De Wilde, dat het beroepschrift wordt verzwakt door
onderdeel II van het beroepschrift. Natuurlijk weet
men nooit hoe de Raad van State en de Kroon zullen
denken, maar
De heer VISSER: Ik wél.
De VOORZITTER: Dan ben ik helemaal overtuigd,
want de heer Visser is ook van mening dat onderdeel
II moet vervallen. Aangezien de heer Visser kennelijk
weet hoe de Kroon denkt, lijkt het mij verstandig om
het amendement van de heer De Wilde over te nemen.
Onderdeel II van het beroepschrift is daarmee verval
len.
De cijfers op blz. 4 van het beroepschrift zijn inder
daad verouderd, want daar wordt uitgegaan van
39.228 inwoners per 1 januari 1976, terwijl het inwo
nertal van onze gemeente op 1 augustus 1975
39.429 bedroeg. Men ziet dus dat het minimum groei
model dat wordt aangehouden op blz. 4, nog te mi
niem is geweest.
Ik ben ervan overtuigd dat ik de heer Visser niet zal
kunnen overtuigen van mijn zienswijze over de hard
heid van de streekplangrens. Dat zal ik dan ook maar
niet meer proberen.
Ik heb overigens begrepen dat de heer Van Poppelen
nog wat aarzelt ten aanzien van het schrappen van on
derdeel II.
De heer VAN POPPELEN: Neen, ik aarzel niet en wij
zijn ook per se tegen hoogbouw, maar ik heb alleen
nog even genoemd dat het misschien wel verstandig
was om de mógelijkheid open te houden.
De VOORZITTER: Ja, maar bij nader inzien heeft
het college dus toch het amendement van de heer De
Wilde overgenomen, mede gezien de zekerheid die de
heer Visser daarover ten toon heeft gespreid. Onder
deel II is nu dus vervallen.
Het gewijzigde voorstel worat zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
182 Interpellatie van de heer J. Visser inzake de scholen
bouw in Overhees.
De vragen van de heer Visser luiden:
„1. Kunt U motiveren waarom in de zomervakantie
op 4 julij.1. in een extra (besloten! vergadering van
de onderwijscommissie en de commissie openbare wer
ken het besluit is genomen B en W te machtigen het
bouwbedrijf Bredero als enige te vragen de nieuwe
lagere en kleuterschool te bouwen in Overhees?
Welke argumenten zijn hierbij gehanteerd?
2. Wanneer krijgt de Raad inzage in de open begroting
die Bredero moet overleggen en wanneer verleent de
Raad hiervoor een krediet? Geschiedt dit op basis van
de prijs van de aannemer of op raming van de archi-
tekt?
3. Onderschrijft U de mening van de CDA-commissie-
leden „dat een klein bedrijf, waaronder de Soester be
drijven vallen, in het algemeen niet een zodanige orga
nisatie hebben, dat een zeer snelle bouw kan worden
gegarandeerd" (citaal notulen)
4. Wanneer er zoveel „haast" bij de bouw was, waar
om is dan niet eerder een keuze gemaakt uit de aanne
mers die zich al sinds december 1974 voor deze nieuw
bouw als serieuze gegadigden hebben aangemeld?
5. Bent U met mij van mening dat, gezien de meerdere
toezeggingen van collegezijde en het aandringen van
de Raad in het verleden om vooral plaatselijke bouw
bedrijven ten minste een kans te geven een uitnodi
ging te krijgen, de thans gevolgde geheime procedure
zeer betreurenswaardig is?
6. Bent U bereid ten aanzien van het tweede complex,
waarvoor ook Bredero is benaderd terwijl de factor
„tijd" hierbij geen enkele rol kan spelen, een andere
procedure te volgen en ten aanzien van het eerste
complex alsnog een aantrekkelijke en eerlijke vorm van
aanbesteding te hanteren?
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! In
antwoord op vraag 1 kan ik zeggen dat het krediet
voor de verbouw van de Prins Willem-Alexanderschool
op 5 juni 1975 is goedgekeurd. Nadat een adverten
tie was geplaatst, heeft zich een aantal aannemers voor
dit werk gemeld, Na selectie zouden enige aannemers
worden uitgenodigd, hun begroting in te sturen. Dit
was de eerste reden om in een extra vergadering van
4 juli 1975 de commissies bijeen te roepen, opdat
met de verbouw van de school spoedig zou kunnen
worden begonnen.
In de raadsvergadering van 21 november 1974 is door
het college toegezegd dat met de onderwijscommissie
over de bouw van de scholen in Overhees overleg zou
worden gepleegd. Naar aanleiding van die toezegging
en de grote haast die moest worden betracht met het
bouwen van een school in Overhees, is ook dit punt
geplaatst op de agenda van de commissievergadering
van 4 juli 1975. Het bestek voor de bouw van de
school was nl. inmiddels ontvangen en aangenomen
kon worden dat ook de goedkeuring van de onderwijs
inspectie spoedig zou volgen. Burgemeester en wet
houders hadden besloten ten aanzien van deze aanbe
steding van de school in Overhees de commissies voor
te stellen dit te doen op dezelfde wijze als bij de ver
bouw van de Prins Willem-Alexanderschool, nl. bij
openbare aanbesteding. Gelet op de factor tijd hebben
de commissies echter op 4 juli 1975 met algemene
stemmen aan burgemeester en wethouders geadviseerd,
in dit speciale geval te kiezen voor het werken met
een open begroting, Uit vier bedrijven hebben de com
missies toen gekozen voor Bredero. Burgemeester en
wethouders hebben daarop besloten van hun eerder
ingenomen standpunt - nl. openbare aanbesteding - af
te stappen en het advies van de commissies te vol
gen, uitsluitend vanwege de grote haast die betracht
moest worden en het ongerief dat anders zou ontstaan
voor ouders en kinderen in Overhees, waarop ik straks
nog terugkom.
Wat vraag 2 betreft, herinner ik eraan dat in de raads
vergadering van 21 november 1974 een krediet be
schikbaar is gesteld van 1% miljoen voor de bouw
van deze school Dit raadsbesluit wordt nu uitgevoerd
door burgemeester en wethouders. Wanneer het kre
diet niet toereikend zal zijn, zal aan de raad een aan
vullend krediet worden gevraagd. Wel zal aan de toen
gedane toezegging worden voldaan, nl. dat de onder
wijscommissie bij de uitvoering van een en ander zal
worden betrokken. De open begroting zal aan de leden
van de onderwijscommissie ter inzage worden gegeven.
Toen Bredero zijn begroting had ingezonden is deze
besproken door de architect en twee personeelsleden
van de dienst gemeentewerken. Met hun drieën heb
ben zij deze begroting goed bekeken en een dag later
is de firma Bredero uitgenodigd voor een bespreking.
De directeur van gemeentewerken heeft hierover het
volgende geschreven aan burgemeester en wethouders:
„Met het resultaat van de bespreking ben ik zeer te
vreden. Ik moge u dan ook adviseren de bouw van de
ze school thans aan Bredero op te dragen, waardoor
bereikt kan worden dat slechts zo kort mogelijk van
de noodmaatregelen op het gebied van het leerlingen
vervoer gebruik behoeft te worden gemaakt".
266