Ik geef de heer Visser thans gelegenheid zijn vragen
nader toe te lichten,
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
een exemplaar van „Op 't Hoogt" voor mij en daarin
staat, dat de antwoorden vóór 1 maart 1970 moeten
zijn ingezonden.
De VOORZITTER: Dat moet 1976 zijn.
De heer VISSER: U hebt de lijst derhalve niet uit een
oud laatje opgediept? Er is gewoon sprake van een
drukfout?
De VOORZITTER: Ja.
De heer VISSER: Mijn eigen exemplaar vermeldt
1 maart 1976; waarschijnlijk heb ik een tweede druk.
Ik wacht thans graag eerst even het antwoord van het
college af.
De VOORZITTER: Dames en heren! Er is een eerste
druk van „Op 't Hoogt" geweest en een tweede druk.
Tijdens het drukken bleek er een tweetal drukfouten
in het blad te staan, maar wij vonden het niet nodig
het aantal reeds vervaardigde exemplaren te laten ver
nietigen.
De vragen zijn verzonnen, samengesteld en geredi
geerd door degene die ons ontwikkelingsplan in eerste
instantie heeft geschreven. Dat is dezelfde die vorige
week tijdens de begrotingsbehandeling van de heer
Visser lof in ontvangst mocht nemen voor onder meer
het duidelijke cijfermateriaal.
Aan de samenstelling van de vragenlijst is medege
werkt door de sociaal-geograaf en demograaf van het
bureau O.D. Bovendien heeft de mijnheer die de hoge
lof van de heer Visser heeft gekregen, contacten met
twee werkgroepen die zijn gespecialiseerd in inspraak-
werk. Overigens is met deze adviseurs in een groter
verband gesproken dan alleen over deze vragen.
De vragen zijn in het college besproken. Ik wil niet
beweren dat ze in het college zijn vastgesteld, want
wij werken niet op die manier. De vragen zijn door
het college en de externe adviseurs van commentaar
voorzien en daarna opnieuw besproken in de werk
groep die het ontwikkelingsplan samenstelt.
De vragen zijn niet expliciet ter sprake gekomen in de
commissie ruimtelijke ordening, maar de lange vragen
lijst wel en van die lijst zijn de vragen van de korte
vragenlijst de meest saillante. De commissie ruimtelij
ke ordening had geadviseerd een korte vragenlijst te
maken.
Wij zijn niet bereid de vragen te veranderen. Wel zijn
wij altijd bereid om de vragen te verduidelijken of toe
te lichten. Iedereen kan ook in „Op 't Hoogt" lezen
dat er op 28 januari 1976 een informatieve bijeen
komst zal zijn. Tijdens die bijeenkomst kunnen vra
gen worden verduidelijkt of toegelicht.
De enquete wordt van dag tot dag bijgewerkt. Tot van
morgen zijn er 97 antwoorden binnengekomen, De
uitkomsten worden verwerkt en ze zullen bij het op
stellen van de raamstructuur uiteraard aan de orde
komen.
Uiteindelijk zal de raad het ontwikkelingsplan moe
ten vaststellen. Daarbij zal rekening moeten worden
gehouden met alle gegevens die voorhanden zijn ge
komen.
Wij zien uit naar een plek waar wij permanent allerlei
kaartmateriaal ter inzage kunnen leggen en fotoko
pieën van de enquete.
De heer VISSER: U suggereert dat ik kritiek zou heb
ben op degene die de vragen heeft gemaakt.
De VOORZITTER: Neen,
De heer VISSER: U hebt gezegd dat ik aan degene die
de vragen heeft samengesteld, tijdens de begrotings
behandeling lof heb toegezwaaid voor de wijze waarop
hij een aantal gegevens op een rijtje heeft gezet. Het
stellen van vragen is echter een heel andere zaak en
men zal begrijpen, dat ik over de wijze waarop dat is
gebeurd nogal ontevreden ben. Er is echter antwoord
gegeven op mijn vragen,
De VOORZITTER: Dames en heren! Een tweede se
rie vragen is afkomstig van de heer Van den Brakel.
Deze vragen hebben betrekking op het bouwen door
de Stichting Eigen Woningbezit. De vragen luiden:
„Is het waar dat daar ter plaatse woningen worden
gebouwd in strijd met de door het gemeentebestuur
afgegeven bouwvergunning en de bouwverordening?
Zo ja, waaruit bestaat deze strijdigheid?
Wat doen B en W om te bevorderen dat deze wonin
gen in overeenstemming met de geldende bouwvoor
schriften tot stand zullen komen?
Is er tijdens de bouw van deze woningen dan wel vol
doende toezicht geweest?"
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit
ter! De vragen hebben betrekking op woningen van
de Stichting Eigen Woningbezit in Overhees die wor
den gebouwd door bouwbedrijf Verwelius uit Huizen.
Uit een krantebericht is mij gebleken dat de funderin
gen 2 cm smaller zijn dan is voorgeschreven, terwijl
kozijnen zijn weggelaten. Het lijkt mogelijk dat er
daardoor onvoldoende daglicht in de woningen komt,
waardoor het rijk subsidie kan weigeren.
Er is sprake van een groot complex en ik vraag mij af
wat het voordeel van de aannemer is om de fundering
van iedere woning 2 cm smaller te maken. Daarmede
bespaart hij verschillende kubieke meters beton en be
ton is tegenwoordig ook zo goedkoop niet meer. Ik
weet niet of het bespaarde bedrag op de kostprijs in
mindering wordt gebracht. De stichting heeft in dit
verband gezegd dat de funderingen nu zijn voorzien
van 2 cm isolatiemateriaal, maar een plaat isolatiema
teriaal is natuurlijk geen fundering. Ik vraag mij af
hoe het mogelijk is dat dergelijke dingen kunnen ge
beuren, want ik meen dat bouw- en woningtoezicht
intensief controleert.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter!
Er worden in Overhees inderdaad woningen gebouwd
die in strijd zijn met de door het gemeentebestuur af
gegeven bouwvergunning en de bouwverordening.
De strijdigheid is door bouw- en woningtoezicht ge
constateerd, Op de tekening staat een kozijn met een
bepaalde vulling, maar in plaats van de vulling worden
schrootjes aangebracht in het onderste gedeelte en in
het bovenste gedeelte een raam. Dat is op de tekening
echter niet helemaal duidelijk te zien.
Bouw- en woningtoezicht heeft onmiddellijk na con
statering van de afwijkingen een brief geschreven aan
de stichting. Daarin wordt medegedeeld dat wordt ge
handeld in strijd met artikel 14 van de bouwverorde
ning.
Er is tijdens de bouw voldoende toezicht geweest,
want de afwijkingen waren reeds door bouw- en wo
ningtoezicht geconstateerd voordat de kopers wat in
de gaten hadden.
Inmiddels zijn ook de kopers attent geworden. Gister
middag heb ik enkelen van hen zeker één uur op mijn