van de hockeyclub beweert niet waar was. Er werd
zelfs gezegd dat van de zijde van de sportstichting
was gesteld dat het Van Arkelinstituut geen pro
bleem was. Daardoor ontstaan communicatiestoornis
sen.
Wethouder PLOMP: Nee, mevrouw
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mag ik
nog even
De VOORZITTER: U mag eigenlijk helemaal niets,
want wethouder Plomp is aan het woord. Een inter
ruptie vinden wij best, maar wanneer die interruptie
in feite de tweede termijn wordt, ontstaat er een wel
wat ingewikkelde situatie.
De heer DE WILDE: In de commissie ruimtelijke or
dening hadden wij ook een brief van de hockeyclub.
In die brief sprak de hockeyclub de hoop uit dat wij
het college zouden willen steunen om de club op de
huidige plaats te handhaven. Het misverstand dat
mevrouw Greefhorst bedoelt moet dan ook wel zeer
aanzienlijk groot zijn.
De heer LANGE: Maar wij hebben in de commissie
duidelijk uitgesproken dat er geen enkele ruimte is
voor de hockeyclub.
De heer DE WILDE: Dat is een andere kwestie. Er
was een brief van de hockeyclub waarin werd ge
vraagd of wij burgemeester en wethouders wilden
helpen, opdat de club daar zou mogen blijven.
De VOORZITTER: Dat klopt.
Wethouder PLOMP: De sportstichting heeft gepro
beerd de hockeyclub op de huige plaats te handhaven.
De club heeft ons gevraagd om alles in het werk te
stellen, opdat de club op de huidige plaats zou kun
nen blijven.
De heer DE WILDE: Is toen recht toe recht aan ge
zegd dat dat niet kon met vijf of zes velden? Dat is
het punt waarom het draait.
Wethouder PLOMP: Dat is nu juist het probleem. De
club heeft een bepaalde wens en zij is op een histori
sche manier aan het huidige terrein gebonden. In
zo'n geval meen ik dat wij moeten proberen de club
ter plaatse te handhaven. Wij zijn nagegaan of dat kon.
Vandaar dat ik besprekingen heb gevoerd met het Van
Arkelinstituut en de zaak in de financiële commissie
is besproken. De mogelijkheden van handhaving van
de club zijn onderzocht. Wij hebben uiteraard in prin
cipe geen bezwaar tegen het ter plaatse blijven van de
hockeyclub.
De heer VAN POPPELEN: Het was niets nieuws dat
de hockeyclub op de huidige plaats niet zou kunnen
blijven.
Wethouder PLOMP: Toen de hockeyclub mij vroeg of
zij daar kon blijven heb ik gezegd, dat ik alles zou pro
beren om uit te zoeken of dat mogelijk is. Daaruit
mag men niet de conclusie trekken, dat ik heb gezegd
dat de club daar mag blijven of dat zij daar weg moet.
De heer DE WILDE: Het gaat erom wat daarna is ge
zegd. Hebt u tegen de hockeyclub gezegd dat de zaak
is uitgezocht en dat handhaving niet mogelijk is?
De VOORZITTER: De hockeyclub heeft een brief ge
kregen van het college.
De heer DE WILDE: Was dat voor de vergadering van
de commissie ruimtelijke ordening?
De VOORZITTER: Nee. Dat was na de vergadering
van de commissie ruimtelijke ordening, want wij heb
ben juist ook de commissie ruimtelijke ordening wil
len raadplegen over die onduidelijke brief. Er zijn
twee belemmeringen, nl. het Van Arkelinstituut en de
woningbouw. Theoretisch zou uitbreiding van het
aantal hockeyvelden mogelijk zijn, maar dan moet te
gen het Van Arkelinstituut nee worden gezegd en dan
moeten wij de woningbouw laten schieten. In de
commissie zijn wij tot de conclusie gekomen, dat wij
dat niet moeten doen en dat is de hockeyclub mede
gedeeld.
Wethouder PLOMP: Ik meen dat straks reeds op een
zelfde manier te hebben gezegd.
De VOORZITTER: Het was blijkbaar niet doorge
drongen.
Wethouder PLOMP: Wij hebben geprobeerd de hoc
keyclub haar zin te geven, maar wij hebben ons gerea
liseerd, dat wij daardoor met het Van Arkelinstituut
en de woningbouw zouden vastlopen. Vandaar dat
deze zaak in de commissies is besproken. Daarna
heeft de hockeyclub vernomen dat handhaving niet
mogelijk was. Ik meen dat alles is gedaan om te kijken
of er ter plaatse mogelijkheden waren. Ik meen dat
de zaak daarmede is afgedaan, want ik geloof dat wij
anders in herhalingen zullen vallen.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me
vrouw de voorzitter! Wethouder Plomp weet wat er in
de laatste bestuursvergadering van de sportstichting
is gezegd over de atletiekaccommodatie. Ik ben in
het bezit van een stuk van de commissie ruimtelijke
ordening en in dat stuk staat iets over de atletiek
accommodatie dat in lijnrechte tegenspraak is met
hetgeen in het bestuur van de sportstichting is gezegd.
Ik heb de wethouder uitgenodigd om over dit geval
openheid te betrachten tegenover het stichtingsbe
stuur, maar de wethouder zei dat dat niet mogelijk
was. Dat is nu de onduidelijkheid in de sportstichting.
Het bestuur weet onvoldoende en de verenigingen
weten zelfs helemaal niets. Er is al een hele bende
geregeld voordat de verenigingen ooit iets horen en
dat gaat veel te ver.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben
niet tevreden over hetgeen de wethouder heeft ge
zegd over de openbaarheid van de sportstichting. Ik
vrees dat wij weer een jaar op dezelfde voet verder
gaan. Ik zou wel willen voorstellen om van de sport
stichting een commissie ex artikel 61 te maken.
Ik heb geen antwoord gehad op mijn uitnodiging om
de nota over de tarieven van sportaccommodaties te
behandelen tijdens een aparte bijeenkomst met de
verenigingen.
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Met
betrekking tot het plan Kerklaan heeft wethouder
Plomp gezegd dat gedeputeerde staten een en ander
nog moeten uitzoeken.
De VOORZITTER: Een artikel 19-vergunning afge
ven.
De heer VAN AALST: Dat komt mij een beetje
vreemd voor, omdat de financiën reeds zijn verleend;
alleen het plan moet nog worden goedgekeurd. In we
zen is het plan al goedgekeurd.
De VOORZITTER: Daaruit blijkt duidelijk dat er ook
bij andere overheden - veel meer dan bij ons - wel
eens sprake is van communicatiestoornissen tussen
verschillende afdelingen. Het krediet is goedgekeurd,
maar wij zullen, ondanks het goedgekeurde krediet,
niet kunnen bouwen, wanneer er geen artikel 19-ver
gunning wordt afgegeven.