om hebben wij uit de commissie maatschappelijk
werk een werkgroep gevormd die met de commissie
buitenlandse werknemers bestudeert of het mogelijk
is te komen tot de oprichting van een stichting die
zich gaat bezighouden met de koop en de huur van
grotere gebouwen die dan geschikt kunnen worden
gemaakt voor grote groepen alleenstaande buitenland
se werknemers.
Wij moeten heel voorzichtig zijn met het doen van
toezeggingen, want de verschillende aspecten van deze
zaak moeten nog worden bestudeerd. Ik denk daarbij
onder andere aan de subsidiemogelijkheden, de finan
cieringsmoeilijkheden en de vraag wie het risico draagt.
Al deze aspecten zullen eerst heel goed moeten wor
den bestudeerd voordat de plannen verder worden
ontwikkeld en voordat de mensen het gevoel wordt ge
geven dat de zaak wel in orde komt. De leden van de
commissie maatschappelijk werk zullen maandelijks
over de stand van zaken worden geïnformeerd.
Ik meen dat de heer Stam het werkloosheidsprobleem
toch nog te optimistisch ziet. De door hem genoemde
cijfers hebben alleen betrekking op de mensen met
een W.W,-uitkering, maar er zijn ook mensen met een
W.W.V.-uitkering.
De heer STAM: Ik heb een opgave gekregen van het
arbeidsbureau.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Maar er zijn ook mensen die reeds zo lang
werkloos zijn, dat zij nu een A.B.W,-uitkering krijgen.
Voor de W.W.V. hebben wij tot september 195 aanvra
gen. Na 1 oktober is de grote toevloed gekomen,
want toen kwamen alle schoolverlaters pas in aanmer
king voor een uitkering. Op dat punt beschikken wij
nog niet over exacte cijfers, maar er is sprake van een
heel grote groep. De visie van de heer Stam was dan
ook nog te optimistisch. Bovendien krijgt een heel
stel vrouwen van onvolledige gezinnen een A.B.W,-
uitkering en ook zij moeten weer in het arbeidspro
ces worden opgenomen. De cijfers zijn dan ook erg
geflatteerd.
De heer STAM: De cijfers met betrekking tot de
jeugdigen zijn naar ik meen wel juist.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Die cijfers zijn juist tot 1 oktober jl. Na 1 ok
tober is een grote groep schoolverlaters voor een uit
kering in aanmerking gekomen
Inmiddels hebben wij contact gehad met de consu
lente van het ministerie van cultuur, recreatie en
maatschappelijk werk voor de begeleiding van jeugdi
ge werklozen. Er is gesproken over de begeleiding
van de jeugdige werklozen.
De samenwerking tussen de welzijnsorganisaties is
beter dan de heer Stam veronderstelt. Er vindt zeer
frequent overleg plaats; alle organisaties zijn bereid
een nauwe samenwerking aan te gaan.
Het bestuur van de Stichting hulpcentrale Soest is één
keer op het gemeentehuis geweest om te vertellen dat
de stichting financiële moeilijkheden had, Wij hebben
het bestuur verzocht de problemen op papier te zet
ten, zodat wij konden zien wat de financiële knelpun
ten waren. Daarna hebben wij nooit meer iets ge
hoord. Het lijkt mij dan ook niet juist om nu stante
pede een subsidie toe te kennen, want wij beschikken
niet over exacte cijfers. Wij moeten eerst schriftelijk
kennis kunnen nemen van de financiële situatie van
de stichting.
384
De algemene maatregel van bestuur met betrekking
tot het opnamebeleid van bejaarden zou op 1 januari
1976 in werking treden, maar de ingangsdatum is
verschoven tot waarschijnlijk 1 juli 1976,
Ik meen dat de problemen bij de samenstelling van de
indicatiecommissie niet zo groot zullen zijn als me
vrouw Alting veronderstelt, want de leden van deze
commissie kunnen op part-time basis (met honora
rium) worden aangetrokken. Over de financiering van
een en ander kan ik geen mededelingen doen, omdat
wij van het ministerie nog geen richtlijnen hebben
ontvangen.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Mevrouw
Van Gelder heeft in haar betoog een relatie gelegd
tussen de commissie maatschappelijk werk en de voor
het jeugdbeleid verantwoordelijke wethouder. Zoals
bekend zal zijn is indertijd afgesproken, dat het jeugd
beleid tot mijn portefeuille zou behoren. De vraag is
dan ook in hoeverre er een relatie tussen het jeugdbe
leid en het maatschappelijk werk moet en kan worden
tot stand gebracht. Mevrouw Van Gelder meent dat
het jeugdbeleid tot de taak van de commissie maat
schappelijk werk behoort, maar op dat punt verschil
ik met haar van mening. Ik meen dat het jeugdbeleid
niet tot de taak van de commissie maatschappelijk
werk behoort Mijns inziens kan niet zo maar worden
gesteld dat het jeugdbeleid uitsluitend in relatie tot de
commissie maatschappelijk werk kan worden ge
bracht. Ik erken wel dat in deze commissie een be
paald aspect van het jeugdbeleid thuishoort.
Het lijkt mij juist dat wij in het college nog eens be
kijken in welke commissie het jeugdbeleid dient te
worden behandeld. Ik zou mij kunnen voorstellen dat
er een commissie jeugdzaken tot stand komt.
Mevrouw Van Gelder meent dat de uitgangspunten
van het jeugdbeleid door de verantwoordelijke wet
houder in het voorjaar van 1976 in de commissie ter
discussie moeten worden gesteld. Ik weet niet of een
commissie nu de juiste plaats is waarin een wethouder
zijn beleid ter discussie stelt, te meer daar de relatie
jeugdbeleid-commissie maatschappelijk werk niet hele
maal duidelijk is. Na bespreking van deze zaak in het
college zal het jeugdbeleid wellicht kunnen worden
bekeken, maar dan wel in relatie tot een nog in te
stellen commissie.
In verband met het opstellen van een nota zijn er con
tacten met de betrokken afdeling, maar men weet dat
er op de afdeling wat personeelsproblemen zijn. Die
nota zal alleen kunnen worden opgesteld, wanneer de
afdeling over een complete bemanning beschikt. Ik
vermoed dat het zeer optimistisch is om te veronder
stellen, dat een nota jeugdbeleid in het voorjaar van
1976 gereed kan zijn.
De heer STAM: Mevrouw de voorzitter! Ik heb nog
geen antwoord gekregen op mijn vraag betreffende de
legalisering van illegaal in ons land verblijvende bui
tenlandse arbeiders.
Wij menen dat er in Soest een gebrek is aan bejaarden
eengezinswoningen; in deze soort woningen kan de
bejaarde langer zijn zelfstandigheid behouden, Ik denk
in dit verband aan die kleine woningen bij Molenschot.
Er zal een plan voor realisering van dergelijke woningen
moeten worden opgesteld, want aan deze woningen
bestaat echt wel behoefte
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSENMevrouw
de voorzitter! Ik meen dat een aantal raadsvergaderin-