vaststelling van het nieuwe streekplan. Wanneer provinciale staten misschien eerder een beslissing nemen en dan een zodanige waarmee de gemeente Soest volkomen kan instem men, terwijl de Kroon nog geen uitspraak heeft ge daan - drie jaar is voor een Kroonprocedure trouwens niet eens zo'n lange tijd - dan kunnen wij altijd nog ons beroep bij de Kroon intrekken. Ik meen dan ook dat het gevaarlijk zou zijn om niet in beroep te gaan; de streekplangrens is immers ook in de nieuwe opzet geen hard gegeven en bovendien kan men tegen een streekplan niet in beroep gaan, me de omdat een streekplan ook niet méér is dan een richt lijn.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 264