Door de heer Goote is een concreet antwoord ge vraagd terzake van de integratie van het kleuter- en ba sisonderwijs. Wij geven natuurlijk graag concrete ant woorden, maar bij het geven van een concreet ant woord kan natuurlijk de indruk worden gevestigd, dat het college reeds concreet weet hoe de vork in de steel zit. Het zal bekend zijn dat die integratie ook landelijk een probleem is. Er zijn tien experimenteer- scholen aangewezen. Op die experimenteerscholen wordt bekeken welke richtlijnen moeten worden vast gelegd, zodat er niet zal worden geïntegreerd zonder de aanwezigheid van een bepaalde uniformiteit. Ik zou enkele punten kunnen oplezen die bij integratie in acht moeten worden genomen, maar ik zal dat thans niet doen. Het gaat om negen punten die in Uit leg hebben gestaan. Deze punten zijn op iedere school bekend; tijdens de maandelijkse bespreking met de schoolhoofden komen wij regelmatig op die punten terug. Ik geloof niet dat er wat dat betreft contact problemen zijn. De heer Goote heeft gesteld dat het college te weinig inhoud geeft aan de ouderparticipatie. Ik meen dat het college op dit punt geen inhoud heeft te geven, want dat is allereerst een zaak tussen de school en de ouders. Ik zou natuurlijk wel over de ouderparticipa tie kunnen praten en ik heb daarover ook wel wat ideeën, maar in eerste instantie is er toch sprake van een zaak tussen de school en de ouders. De benade ring van de heer Goote terzake is mijns inziens vol strekt fout. Het feit dat er vier richtingen onder één dak zijn ge huisvest, vindt de heer Goote een triest verschijnsel. Ik ben een andere mening toegedaan. Het is niet ge lukt om een samenwerkingsschool tot stand te bren gen. De heer Goote weet dat dat ook met betrekking tot het voortgezet onderwijs niet is gelukt. Ook wij menen dat de discussie over de l.o.m.-school wat lang duurt. Naarmate iets langer duurt, kunnen er meer gedachten over komen. Op een gegeven ogenblik kan er daardoor een wijziging in het beleid en in be nadering ontstaan. Wij wachten thans op een reactie van de diverse schoolbesturen. Daarna zal een groep worden ingesteld die de kwestie van de l.o.m.-school alsnog zal bestuderen. Er is een discrepantie gesignaleerd in het antwoord van het college met betrekking tot de l.o.m.-school. In de nota van aanbieding (pagina 7) schrijft het college met betrekking tot de lo.m.-school onder meer: „Belangrijk uitgangspunt zal daarbij moeten zijn of interne begeleiding op een school voor buitengewoon onderwijs moet worden verkozen boven externe bege leiding door een schooladviesdienst." De vraag is derhalve of voorkeur moet worden gege ven aan interne begeleiding in een echte l.o.m.-school of aan externe begeleiding door een schooladvies dienst. Dit punt is in bespreking. Bij sommigen be stond de indruk dat het college reeds een vaste mening had. Dat is niet het geval. Wij zullen, zo lang een kind op een gewone basisschool kan worden geholpen, niet aan gettovorming moeten gaan doen. Het kind moet niet uit de normale sfeer worden gehaald; het is beter dat dat in de maatschappij ook niet gebeurt. In de prak tijk kan echter blijken dat er toch bepaalde grensgeval len zijn (deze worden ook in de contourennota ver meld). Over die groep gaat de discussie. Het is echter moeilijk om de grens te bepalen. Een commissie zal bekijken hoe de relatie ligt tussen het gewone onder wijs en het buitengewoon onderwijs. De zaak is vrij complex. De heer DE WILDE: Het verheugt mij dat de wet houder van onderwijs antwoord heeft gegeven op de vraag die ik aan de heer Visser wilde stellen; ik ben het met het antwoord van de wethouder heel harte lijk eens. In feite waarschuwt de wethouder voor stig matisering door een te snelle verplaatsing van kinde ren van het basisonderwijs naar een vorm van buiten gewoon onderwijs. Dat heb ik zo pas exact bedoeld. Wethouder PLOMP: Ik meen dat wij nu toch wel een motivering met betrekking tot de l.o.m.-school heb ben gegeven. Mevrouw de voorzitter. De heer Goote heeft onder meer nog opgemerkt: „Het zal het college uit mijn betoog duidelijk zijn dat ik niet zo erg tevreden ben over de gang van za ken op onderwijsgebied in het afgelopen jaar." Wanneer de heer Goote het over „ik" heeft denk ik, dat hij bedoelt het afgelopen halfjaar, maar dat kan ik niet precies beoordelen. De heer GOOTE: U moet dat „ik" natuurlijk niet zo persoonlijk uitleggen. Het is de mening van mijn fractie. Het is te doen gebruikelijk dat een spreker in de „ik-vorm" spreekt; in die zin zijn mijn woorden ook bedoeld. Wethouder PLOMP: Uitstekend, maar uw betoog op dit punt is mij toch niet helemaal duidelijk. Misschien zal het mij echter nog wel duidelijk worden. Mevrouw de voorzitter. De schooltijden van het ba sisonderwijs en het kleuteronderwijs lopen uiteen en daarin zit het probleem. Het kleuteronderwijs heeft 880 uur per jaar en het basisonderwijs 1000 uur per jaar. Het is dan ook moeilijk om een uniforme school tijd te realiseren. Wel meen ik dat waar mogelijk enige verlichting moet worden gebracht door bijvoorbeeld gelijke aanvangstijden. Wij zullen bekijken wat wij op dit punt kunnen doen, maar deze kwestie is niet zo ge makkelijk op te lossen. Wij zullen, wanneer de minister van onderwijs en we tenschappen per 1 augustus 1976 gelden beschikbaar stelt voor bijscholingscursussen voor onderwijzend personeel, vooraan in de rij staan. De heer GOOTE: Ik heb in de krant gelezen dat die cursussen gratis zullen zijn. Wethouder PLOMP: Dat wil ik dan wel eerst zeker weten. Ik wil deze kwestie ook nog eerst met de schoolhoofden bespreken, want de woensdagmiddag is natuurlijk heilig voor het onderwijzend personeel. Mevrouw de voorzitter. De heer Goote heeft de sug gestie gedaan om een speciale commissie in het leven te roepen die de onderwijszaken in de gemeente zou kunnen begeleiden. Dat zou weer een nieuwe com missie zijn die zich met onderwijszaken gaat bezig houden. Ik geloof dat er op onderwijsgebied nogal wat commissies bestaan: de schoolraad, de regionale schoolraad, de onderwijscommissie en de commissie van schoolhoofden. Het zal, wanneer er nu nog weer een nieuwe commissie moet komen, wel moeilijk zijn om de inspraak zodanig te regelen dat er ook nog iets uit de bus komt. Wij moeten ervoor oppassen niet verstrikt te raken in allerlei commissies, terwijl er bij het onderwijs reeds zo veel inspraakmogelijkheden zijn. De heer Goote heeft aangedrongen op verbetering van het functioneren van de onderwijscommissie. Het verheugt mij dat hij in zijn betoog het woord „soms" heeft gebruikt. Inderdaad is het de laatste tijd een paar keer voorgekomen dat bepaalde stukken wat laat

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 402