of avond moeten worden uitgetrokken om de pro blemen diep door te spreken. De twee raadsleden in het georganiseerd overleg hebben beiden een plaatsvervanger. Dat betekent dat er vier mensen zijn in onze gemeenteraad die zich bezighouden met deze materie. Ik meen dat de portefeuillehouder de problemen met deze vier mensen goed moet gaan doorspreken. In dat overleg zal de portefeuillehouder van advies kunnen worden gediend over andere aan de orde zijnde zaken. Ik zou graag zien dat daarme de een proef wordt genomen. Mevrouw Van Gelder kan dan altijd volgend jaar nog op haar suggestie terugkomen. Ik meen dat mijn suggestie voor dit moment een goed compromis is, omdat de gemeen telijke vertegenwoordigers in het georganiseerd over leg wel direct zijn betrokken bij de rechtspositie van de ambtenaren. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter! Met uw suggestie kan ik akkoord gaan, want de zaak is dan in beweging. Ik meen dat alleen de P.v.d.A. en het C.D.A. met leden en plaatsvervangende leden in het georganiseerd overleg zijn vertegenwoordigd. Misschien dat dat... De VOORZITTER: Mevrouw Oranje is plaatsvervang ster en de heer Van den Brakel is plaatsvervanger. De heer Verheus en mevrouw Van Gelder zitten in het georganiseerd overleg. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter! De heer Lange heeft zich afgevraagd of er wel voldoende deskundigheid zal kunnen zijn in een commissie personeel en organisatie. Dat is het probleem met het hele raadswerk. Ik vraag mij af of het aanwezig zijn van te weinig deskundigheid een overweging zou moeten zijn om geen commissie personeel en organisatie op te richten. Kunnen wij dan niet beter ook alle andere commissies opheffen? Waarover praten wij dan nog? De vraag of een commissie personeel en organisatie te ver zou afstaan van het personeel is afhankelijk van de wijze waarop die commissie functioneert. Ik zal nog graag een reactie krijgen van het college op hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd over de aanstelling van de ambtenaar die zal worden be last met de maatschappelijke begeleiding van het per soneel. Bovendien is niet gereageerd op mijn opmerking ter zake de ideeënbuscommissie. De VOORZITTER: Dames en heren! Het zal me vrouw Van Gelder bekend zijn, dat wij voor aanstel ling van een bedrijfsmaatschappelijk werker zijn. De ze ambtenaar zal natuurlijk onafhankelijk moeten kunnen optreden; wij menen zelfs dat hij niet alles behoeft te vertellen aan het college of aan wie dan ook. De aan te stellen ambtenaar willen wij als ver- trouwensfiguur zien voor ons personeel en dat bete kent dat met hem bepaalde noden moeten kunnen worden besproken. Wij vinden dat sommige informa tie binnen een uitermate beperkte kring - vier ogen - moet kunnen blijven. De betrokken man of vrouw zal ons een advies moeten kunnen geven zonder dat degenen die de beslissing moeten nemen de achter gronden voor de volle honderd procent kennen. Zo ver zou ik willen gaan, want anders zou de veel be sproken privacy van de mensen in gevaar kunnen komen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dat ben ik helemaal met u eens! De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Wij hebben ons afgevraagd of wij als gevolg van het functiewaarderingsonderzoek niet de kans lopen dat bepaalde mensen, die heel goed zijn, niet kunnen promoveren, waardoor zij uit onze gemeente vertrek ken. De VOORZITTER: Ik geloof niet dat dat meer of minder wordt als gevolg van het functiewaarderings onderzoek. Wij dienen ons te houden aan de voorschriften van het ministerie van binnenlandse zaken. Wij zouden bijvoorbeeld geen toestemming krijgen om in onze gemeente twintig referendarissen aan te stellen. Het gevolg zou zijn dat de betrokken begrotingspost niet wordt goedgekeurd. Het ministerie stelt wat de hoog te van de functies betreft bepaalde normen. De heer VAN POPPELEN: Naarmate een afdeling groter wordt, zullen er meer promotiemogelijkheden zijn, maar op een kleine afdeling zullen er - ook voor zeer goede ambtenaren - weinig promotiemoge lijkheden zijn. De VOORZITTER: Dat is altijd het geval en dat kunnen wij bewijzen met een aantal voorbeelden. De eerste man op het bureau ruimtelijke ordening is bepaald niet bij ons weggegaan, omdat hij het bij ons niet naar zijn zin had. Hij zat ingebouwd in de formatie van zijn afdeling. Tegen sommige ambtena ren zouden wij in feite zelfs moeten zeggen, dat zij beter doen om naar elders te solliciteren, omdat er voor hen geen perspectief is in onze gemeente. De heer VAN AALST: Het ware natuurlijk wenselijk, wanneer alle gemeenten met dit systeem werkten, want dan zou er sprake zijn van een klare zaak. De VOORZITTER: Neen, ook dan is er geen spra ke van een klare zaak. In een grotere gemeente zijn er natuurlijk meer mogelijkheden, maar ook in een grote gemeente kan het voorkomen, dat een goede ambtenaar geen promotiemogelijkheden heeft. Veel ambtenaren studeren en behalen diploma's, maar het is mogelijk dat zij op een afdeling zitten waar zij niet kunnen doorschuiven, tenzij de hoogste weggaat. Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Ik heb geen idee over de ideeënbus en ik heb het idee dat mevrouw Van Gelder er ook geen idee in ziet. Uit de ideeënbus voor het personeel komt niets; evenals mevrouw Van Gelder meen ik, dat de idee enbus wel weg kan. Wij hebben nog twee ideeënbussen in de gemeente; deze hangen in Soesterberg en in Soest in het post kantoor. In 1971 zaten er zeven werkelijke ideeën in deze ideeënbussen, negen en veertig in 1972, acht en twintig in 1973, elf in 1974 en zeven in 1975. Er is derhalve een piek geweest in 1972 en sinds 1973 loopt het aantal ideeën terug. Wij hebben de indruk dat die terugloop een gevolg is van de politieke so- zen die tegenwoordig worden georganiseerd. Veel ideeën komen thans op een andere plaats terecht. De ingebrachte ideeën hebben meestal betrekking op verkeersproblemen en dergelijke. De VOORZITTER: Meent u, mijnheer Hoekstra, dat die beide bussen nog maar een tijdje moeten blijven hangen? Wethouder HOEKSTRA: Heb ik ook geen idee van! De heer DE WILDE: Wordt de ideeënbuscommissie nu wel of niet opgeheven? 427

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 428