wordt eeuwigen dagen te moeten verkopen tegenover degenen die op de achterterreinen een bedrijfsbebouwing wil len realiseren. Daarom hebben wij ons nog eens tot rijks waterstaat gewend met de vraag welke plannen er be staan met betrekking tot de Amersfoortsestraat en wat de visie is op de uitwegen op die straat. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter! Ik wijs de heer Van Poppelen erop, dat de Grote Melmweg voor het bestuur van het woonwagenschap (daarin heeft de coördinatie commissie een plaats) anderhalfjaar geleden een volstrekt aanvaardbare plaats was. Het is waar dat er treinen langs de Grote Melmweg rijden, maar door het aanbrengen van een begroeiing kan het kamp aan het oog worden onttrokken, Wat de heer Van Poppelen onder „knutselen" verstaat is ten strengste verboden in de nieuwe regeling. De heer VAN POPPELEN: Kom nou! Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Betrokkenen dienen zich aan het bepaalde in de verordening te houden; wij moeten niet al van tevo ren zeggen, dat er zaken zullen zijn die uit de hand zul len lopen. Overeengekomen is dat er een centraal sloop- terrein moet komen en ik vind dat wij daarvan moeten uitgaan. Ik wijs de heer Van Poppelen erop, dat de commissie ruimtelijke ordening een plaats op andere gronden be kijkt dan de commissie maatschappelijk werk; er is wel degelijk sprake van een maatschappelijk gebeuren, ook wat de keuze van de plaats betreft. Er dient te worden gedacht aan de mogelijkheid van contact met andere bevolkingsgroepen, Het ligt in de lijn der verwachtingen dat er - waar het woonwagenkamp ook wordt gevestigd - bezwaren van omwonenden zullen komen Er loopt op het ogenblik een procedure bij gedeputeerde staten; waarschijnlijk wordt morgen uitspraak gedaan. Een woonwagenbewoner uit het kamp Utrecht heeft krachtens artikel 10 van de nieuwe Woonwagenwet een procedure aangespannen tegen de gemeente Maartens dijk; betrokkene eist een standplaats op in de gemeente Maartensdijk. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Het geen de wethouder heeft gezegd heeft mij niet zo bar geïmponeerd; ik ben er niet van ondersteboven. Ook wij menen dat de woonwagenbewoners een goede plaats moeten hebben. Het vinden van een goede plaats is geen eenvoudige zaak. Ik heb reeds tijdens de algeme ne beschouwingen gezegd wat de mening van mijn frac tie is. Bovendien heb ik onze argumenten naar voren ge bracht. Het is niet mijn bedoeling om thans over de plaats van het woonwagenkamp te gaan debatteren; ik meen dat deze kwestie beter eerst in de commissie ruimtelijke ordening kan worden uitgepraat. De VOORZITTER: Het kan best zijn, dat de inzichten van de commissie ruimtelijke ordening en de inzichten van de commissie maatschappelijk werk niet overeen stemmen, In dat geval zullen wij ons nader moeten be raden, want wanneer wij geen plaats aanwijzen, zal er waarschijnlijk een aanwijzing volgen De heer VAN POPPELEN: Dat heb ik niet gezegd De VOORZITTER: Dat weet ik, maar ik heb vanuit de commissie ruimtelijke ordening het geluid gehoord, dat wij de zaak nog maar even moeten aankijken. Het is duidelijk dat deze zaak op het ogenblik vanuit maat schappelijk oogpunt anders wordt bekeken dan uit een oogpunt van ruimtelijke ordening. Vandaag zijn de beide commissies nog niet tot elkaar gekomen. Hoofdstuk V, volkshuisvesting, wordt zonder hoofde lijke stemming voorlopig vastgesteld, Hoofdstuk IV, Volksgezondheid De heer STAM: Mevrouw de voorzitter! Wij steunen de plannen die er in Soesterberg zijn ten aanzien van de kleutertandverzorging, Onze wens is dat deze plannen zo spoedig mogelijk in daden worden omgezet. Ook aan gezondheidsvoorlichting zal de nodige aandacht moeten worden besteed. Daarbij moet onzes inziens het gezin centraal staan. Van daaruit zal aandacht moe ten worden geschonken aan goede voeding etc Zonder die medewerking zal geen goed gezondheidsbeleid zijn op te bouwen. Via consultatiebureaus zal daaraan blij vend moeten worden gewerkt. Daarop aansluitend zal voorlichting op de basisscholen moeten plaatsvinden. Daarop zal bij de schoolartsendienst moeten worden aangedrongen. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter! Ik wil ten aanzien van de gezondheids zorg nogmaals uitspreken, dat mijn fractie belang hecht aan de totstandkoming van een districtsgezond heidsdienst. Over de vorderingen hiervan zijn wij onge rust, Reeds in 1971 is voor de bestudering van dit punt een ambtelijke commissie uit de Eemlandgemeenten in gesteld In 1974 is door deze commissie een positief advies uitgebracht. Nu, vier jaar na de instelling van de commissie, menen wij uit de nota van aanbieding te be grijpen, dat realisering ook in 1976 nog niet in het vooruitzicht ligt Wij kunnen vaststellen dat de behoefte aan een districts gezondheidsdienst in het afgelopen jaar extra is toege nomen als gevolg van de komst van zo veel van oorsprong Surinaamse Nederlanders naar Soest, de reeds langer bestaande situatie dat er relatief veel buitenlandse werk nemers in Soest woonachtig zijn en de veranderde maat schappelijke opvattingen Wij vertrouwen erop dat het college al het mogelijk zal doen om de totstandkoming van de districtsgezondheidsdienst te bespoedigen. Kun nen burgemeester en wethouders mededelen hoeveel Eemlandgemeenten zich inmiddels hebben uitgesproken om in principe met de oprichting van deze dienst akkoord te gaan? Tijdens de begrotingsbehandeling 1975 heb ik gepleit voor een integratie van de eerste-lijnstaken, Naar mijn mening is het nog steeds dringend noodzakelijk dat het college initiatieven ontplooit om deze integratie te be reiken en kaders schept waarbinnen deze integratie mogelijk wordt, Vorig jaar heb ik de suggestie gedaan om het op te richten centrum te Soesterberg het karak ter te geven van een experiment op dit gebied dat, in dien het slaagt, mogelijk als model kan fungeren voor in de toekomst op te richten centra elders in de gemeen te, Heeft het college deze suggestie meegegeven aan de werkgroep? Nogmaals wil ik er bij het college op aandrmgen om in de aangekondigde nota welzijn aandacht te besteden aan de in mijn beschouwing bij de begroting 1975 ge noemde drie alternatieven voor mogelijkheden van eerste-lijnsactiviteiten. Ik heb vernomen dat ziekenfondsverzekerden in Soest nog steeds problemen hebben met het vinden van een tandarts. Het blijkt dat door het ziekenfonds namen van tandartsen worden opgegeven, terwijl deze tandart sen te kennen geven geen cliënten meer te kunnen of te willen aannemen. Is dat inderdaad het geval? Zo neen, wil het college dan nagaan of hetgeen ik heb gehoord 415

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 416