dijk ge in dat ^moge- maar voor- ften is nings- ijker n ijker nt u g van :n of ïale vol de or- l§. hriften e strak- e toe- foor- den. :om- voor wijzi- van ommis- ter! Wij n te Douwen aal erhavi- nt mijns ip haar ;oonlijk e voor moet iluit >k af of an te devrouw raag r de juri- ver de dient j het ning in DUW- i de eze st colle- en en ïrhavige e wel en lstands- t college e burge- ook niet De heer DE WILDE: In een openbare raadsvergadering is - minstens een halfjaar geleden - zelfs al afgesproken om dat anders te doen, maar dat schijnt helemaal niet te gebeuren. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Toen liep deze zaak al. De heer DE WILDE: Dan heb ik op dit punt niets te zeggen. Wanneer het in het vervolg gebeurt zoals wij toen hebben afgesproken, zeg ik er thans niets meer van. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb meerma len horen zeggen dat er sprake is van een moeilijke zaak. Dat is juist. Dat is onder andere het gevolg van enkele juridische onjuistheden Er kan worden gemorreld met de juridische aspecten van de zaak. Dat is op zich zelf iets dat wij in de gaten moeten houden. Het college meent niet te kunnen instemmen met de suggestie van de heer Van Poppelen om het voorstel aan te houden. De zaak is uitgebreid besproken en ik meen dat alles is gezegd dat moest worden gezegd. Ik geloof dat de zaak volledig is uitgediept. Het college heeft ingevolge artikel 10, lid 2 (eengezins huizen, categorie EO) de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen. Het college heeft van deze bevoegdheid geen gebruik willen maken (dat willen burgemeester en wethouders ook nu niet doen op één lid van het college na). Er is thans genoeg gepraat en daarom me nen wij dat er tot stemming moet worden overgegaan. Ik geef daarom thans gelegenheid tot stemmotivering. De heer VAN POPPELEN: Mijnheer de voorzitter! Ik wil de burger in bescherming nemen die wordt ge confronteerd met uitbreidingen die het gevolg zijn van een aanvraag als de onderhavige. Ik verzoek het college het bepaalde in artikel 10 opnieuw te bezien om te voorkomen dat er op juridische gronden onge wenste aanbouwingen kunnen plaats vinden. De VOORZITTER: Daarmede ben ik het geheel eens. Ik heb ook al laten doorschemeren dat er door de ju ridische aspecten van deze zaak toch mogelijkheden waren om onduidelijkheden te scheppen. De aanwezig heid van die onduidelijkheden blijkt ook uit de gehe le discussie. Ik geloof dat wij er inderdaad voor moe ten zorgen dat dergelijke zaken niet meer kunnen voorkomen. Alles moet in het werk worden gesteld om dergelijke zaken voor zover mogelijk waterdicht te krijgen. De heer VISSER: Mijnheer de voorzitter! Ik ben te gen hetgeen wordt voorgesteld. Ik hoop dat oma Diekman eindelijk haar zin zal krijgen. Een en ander zal ook de familie langzamerhand De heer VAN POPPELEN: Dat heeft er niets mee te maken! De VOORZITTER: Dadelijk kunnen wij stemmen. Ik meen dat de zaak voldoende is voorbereid en hetgeen u wilt zeggen is dan ook niet meer nodig. De heer VISSER: Ik heb echter nog geen antwoord op mijn vraag waarom het college er drie maanden over heeft gedaan om de weigering te formuleren. De VOORZITTER: Op die vraag kan ik helaas geen antwoord geven. De heer DE WILDE: Betekent verwerping van het voorstel automatisch een uitnodiging om de bouwver gunning te geven met toepassing van artikel 19? De VOORZITTER: Dat kan mijns inziens niet anders. De heer DE WILDE: Anders zou ik een motie moe ten indienen, maar dat hoeft dan niet. De VOORZITTER: Degenen die voor het voorstel stemmen, stemmen in met het weigeren van een bouw vergunning aan de heer Diekman. Wanneer het voor stel wordt verworpen, gaat de procedure van artikel 19 draaien. De heer DE WILDE: Wanneer het voorstel van de commissie voor de beroepschriften niet wordt gevolgd, worden burgemeester en wethouders uitgenodigd de artikel 19-procedure m gang te zetten. De VOORZITTER: Juist; dan wordt de procedure in werking gesteld. Het voorstel wordt in stemming gebracht en verwor pen met 12 tegen 9 stemmen. Tegen hebben gestemd de leden: mevrouw Korthuis- Elion, mevrouw Greefhorst-Van Overdam, Visser, Lange, Van den Brakel, Goote, De Wilde, mevrouw Van Gelder-Cornelissen, Van Ee, Hilhorst, Stam en mevrouw Van Stiphout-Croonénberg. Voor hebben gestemd de leden: Plomp, Van Poppe len, mevrouw Oranje-Entink, mevrouw Alting-Ambro- sius, Verheus, Van Aalst, Van Logtenstein, Smit en Hoekstra. 192 Voorstel tot aankoop van een perceel grond met op stallen, gelegen aan het le Heeserlaantje te Soest van de heer T. Lichthart te Beetsterzwaag. De heer LANGE: Mijnheer de voorzitter! Wij zijn voor aankoop van het genoemde perceel grond, zoals wij ook voor voorstellen zullen zijn die betrekking hebben op aankoop van gronden die in planologisch kwetsbare gebieden liggen. In de commissie ruimtelijke ordening is er met zeer grote nadruk op gewezen dat er in nog geen enkel ge val en in nog geen enkele mate sprake is geweest van een bestemming van deze grond. Ik zeg dit ter gerust stelling (en misschien in tegenstelling tot circuleren de berichten) van de bewoners Wethouder HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter! Wij zijn het roerend eens met de opmerkingen van de heer Lange, De gronden worden gekocht voor een toekomstig bestemmingsplan; de bestemming van de gronden is nog niet bekend. Er is destijds een fout ge maakt en daarop is geattendeerd. Die fout zal niet weer worden gemaakt. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen, 193 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de aankoop van een veegmachine. De VOORZITTER: Dames en heren! In de commis sie openbare werken hebben wij twee dingen beloofd, nl. in de eerste plaats waarom juist de genoemde ma chine wordt gekocht (aan die belofte is voldaan) en in de tweede plaats een berekening waaruit zou blijken dat een eigen machine goedkoper is dan een huurma- chine. Deze berekening blijkt echter totaal onjuist te zijn. Er wordt bij de berekening verwezen naar een post in de begroting die betrekking heeft op een klei ne veegmachine. De zaak moet nu geheel opnieuw worden bekeken De heer VAN AALST: Mijnheer de voorzitter! Komt dit stuk maandag aanstaande opnieuw in de commissie openbare werken? Wethouder HOEKSTRA: Daarvoor zal ik mijn uiterste best doen. Het voorstel wordt aangehouden. 287

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 288