stand in het komende jaar adequate begeleiding en
hulp te kunnen bieden?
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mevrouw de voorzitter! Ik ben dankbaar voor
het meeleven met het functioneren van de sociale
dienst, want de situatie is niet best. Op dit moment
hebben wij negentien personeelsleden op de loonlijst
staan. Van hen zijn er drie part-time; zij werken voor
tweederde van de tijd, zodat wij in feite achttien vol
le werknemers hebben, Op dit moment zijn er vier
personeelsleden langdurig ziek, zodat feitelijk de
sterkte veertien personeelsleden bedraagt. De sociale
dienst heeft een jeugdig personeelsbestand en sommi
ge personeelsleden moeten dan ook stage lopen of een
studie kunnen volgen. Omgerekend betekent dat een
verlies van anderhalve mankracht, zodat de daadwer
kelijke sterkte 12,5 man bedraagt. Er zijn gemeenten
(waaronder Almelo) die een personeelsbestand hebben
opgebouwd voor de gemeentelijke sociale dienst van
één personeelslid per duizend inwoners. In Divosa-re-
gelingen wordt gerekend met 65% van één ambtenaar
op duizend inwoners, hetgeen betekent dat de sociale
dienst van Soest tenminste 24 personeelsleden zou
moeten hebben,
Door het geringe aantal personeelsleden is er een ach
terstand ontstaan (onder andere bij de W.W.V.-uitke-
ringen), waardoor wij vele voorschotten moeten ge
ven. Wij hebben nu een bestand van 800 voorschot
bonnen. Dat betekent dat een personeelslid moet
worden belast met het verrekenen van de voorschot
ten op de daadwerkelijke uitkeringen. Daarvoor is tijd
en mankracht nodig. Daardoor is er sprake van een
hopeloze situatie. Daarenboven kan er voor wat het
beroep van ambtenaar van de sociale dienst betreft
worden gesproken van een slijtend beroep.
Wij zijn ons ervan bewust, dat de raad meent dat het
college voorzichtig moet zijn met het aantrekken van
nieuw personeel. Daarom hebben wij op dit moment
slechts ruimte gevraagd voor twee nieuwe personeels
leden. Binnen de dienst zijn wij bezig met een reorga
nisatie; daarbij zijn deskundigen ingeschakeld. Die re
organisatie heeft echter alleen een kans, wanneer wij
veel meer personeel kunnen aantrekken. Wij zullen het
met dank aanvaarden, wanneer de raad zegt dat er
meer personeel mag worden aangetrokken voor de ge
meentelijke sociale dienst.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Waarom heeft het
college het zover laten komen? Dat kan toch niet
aan de huisvesting hebben gelegen?
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Er staan mensen bij ons op de loonlijst die
niet kunnen werken. Er worden steeds meer mensen
ziek als gevolg van het feit dat er steeds meer werk is.
Wij hadden geen mogelijkheden om het aantal perso
neelsleden uit te breiden, omdat de werkruimte te ge
ring is. Het is ook niet juist om uit te breiden op een
moment dat men met een reorganisatie bezig is; er
wordt gestreefd naar een meer optimale werkwijze,
waarbij een scheiding wordt gemaakt tussen de beleids-
adviserende mensen en de administratie mensen. Het
reorganisatierapport verwachten wij eind januari. Pas
dan kan daadwerkelijk worden gezegd hoeveel men
sen wij nodig hebben. Het maken van een grove
schatting is niet verantwoord, wanneer men binnen
twee maanden een exact reorganisatierapport krijgt.
Het is in ieder geval duidelijk dat er meer mensen
moeten komen.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ik ben wel
geschrokken van dat personeelstekort; ik heb begrepen
dat er op het ogenblik effectief wordt geopereerd met
50%. Ik begrijp niet waarom het college het, ondanks
die vier langdurig zieken, zover heeft laten komen.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Wij hebben advertenties gezet. Het is vreselijk
moeilijk om mensen met een adequate opleiding te
krijgen.
De heer LANGE: Is het misschien mogelijk om in de
regio mensen te lenen?
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: De situatie in de regio (en zelfs landelijk) is
exact dezelfde. Wij hebben regelmatig overleg met de
buurgemeenten. Door de toevloed van werk ontstaat
er een stress-situatie en komen vele sociale diensten
in de puree. Dat kan men bijna elke dag in de kranten
lezen.
De VOORZITTER: De vakbladen wemelen dan ook
van advertenties.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Naar de arbeidssituatie op de sociale diensten
wordt op het ogenblik dan ook door Divosa een on
derzoek ingesteld.
De heer LANGE: Wellicht kunnen bij de begeleiding
werkzoekende mensen worden ingeschakeld.
De VOORZITTER: Dat is misschien een idee.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Een aan
tal mensen is langdurig ziek. Ik neem aan dat de ge
meente daarvoor ziekengelduitkering krijgt of is de
gemeente selfsupporting?
De VOORZITTER: Niet selfsupporting, maar wij
dragen wel een eigen risico.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Daarin
zit dus ook geen oplossing.
Ik ben het met mevrouw Van Stiphout eens, dat de
uitkomst van het reorganisatie-onderzoek moet wor
den afgewacht. Pas op dat moment is de juiste behoef
te bekend. De situatie is wel erg bedroevend.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROCNEN-
BERG: Uit deze situatie blijkt wel hoe belangrijk het
is dat de gemeente een personeelsmaatschappelijk
werker of -werkster in dienst heeft, want nu komen
deze zaken steeds terecht op de nek van de wethou
ders en dezen zijn niet bekwaam om dit soort zaken
te begeleiden; daarvoor zijn zij immers niet opgeleid.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Wordt er in het be
drijfsleven een vuistregel gehanteerd waaruit blijkt dat
een bedrijfsmaatschappelijk werker nodig is, wanneer
het betrokken bedrijf x personeelsleden heeft?
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Middelgrote bedrijven met 400 a 500 perso
neelsleden beschikken over het algemeen over een be
drijfsmaatschappelijk werker.
De heer OLDENBOOM: Eén op 2000!
De VOORZITTER: Eén bedrijfsmaatschappelijk wer
ker op 2000 werknemers? Dat zou betekenen één be
drijfsmaatschappelijk werker voor 2000 gezinnen. Een
bedrijf met duizend werknemers heeft ook nog een
hele afdeling personeel. Wellicht heeft zo'n bedrijf
ook nog andere soorten begeleiders in de personeels
sfeer.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mij was gezegd één op
800 a 1000.
370